ECLI:NL:RBROT:2019:10923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
10/079917-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van twee wapens op de openbare weg

Op 24 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te Curaçao, die op 3 april 2019 te Rotterdam twee wapens voorhanden had. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman G.A.J. Purperhart. De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en heeft de feiten zonder nadere motivering bewezen verklaard. De verdachte had een vuurwapen, een dubbelloops schietblok, en een vlindermes bij zich op de openbare weg. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerd bezit van wapens en munitie een ernstig risico met zich meebrengt en dat hiertegen streng moet worden opgetreden.

De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van drie maanden op te leggen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich tijdens de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is een taakstraf van 200 uren opgelegd, waarbij de Reclassering Nederland de werkzaamheden zal bepalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. C.H. van Breevoort-de Bruin als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/079917-19
Datum uitspraak: 24 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
raadsman G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een verplichting tot ambulante behandeling.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen om die reden zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 3 april 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen (te weten een dubbelloops schietblok) in de zin
van artikel 1, lid 1, onder 3º van die wet, dat uiterlijk geleek op een
ander voorwerp dan een wapen (namelijk op een sleutelhanger),
merk/type onbekend, kaliber .22, en 4 bijbehorende kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.
2.
hij op 3 april 2019 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad
en heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie

2..handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 3 april 2019 op de openbare weg twee wapens voorhanden gehad, namelijk een vlindermes en een dubbelloops schietblok met de daarbij behorende munitie. Deze wapens droeg hij bij zich toen hij werd aangehouden naar aanleiding van een opstootje op straat. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. Het ongecontroleerd bezit van wapens en munitie levert in het algemeen het risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Hiertegen dient dan ook streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de vroeghulprapportage van Reclassering Nederland van 8 april 2019.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte hiertoe aanleiding geven.
In plaats daarvan worden een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de proeftijd van een eerdere veroordeling nog loopt en hieraan bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten tot de bijzondere voorwaarden zoals deze door de officier van justitie zijn gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderd tweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen (te weten een dubbelloops schietblok) in de zin
van artikel 1, lid 1, onder 3º van die wet, dat uiterlijk geleek op een
ander voorwerp dan een wapen (namelijk op een sleutelhanger),
merk/type onbekend, kaliber .22, en/of
4 bijbehorende kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 3 april 2019 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad
en/of heeft gedragen.