Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] , en
[eiser 2],
[handelsnaam],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] c.s., schadevergoeding van gedaagde, een hypotheekadviseur, op grond van een vermeende overeenkomst van opdracht. De eisers stellen dat gedaagde tekortgeschoten is in zijn verplichtingen, waardoor zij schade hebben geleden. De procedure begon met een dagvaarding op 7 augustus 2018, waarna verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder een conclusie van antwoord en repliek. De kern van het geschil draait om de vraag of er daadwerkelijk een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen eisers en gedaagde.
Eisers hebben gesteld dat zij zich voor de financiering van hun woning hebben gewend tot gedaagde en een andere hypotheekadviseur. Gedaagde heeft op 10 juli 2015 een hypotheekaanvraag ingediend bij Aegon, maar deze werd pas op 2 oktober 2015 afgewezen, nadat de termijn voor het voorbehoud van financiering was verstreken. Hierdoor konden eisers de woning niet afnemen en werden zij geconfronteerd met een boete van 10% van de koopsom. Eisers vorderen nu dat gedaagde hen dit bedrag vergoedt, omdat hij hen niet tijdig heeft geïnformeerd over de risico's van de financiering.
Gedaagde heeft echter betwist dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten en stelt dat hij slechts als hulppersoon van een andere hypotheekbemiddelaar heeft opgetreden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat er een directe overeenkomst van opdracht was. Hierdoor is de vordering van eisers afgewezen en zijn zij veroordeeld in de proceskosten.