ECLI:NL:RBROT:2019:1203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
ROT 18/2042
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke toetsing van een verkeersbesluit tot instelling van eenrichtingsverkeer op de Veersedijk te Hendrik-Ido-Ambacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht. Het college had op 20 november 2017 eenrichtingsverkeer ingesteld op de Veersedijk, wat leidde tot bezwaren van verschillende bedrijven in de omgeving. De eisers, die detailhandelbedrijven zijn gevestigd aan de Veersedijk, voerden aan dat het verkeersbesluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat het hen onevenredig benadeelde. Ze stelden dat de besluitvorming niet transparant was en dat hun belangen onvoldoende waren meegewogen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bij de totstandkoming van het verkeersbesluit een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Er zijn verschillende rapporten en adviezen ingediend, waaronder een risicoanalyse van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) en een verkeersstudie van Goudappel Coffeng. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had aangetoond dat de verkeersveiligheid en de bruikbaarheid van de weg gewaarborgd waren door het instellen van eenrichtingsverkeer. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers, waaronder claims van schade en onzorgvuldige besluitvorming, verworpen en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank concludeerde dat de negatieve gevolgen voor de detailhandelsbedrijven niet onevenredig waren in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen. De rechtbank heeft de belangenafweging van het college als redelijk beoordeeld en oordeelde dat er geen aanleiding was om het onderzoek te heropenen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/2042

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2019 in de zaak tussen

[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7]en
[eiser 8], te [woonplaats] , eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, verweerder,
gemachtigde: O. Baya-Ghardache.

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eenrichtingsverkeer ingesteld op de Veersedijk te Hendrik-Ido-Ambacht, vanaf de Veerweg richting De Schenkel, door middel van het plaatsen van verkeersborden en onderborden.
Bij besluit van 20 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2019. Namens eisers is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam projectleider] (projectleider), [naam beleidsadviseur] (beleidsadviseur) en [naam adviseur] (adviseur van Goudappel-Coffeng). Tevens was aanwezig als getuige [naam getuige] .

Overwegingen

1. Eisers zijn (detailhandel)bedrijven die zijn gevestigd aan de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] te Hendrik-Ido-Ambacht op het bedrijventerrein “Antoniapolder”. De gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht heeft op 6 juni 2016 het raadsbesluit genomen tot het vaststellen van de “Stedenbouwkundige visie Antoniapolder Plus”, als kader voor verdere ontwikkeling van het gebied. In opdracht van verweerder heeft extern adviesbureau Goudappel Coffeng onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om de verkeersdruk op de Veersedijk, tussen de Antoniuslaan en De Schenkel, te beperken. Goudappel Coffeng heeft op 2 september 2016 het rapport “Quick Scan beperken verkeersdruk Veersedijk” uitgebracht, waarin als voorkeursmaatregel is genoemd het instellen van eenrichtingsverkeer op de Veersedijk in combinatie met het doortrekken van de middenberm op het Noordeinde. Omdat tijdens een inloopbijeenkomst op 28 juni 2017 diverse bedrijven hun zorgen hebben geuit over het verlies aan klanten en inkomen door het instellen van eenrichtingsverkeer, heeft verweerder extern adviesbureau Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) gevraagd een risicoanalyse te maken van de invloed van de voorgenomen verkeersmaatregel op de gevestigde bedrijven. In september 2017 heeft SAOZ het rapport “Risicoanalyse Nadeelcompensatie” uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat de voorgenomen verkeersmaatregelen geringe tot beperkte negatieve gevolgen zullen hebben voor de bedrijven aan de [straatnaam 1] . Deze gevolgen in financiële zin zijn zodanig beperkt dat deze het normaal maatschappelijk risico niet zullen overstijgen. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, met als motivering dat met het instellen van eenrichtingsverkeer op de Veersedijk de bereikbaarheid, bruikbaarheid en veiligheid wordt gewaarborgd. Op
11 december 2017 heeft een verkeersadviseur van de politie namens de korpschef positief advies uitgebracht over het verkeersbesluit.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het verkeersbesluit met inachtneming van het rapport van Goudappel Coffeng en met afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid kon worden genomen. Verweerder stelt dat voorafgaand aan de uiteindelijke besluitvorming over de wijziging van de verkeersstructuur op de Veersedijk een aantal ambtelijke overleggen hebben plaatsgevonden. Gezien het verkeersbelang van de verkeersmaatregelen is ook de politie hierbij in een vroegtijdig stadium betrokken. De verkeersadviseur van de politie heeft zijn inbreng gehad tijdens overleggen op 10 april 2017 en 31 mei 2017. Verweerder stelt dat het verkeersbesluit aan de politie is doorgestuurd ter vaststelling van het eerdere overlegtraject. Daardoor is het schriftelijke positieve advies van de politie van een latere datum dan het verkeersbesluit. Volgens verweerder doet dit evenwel niets af aan het verkeersbesluit, aangezien de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd.
