Uitspraak
echtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekers;
- mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben verzoekers, mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2], een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij ING Bank N.V. als enige concurrente schuldeiser hebben. Verzoekers hebben een schuldregeling aangeboden aan ING, waarbij zij 42,305% van hun schuld van € 84.059,29 hebben aangeboden tegen finale kwijting. ING heeft echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, wat heeft geleid tot het verzoek aan de rechtbank om ING te bevelen in te stemmen met de aangeboden regeling.
De rechtbank heeft op 6 februari 2019 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 30 januari 2019 was ING niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat ING de totale schuldenlast vertegenwoordigt en dat de aangeboden regeling niet in overeenstemming is met de belangen van ING. De rechtbank overweegt dat het iedere schuldeiser vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering wordt voldaan. Aangezien de aangeboden regeling een lagere uitkering voorziet dan de volledige vordering, heeft ING in redelijkheid kunnen weigeren om in te stemmen met de schuldregeling.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekers beschikken over een koopwoning en dat er geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid van verkoop van de woning om de schuld aan ING te voldoen. De rechtbank concludeert dat de belangen van ING zwaarder wegen dan die van verzoekers en wijst het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.