Uitspraak
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 16 april 2018 met producties
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2018.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door een schietincident op 14 juni 2013. De eiser, wonende te Barendrecht, heeft als gevolg van het incident, waarbij hij door de gedaagde in zijn rug is geschoten, zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een incomplete dwarslaesie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade, maar heeft de schadevergoedingsplicht verminderd tot 60% vanwege eigen schuld aan de zijde van de eiser, op basis van artikel 6:101 BW. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser, door zich in de nabijheid van het vuurwapen te bevinden en niet te voorkomen dat de gedaagde het wapen oppakte, een bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van de schade.
De rechtbank heeft de vordering van de eiser tot schadevergoeding toegewezen, waarbij een deel van de schadevergoeding is toegewezen en voor de verdere vaststelling van de schade is verwezen naar de schadestaatprocedure. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering tot matiging van de schadevergoeding op grond van artikel 6:109 BW afgewezen, omdat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat zijn verstandelijke beperkingen een rol hebben gespeeld bij het voorval.
De uitspraak benadrukt de rol van eigen schuld in aansprakelijkheidszaken en de noodzaak voor partijen om zorgvuldig om te gaan met situaties waarin gevaarlijke voorwerpen aanwezig zijn. De rechtbank heeft de schadevergoedingsplicht vastgesteld op 60% voor de gedaagde en 40% voor de eiser, en heeft de zaak voor verdere schadevaststelling verwezen naar de schadestaatprocedure.