3. Eisers voeren aan dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, en van onbehoorlijk bestuur. Het verkeersbesluit heeft voor hen gevolgen die disproportioneel zijn. Volgens eisers is verweerder ten onrechte aan hun bezwaren en aangereikte oplossingen voorbij gegaan. Zij stellen dat verweerder nooit inhoudelijk heeft gereageerd op hun brief van 18 april 2017 en dat geen enkele keer sprake is geweest van inspraak. Volgens eisers had verweerder moeten kiezen voor een proefperiode om het voorgestane eenrichtingsverkeer te testen, zodat op basis van de praktijk conclusies konden worden getrokken. Eisers verbazen zich erover dat zij niet zijn betrokken bij de “Quick Scan” van Goudappel Coffeng, aangezien zij menen de ervaringsdeskundigen te zijn. Voorts voeren eisers aan dat het rapport van SAOZ inhoudelijk niet deugt. Eisers stellen dat de door Goudappel Coffeng te verwachten verkeersafname met circa 90% duidelijk afbreuk doet aan de zichtbaarheidsfunctie van hun showrooms. Zij zijn hiervan voor hun omzet in meer of mindere mate afhankelijk. De conclusie van SAOZ dat zij nagenoeg geen nadeel zullen ondervinden van het eenrichtingsverkeer, achten eisers dan ook merkwaardig. Dat zij ter compensatie van hun omzet reclame(campagnes) zouden moeten voeren, is volgens eisers kostbaar en dient volgens hen onderdeel te zijn van de te verwachten planschade. Volgens eisers leidt de herinrichting van de Veersedijk ertoe dat de bereikbaarheid van hun bedrijven voor hun klanten en leveranciers wordt aangetast en dat er gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan. Eisers stellen dat de Veersedijk onderdeel uitmaakt van het “Bedrijventerrein Antoniapolder” en dat rekening dient te worden gehouden met de logistieke bereikbaarheid van de bedrijfspanden. Zij hebben daartoe investeringen gedaan, die hun waarde nu geheel hebben verloren. Verder stellen eisers dat er aan de in de oudere wijken gelegen woningen schade is ontstaan door het genomen verkeersbesluit. Er zijn namelijk scheuren in gevels ontstaan door toegenomen vrachtverkeer. Ter ondersteuning van hun beroep hebben eisers onder meer diverse foto’s overgelegd.
4.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Op grond van artikel 18, derde lid, van de WVW 1994 worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.
4.2.
Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
5. De rechtbank stelt voorop dat uitsluitend ter beoordeling voorligt het op de Veersedijk vanaf de Veerweg richting De Schenkel ingestelde eenrichtingsverkeer. Voor zover de beroepsgronden van eisers zijn gericht tegen de herprofilering en herinrichting van de Veersedijk en de daarbij getroffen (overige) verkeersmaatregelen, gaan deze beroepsgronden de omvang van dit geding te buiten, zodat de rechtbank deze verder onbesproken zal laten.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling; bijvoorbeeld de uitspraak van 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1713) volgt dat aan het college bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de begrippen ‘veiligheid op de weg’, ‘bruikbaarheid van de weg’ en ‘vrijheid van het verkeer’. Voorts is het aan het college om de verschillende belangen die aan de orde komen bij het nemen van een dergelijk besluit tegen elkaar af te wegen om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de WVW 1994 vermelde belangen het nemen van welke verkeersmaatregel vergen. De rechter moet zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend opstellen en moet toetsen of de uitleg die het bestuursorgaan aan deze begrippen heeft gegeven, de grenzen van een redelijke wetsuitleg te buiten gaat. Daarnaast beoordeelt de rechter of het besluit niet anderszins in strijd is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat het college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Verder heeft de Afdeling overwogen dat het college niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
7. De rechtbank overweegt allereerst dat zij geen aanleiding ziet om het onderzoek te heropenen voor een onderzoek ter plaatse. Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank voldoende ingelicht om uitspraak te kunnen doen.
8. In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, de onder 6 weergegeven rechterlijke toetsing niet kan doorstaan. Het bestreden besluit, waarbij het verkeersbesluit is gehandhaafd, kan volgens de rechtbank in stand blijven. Voor dat oordeel heeft de rechtbank de afzonderlijke beroepsgronden van eisers beoordeeld.
Totstandkoming van het verkeersbesluit.
8.1.
Uit de door verweerder gegeven toelichting en overgelegde stukken blijkt volgens de rechtbank dat een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat er voldoende inspraakmomenten zijn geweest voor de betrokken bedrijven en bewoners aan de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] , waarbij zij hun belangen naar voren hebben kunnen brengen. De bewoners zijn door verweerder bij brieven van 17 mei 2016 en 16 december 2016 geïnformeerd over de reconstructie van de Nijverheidsweg en de invloed hiervan op de verkeersafwikkeling op de Veersedijk. Bij brief van 26 januari 2017 heeft verweerder hen in de gelegenheid gesteld om wensen of ideeën voor de herinrichting van de Veersedijk kenbaar te maken, waarna verweerder hen bij brief van 29 maart 2017 heeft medegedeeld dat er veertien reacties zijn ontvangen. Eisers hebben vervolgens bij brief van 18 april 2017 hun zorgen geuit over het voornemen van verweerder om eenrichtingsverkeer in te stellen. Door verweerder is hierop bij brief van 17 mei 2017 gereageerd, waarna hij de betrokken bedrijven en bewoners een toelichting heeft gegeven op het schetsontwerp en heeft uitgenodigd voor een inloopbijeenkomst op 28 juni 2017. Naar aanleiding van reacties op de inloopbijeenkomst zijn de inritten van de bedrijven aangepast ter verbetering van de bereikbaarheid voor vrachtwagens. Bij brieven van 18 juli 2017, 28 september 2017 en 20 november 2017 heeft verweerder de bedrijven en bewoners geïnformeerd over de voortgang van de herinrichting. Daarnaast hebben in december 2017 diverse overleggen plaatsgevonden tussen medewerkers van verweerder en eisers. Verder heeft verweerder toegelicht dat ter voorbereiding van het instellen van eenrichtingsverkeer modelstudies hebben plaatsgevonden, alsmede diverse overleggen met de politie en stedenbouwkundigen. Tevens heeft contact plaatsgevonden met de Vereniging van Ambachtse Ondernemers (VAO) en de Fietsersbond. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet hierop dan ook geen sprake van onbehoorlijk bestuur of een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. De stelling van eisers dat een proefperiode had moeten worden ingesteld om het voorgenomen eenrichtingsverkeer te testen, volgt de rechtbank niet. In opdracht van verweerder heeft Goudappel Coffeng immers verschillende varianten onderzocht en door middel van computersimulaties inzage gekregen in de te verwachten verkeersintensiteit en verkeersstromen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat het advies van Goudappel Coffeng niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, niet concludent is of anderszins onjuist is.
