ECLI:NL:RBROT:2019:10938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
10/173059-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet

Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam een vuurwapen en een grote hoeveelheid verdovende middelen voorhanden had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar verklaarde andere feiten bewezen, waaronder het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, amfetamine, MDMA, oxycodon en GHB. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten, de risico's voor de veiligheid van anderen en de overlast die het gebruik van verdovende middelen met zich meebrengt. De verdachte had zich laten leiden door financieel gewin en de combinatie van wapens en verdovende middelen was bijzonder zorgwekkend. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn openheid tijdens het onderzoek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/173059-19
Datum uitspraak: 1 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van hennepolie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Medeplegen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten (ook) samen met een ander heeft begaan. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Hennepolie
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank ook van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte de onder 2 ten laste gelegde hennepolie voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hieronder bewezen is verklaard, is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk/type Arma Mini Ero, kaliber 9mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 934,6 gram, bevattende amfetamine, en
ongeveer 1404.4 gram, bevattende MDMA en
470 tabletten, bevattende oxycodon, en
36,5 gram, bevattende GHB, zijnde amfetamine, MDMA, oxycodon en GHB, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en vervaardigd hoeveelhedenvan een materiaal bevattende) GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam , twee wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten tweestroomstootwapens zijnde voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een grote hoeveelheid verdovende middelen voorhanden gehad en in een periode van in elk geval ruim 2 weken GHB bereid en bewerkt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de verdovende middelen wilde verhandelen. Dergelijke verdovende middelen zijn zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien veroorzaken de handel en het gebruik van verdovende middelen overlast voor de omgeving, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. De verdachte heeft zich echter laten leiden door het verwachte finaniceel gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte twee stroomstootwapens, een geladen pistoolmitrailleur en zeven daarbij behorende kogelpatronen aanwezig gehad. Het voorhanden hebben van met name een zeer zwaar en gevaarlijk aanvalswapen als een pistoolmitrailleur, brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Het feit dat de stroomstootwapens en de pistoolmitrailleur met bijbehorende kogelpatronen zijn aangetroffen in combinatie met een grote hoeveelheid verdovende middelen is extra zorgwekkend en zeer ernstig. Deze zorgelijke omstandigheden rekent de rechtbank in strafverzwarende zin mee en rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een straf die – voor wat betreft het voorhanden hebben van de pistoolmitrailleur met munitie - uitgaat boven de straf genoemd in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren. In dat licht bezien is de vordering van de officier van justitie redelijk.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de partiële vrijspraak, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze zijn geschetst door de verdediging, en de omstandigheid dat de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en zijn medewerking heeft verleend aan het onderzoek van de politie.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank zal daarvan echter een gedeelte in voorwaardelijke vorm opleggen, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en E.E. de Feijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam, tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk/type Arma Mini Ero, kaliber 9mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 934,6 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine, en/of
(ongeveer) 1404.4 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of
(ongeveer) 470 tabletten, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende oxycodon, en/of
(ongeveer) 15 milliliter, in elk geval (een) hoeveelheid van een materiaal bevattende hennepolie, en/of
(ongeveer) 36,5 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende GHB,
zijnde amfetamine, MDMA, oxycodon, hennepolie en/of GHB (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd
(een) hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende) GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Hardinxveld-Giessendam tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten twee, althans een stroomstootwapen(s) zijnde (een) voorwerp(en) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.