In deze zaak verzoekt de moeder om alleen met het gezag over haar minderjarige kind belast te worden en om de vader de omgang met het kind voor de duur van één jaar te ontzeggen. De vader stemt in met de verzoeken van de moeder, maar de rechtbank oordeelt dat er een onderzoek van de raad voor de kinderbescherming noodzakelijk is. De behandeling van de zaak vond plaats op 22 februari 2019, waarbij zowel de moeder als de vader aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. De ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun kind, dat in 2014 is geboren. Eerdere beschikkingen hebben al een kinderbijdrage en een omgangsregeling vastgesteld. De moeder hoopt met haar verzoeken dat de vader weer in gesprek wil gaan over de zorgregeling, omdat het kind graag contact heeft met zijn vader. De vader geeft aan dat de omgangsregeling goed verliep, totdat er problemen ontstonden. De raad voor de kinderbescherming stelt voor om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor hervatting van de zorgregeling. De rechtbank besluit dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen en verzoekt de raad om onderzoek te doen. De behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 oktober 2019, waarbij de raad voor de kinderbescherming gevraagd wordt om advies uit te brengen.