De belangenafweging bij het ingestelde eenrichtingsverkeer.
8.2.
Verweerder heeft toegelicht dat het instellen van eenrichtingsverkeer op de Veersedijk op macroniveau (gemeentelijk en algemeen belang) van essentieel belang is door de aanleg/doortrekking van het Noordeinde. Met het instellen van eenrichtingsverkeer wordt het gebruik van de Veersedijk door doorgaand verkeer als sluiproute ontmoedigd en wordt het verkeer gestimuleerd gebruik te maken van de route Teunis Stooplaan-Noordeinde. Verweerder heeft afdoende toegelicht dat de maatregel de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer verbetert. De route Teunis Stooplaan-Noordeinde is, anders dan de Veersedijk die een erftoegangsweg is, ingericht om grote hoeveelheden verkeer op een veilige manier te verwerken mede omdat langzaam en gemotoriseerd verkeer is gescheiden. Gelet op de door verweerder gegeven toelichting is de vastgestelde wegencategorisering van het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan 2009 gebaseerd op de uitgangspunten uit het programma “Duurzaam Veilig” van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), waaruit blijkt dat het concentreren van autoverkeer op hoofdwegen bijdraagt aan het verbeteren van de verkeersveiligheid. Nu door het instellen van eenrichtingsverkeer het gebruik van de route Teunis Stooplaan-Noordeinde wordt gestimuleerd, wordt daarmee bovendien de bruikbaarheid van deze weg gewaarborgd. Eisers hebben daartegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het instellen van eenrichtingsverkeer een onveilige situatie voor weggebruikers, in het bijzonder voor fietsers, tot gevolg heeft. De door hen overgelegde foto’s en de ter zitting afgelegde getuigeverklaring zijn onvoldoende om aan het positieve advies van de politie voorbij te gaan.
De omstandigheid dat door het instellen van eenrichtingsverkeer voor de bedrijven en bewoners aan een deel van de [straatnaam 1] sprake is van een iets langere route, heeft verweerder minder zwaar kunnen wegen dan de belangen op macroniveau. De gevolgen voor de bedrijven zijn niet onevenredig tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen. Uit het rapport van extern deskundige SAOZ blijkt bovendien dat, hoewel sprake is van de vermindering van het aantal passanten, te verwachten is dat de negatieve gevolgen voor de detailhandelsbedrijven gevestigd aan de [straatnaam 1] slechts geringzullen zijn. Volgens de SAOZ komt dat omdat de betreffende detaillisten met een showroom geen impulsaankopen genereren en dat hun markpositie wordt bepaald door bekendheid, (internet)reputatie en mond tot mond reclame. Volgens SAOZ kan een zeker financieel risico voor de bedrijven niet worden uitgesloten, maar overstijgt dit risico niet het normaal maatschappelijk risico. Voor de overige bedrijven, niet zijnde detailhandelsbedrijven, bestaat er volgens SAOZ slechts een gering risico op nadeel, dat het normaal maatschappelijk risico evenmin overstijgt. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder zich baseren op het advies van SAOZ. De rechtbank acht het rapport voldoende inzichtelijk en inhoudelijk concludent. Wat eisers hebben aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen, op wezenlijke punten feitelijke onjuistheden bevat of ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de door verweerder gemaakte belangenafweging niet zodanig onevenwichtig is dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
Schade als gevolg van het verkeersbesluit
8.3.
De beroepsgrond van eisers dat er aan woningen gelegen in de oudere wijken schade is ontstaan door het genomen verkeersbesluit, slaagt niet. Eisers hebben deze stelling niet onderbouwd, terwijl de bewoners van die woningen bovendien geen beroep hebben ingesteld, zodat het in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen relativiteitsbeginsel zich zou verzetten tegen vernietiging van het bestreden besluit op deze grond.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. M. de Rooij, leden, in aanwezigheid van mr. P.B. Thiemann, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 februari 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.