ECLI:NL:RBROT:2019:1886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
C/10/565957 / JE RK 19-162 en C/10/566603 / JE RK 19-278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot opneming van een minderjarige in gesloten jeugdhulp en verlenging van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing tot opneming van [voornaam minderjarige] in een gesloten jeugdhulpsetting bij Schakenbosch vernietigd, omdat de wettelijke procedure niet correct was gevolgd. De GI had de beslissing genomen, maar was daartoe niet bevoegd en had de minderjarige niet tijdig op de hoogte gesteld van de opneming. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige en zijn moeder niet in staat waren om tegen de beslissing in rechte op te komen, wat een schending van hun rechten betekende. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, omdat er nog steeds ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren. Tevens is er een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, om de noodzakelijke hulpverlening te kunnen bieden. De kinderrechter heeft benadrukt dat er snel een plan moet worden opgesteld voor de samenwerking met de moeder en de minderjarige, en dat de GI moet rapporteren over de voortgang van de zaak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van het overige verzochte is aangehouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/565957 / JE RK 19-162 en C/10/566603 / JE RK 19-278
datum uitspraak: 25 februari 2019

beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
en

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2002 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van mr. R.F.H. Tamboenan d.d. 22 januari 2019, ingekomen bij de griffie op 23 januari 2019;
  • het e-mailbericht met bijlage van de GI van 5 februari 2019;
  • de door mr. R.F.H. Tamboenan en mr. H. Asal ter zitting van 6 februari 2019 overlegde aantekeningen met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de zitting van 6 februari 2019;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI d.d. 10 januari 2019, ingekomen bij de griffie op 14 januari 2019;
  • de verklaring d.d. 10 januari 2019 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
  • de instemmende verklaring d.d. 20 februari 2019 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
  • het faxbericht met bijlage van de GI van 20 februari, ingekomen bij de griffie op 22 februari 2019;
  • het - ongedateerde - faxbericht met bijlage van Schakenbosch, ingekomen bij de griffie op 22 februari 2019.
Op 25 februari 2019 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. I. Alderlieste
- de moeder, bijgestaan door haar advocaten mr. H. Asal en mr. R.F.H. Tamboenan,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan dhr. [naam] , werkzaam bij Schakenbosch.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige] verblijft bij Schakenbosch.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 maart 2018 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] uitgesproken tot 8 maart 2019. De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 augustus 2018 een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 6 september 2018 tot 8 maart 2019.
[voornaam minderjarige] is op 26 november 2018 teruggeplaatst binnen een gesloten groep van Schakenbosch.

