Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 april 2018 tevens houdende een vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van antwoord in het incident strekkende tot het verlenen van voorlopige voorzieningen en conclusie van eis in reconventie, tevens incidentele conclusie strekkende tot een voorwaardelijke contra-eis tot het treffen van voorlopige voorzieningen van 20 juni 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, conclusie van antwoord in incident in reconventie, akte houdende eiswijziging, instellen incidentele vordering en overlegging nadere producties van 12 september 2018, met producties;
- de akte overlegging productie tevens houdende wijziging van eis in de incidentele procedure van 5 februari 2019 van [gedaagde] c.s., met een productie;
- het proces-verbaal van de zitting, gehouden op 5 februari 2019 (pleidooi in het eerste incident);
- de pleitnotities van mr. E. de Bos (voor [gedaagde] c.s.);
- de pleitaantekeningen van mr. Berendsen voornoemd en mr. C.N. van Dooren;
- het faxbericht van 14 februari 2019 van mr. E. de Bos.
2.De beoordeling in het eerste incident
In conventie:
3.De beoordeling in de hoofdzaak en in het tweede incident
4.De beslissing
2221]