De verzoeken

Het verzoek van de moeder (C/10/566603)
De moeder verzoekt om het besluit tot opneming van [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch geheel dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren.
Door en namens de moeder is het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In geval van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan een jeugdhulpaanbieder op grond van artikel 6.1.6 van de Jeugdwet een jeugdige doen opnemen, wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft, waardoor die jeugdige ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en deze ernstige belemmering niet buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend. [voornaam minderjarige] is in november 2018 weer binnen een gesloten groep van Schakenbosch geplaatst, omdat hij zich niet aan de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zou hebben gehouden. Echter, niet de jeugdhulpaanbieder maar de GI heeft dit besluit genomen. De GI was daartoe niet bevoegd. Daarnaast is het besluit niet volgens de in de wet voorgeschreven procedure genomen, omdat de beslissing niet binnen vier dagen na het nemen daarvan schriftelijk is meegedeeld, noch aan [voornaam minderjarige] , noch aan de advocaat van [voornaam minderjarige] , noch aan de moeder. Op de vorige zitting van 6 februari 2019 achtte de kinderrechter zich onvoldoende ingelicht om een beslissing te kunnen nemen op het verzoek van de moeder en is om nadere informatie omtrent het besluit tot terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch verzocht. De daarna ingekomen stukken zouden meer duidelijkheid moeten verschaffen over de gang van zaken rond de terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch. Echter, de ongedateerde brief van Schakenbosch aan [voornaam minderjarige] is naar aanleiding van een vraag van de GI op papier gezet en is pas op 5 februari 2019 ontvangen. Duidelijk is dat Schakenbosch heeft verzuimd om het besluit tijdig op papier te zetten. [voornaam minderjarige] verblijft onrechtmatig bij Schakenbosch.
Het verzoek van de GI (C/10/565957)
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt door de GI machtiging verzocht om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er dient een persoonlijkheidsonderzoek plaats te vinden bij [voornaam minderjarige] , maar [voornaam minderjarige] weigerde hieraan mee te werken. Het persoonlijkheidsonderzoek is nu wel gestart, maar de samenwerking verloopt uiterst moeizaam. Schakenbosch biedt hem van alles aan maar [voornaam minderjarige] maakt telkens de keuze om niet mee te werken. Als hij weigert om naar school te gaan, kan hij ook zijn VCA diploma niet behalen. Het is noodzakelijk dat het persoonlijkheidsonderzoek wordt afgerond, zodat gerichte hulpverlening in de thuissituatie kan worden ingezet. In de vorige periode bij Schakenbosch heeft [voornaam minderjarige] een positieve ontwikkeling laten zien, maar het is deels misgegaan door het gebrek aan samenwerking. Er was geen zicht op de thuissituatie, zodat Schakenbosch en de GI geen hulpverlening konden inzetten. Er moet in de thuissituatie echter wel iets veranderen om te voorkomen dat het opnieuw misgaat. Daar is hulpverlening voor nodig.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij heeft echter verweer gevoerd tegen het verzoek betreffende het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Er is gesproken over een nieuwe samenwerking met een andere GI, namelijk de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder verzoekt om die reden het verzoek betreffende de gesloten machtiging aan te houden. De gedragswetenschapper geeft aan dat een langdurige behandeling van [voornaam minderjarige] niet in zijn belang is omdat verharding op kan treden. Er is inmiddels al verharding opgetreden. [voornaam minderjarige] heeft altijd meegewerkt aan de hulpverlening en accepteert thuis het gezag van de moeder. Een persoonlijkheidsonderzoek kan ook in de thuissituatie bij de moeder plaatsvinden. Subsidiair verzoekt de moeder het verzoek af te wijzen.
De GI verwijst voor wat betreft de gang van zaken rond de terugplaatsing van | [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch wegens het overtreden van de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, naar het faxbericht met bijlagen van 20 februari 2019 waarin de GI uitvoerig uiteen heeft gezet dat er steeds overleg met Schakenbosch heeft plaatsgevonden over die overtreding door [voornaam minderjarige] van de voorwaarden en over de plaatsing van [voornaam minderjarige] in Schakenbosch. De GI heeft Schakenbosch verzocht dit op papier te zetten, indien dit nog niet was gebeurd.
Door en namens [voornaam minderjarige] is ingestemd met het verzoek van de moeder om het besluit tot zijn opneming in Schakenbosch geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Tevens stemt hij in met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling. [voornaam minderjarige] stemt niet in met het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. [voornaam minderjarige] is al sinds november 2018 bij Schakenbosch en het heeft lang geduurd voordat hij naar school kon. [voornaam minderjarige] wil zijn VCA halen, maar krijgt daar telkens geen informatie over. Het behalen van een VCA kan echter ook buiten de geslotenheid en het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek ook. Thuis kan hij de positieve lijn die was ingezet, voortzetten.
Dhr. [naam] verklaart dat niet wordt betwist dat door Schakenbosch de beslissing om [voornaam minderjarige] weer op te nemen in de gesloten jeugdhulp met vermelding van de redenen daarvoor, te laat op papier is gezet.

De beoordeling

C/10/566603:

In het geval dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is verleend houdt, op grond van artikel 6.1.6, eerste lid Jeugdwet, de jeugdhulpaanbieder die bereid is de jeugdige op te nemen in een gesloten accommodatie als bedoeld in artikel 6.1.6, zesde lid, Jeugdwet, toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden. Uit artikel 6.1.6, derde lid, Jeugdwet volgt dat de jeugdhulpaanbieder de jeugdige kan doen opnemen, wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft, waardoor de jeugdige ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en deze ernstige belemmering niet buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend. Artikel 6.1.6., zesde lid, Jeugdwet bevat een voorschrift aan de jeugdhulpaanbieder om de jeugdige uiterlijk vier dagen na het nemen van de beslissing om de jeugdige op te nemen daarvan in kennis te stellen onder vermelding van de redenen. Een afschrift van de schriftelijke inlichting van de jeugdige, dient zo spoedig mogelijk aan de verzoeker van de machtiging, de advocaat van de jeugdige en de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend, te worden verzonden.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.7, eerste lid, Jeugdwet kan de kinderrechter op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger of de jeugdige, de wijziging van het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.1.5, Jeugdwet en de opneming, bedoeld in artikel 6.1.6, tweede of derde lid, Jeugdwet geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Het verzoek van de moeder betreft de opneming, zoals bedoeld in artikel 6.1.6., tweede en derde lid, Jeugdwet.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] in het verleden van de geslotenheid heeft geprofiteerd en met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp thuis werd geplaatst. [voornaam minderjarige] geeft een versie van het voorval dat met een docent heeft plaatsgevonden en dat uiteindelijk tot schorsing van [voornaam minderjarige] van school heeft geleid, die afwijkt van de versie die school en de GI daarvan geven. Ook is het gesprek dat naar aanleiding van het voorval op school met [voornaam minderjarige] en de moeder heeft plaatsgevonden, volgens [voornaam minderjarige] anders verlopen dan school en de GI zeggen. De kinderrechter heeft, los van dat voorval en van het verloop van bedoeld gesprek, uit het dossier echter kunnen concluderen dat er ook voorafgaand aan het voorval al ongeoorloofd schoolverzuim van [voornaam minderjarige] heeft plaatsgevonden. [voornaam minderjarige] heeft in ieder geval daarmee de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp overtreden. De kinderrechter is van oordeel dat de beslissing tot terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch inhoudelijk dan ook niet zonder grond was.
Echter, [voornaam minderjarige] is van de beslissing om hem weer binnen de gesloten setting van Schakenbosch op te nemen, niet in kennis gesteld op de in artikel 6.1.6., lid 6, Jeugdwet voorgeschreven wijze. Schakenbosch, zijnde de jeugdhulpaanbieder die de beslissing in dit geval diende te nemen, heeft verzuimd [voornaam minderjarige] uiterlijk vier dagen na zijn beslissing schriftelijke daarvan in kennis te stellen en ook is verzuimd zo spoedig mogelijk daarna een afschrift van die kennisgeving aan de GI, de advocaat van [voornaam minderjarige] en de griffier van de rechtbank te doen toekomen. Het voorschrift van een schriftelijke kennisgeving die de motieven voor de opneming dient te bevatten, is in de wet opgenomen om de jeugdige de mogelijkheid te bieden in rechte tegen die beslissing te kunnen opkomen en heeft daarmee een zwaarwegende betekenis. [voornaam minderjarige] en zijn moeder hebben verklaard niet bekend geweest te zijn met dit voorschrift en de overtreding daarvan door Schakenbosch. De advocaat van [voornaam minderjarige] heeft verklaard dat zij er tot voor kort niet van op de hoogte was dat [voornaam minderjarige] opnieuw gesloten was geplaatst. De - ongedateerde - beslissing om [voornaam minderjarige] weer op te nemen binnen een gesloten groep van Schakenbosch is pas in februari 2019 door alle betrokkenen ontvangen, terwijl [voornaam minderjarige] reeds in november 2018 binnen de gesloten groep werd geplaatst. Met deze gang van zaken is niet voldaan aan de wettelijke voorschriften zoals die uit artikel 6.1.6. Jeugdwet volgen, waardoor aan [voornaam minderjarige] de mogelijkheid om in rechte op te komen tegen de beslissing om hem weer binnen een gesloten groep bij Schakenbosch te plaatsen, is onthouden. De kinderrechter zal daarom op grond van artikel 6.1.7, eerste lid, Jeugdwet, die beslissing geheel vervallen verklaren.
C/10/565957:
Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat er gronden zijn om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen. De belanghebbenden en hun advocaten hebben dat ook niet weersproken. De kinderrechter zal, nu [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling worden bedreigd, de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek).
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
[voornaam minderjarige] heeft forse gedragsproblemen die vanaf zijn 13e jaar zijn toegenomen. Hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. [voornaam minderjarige] heeft geprofiteerd van de duidelijkheid en de structuur die hem in de geslotenheid geboden werden. [voornaam minderjarige] is sterk afhankelijk van externe sturing en structuur. Hij beschikt over beperkte emotieregulatie- en coping vaardigheden en laat zelfbepalend gedrag zien. De kinderrechter is er niet van overtuigd geraakt dat [voornaam minderjarige] voldoende zal meewerken vanuit de thuissituatie. [voornaam minderjarige] onttrekt zich actief aan de hulpverlening en heeft in de periode dat hij met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp thuis verbleef de voorwaarden van die machtiging overtreden. In de komende periode is met name het afronden van het persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk, om duidelijkheid te krijgen omtrent de problematiek waar [voornaam minderjarige] mee kampt. Naar aanleiding daarvan kan geschikte hulpverlening worden ingezet in de thuissituatie.
Met de gedragswetenschapper is de kinderrechter eens dat [voornaam minderjarige] niet gebaat is bij een langdurige behandeling in het gesloten kader. [voornaam minderjarige] heeft behoefte aan een duidelijk perspectief. Van belang is dat er zo snel mogelijk een plan wordt opgesteld waarbij gewerkt wordt aan een betere samenwerking met de moeder en [voornaam minderjarige] . Een wisseling van de gecertificeerde instelling kan daarbij wellicht uitkomst bieden. De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden. Het overige verzochte zal worden aangehouden. In de komende drie maanden is het belangrijk dat [voornaam minderjarige] meewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek en dient te worden bezien of en hoe de overdracht naar een nieuwe gecertificeerde instelling zijn beslag krijgt. De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de nader te noemen datum te rapporteren over de stand van zaken met vermelding of het verzoek voor de resterende periode wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de - ongedateerde - beslissing tot opneming van [voornaam minderjarige] binnen een gesloten groep bij Schakenbosch geheel vervallen;
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 8 maart 2020;
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 25 februari 2019 tot 25 mei 2019;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
6 mei 2019 te 10:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam,
Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. C.N. Melkert, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, mr. H. Asal en mr. R.F.H. Tamboenan, de moeder en mr. I. Alderlieste;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportages te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.F. Smidt als griffier en in het openbaar uitgesproken op
25 februari 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.