Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met producties, ontvangen op 20 september 2018;
- het verweerschrift op verzoekschrift ex artikel 7:677 BW en 7:686a lid 3 BW, met één productie;
- de bij brief d.d. 28 november 2018 in het geding gebrachte producties aan de zijde van Havenbedrijf;
- de bij brief van 7 december 2018 in het geding gebrachte productie aan de zijde van [verweerder] ;
- de akte bezwaar tegen akte overlegging nadere producties bewijsstukken tevens houdende toelichting aan de zijde van [verweerder] ;
- de brief d.d. 6 december 2018 aan de zijde van Havenbedrijf;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [verweerder] ;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van Havenbedrijf;
- het proces-verbaal van de op 12 december 2018 gehouden mondelinge behandeling;
- de akte ingevolge (proces-verbaal van) zitting d.d. 12 december 2018, tevens houdende vermindering van eis aan de zijde van Havenbedrijf;
- de akte uitlaten aan de zijde van [verweerder] , met één productie;
- de antwoordakte tevens houdende (voorwaardelijk) verzoek ex artikel 85 lid 2 Rv aan de zijde van Havenbedrijf;
- de akte uitlaten aan de zijde van [verweerder] , met één productie.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
Maar we gaan ook de factuur eruit sturen”en
“Heb ik hem beloofd”.Daarop heeft [verweerder] aan [naam 4] op 22 mei 2018 bericht:
“Wacht eerst op mijn seintje en goedkeuring van de factuur, ik monitor of de sif van vorige week ergens alarmbellen doet rinkelen”.
“Als die gozer bij je mailbox kan meteen blokkeren”en “
Hij heeft me zwaar in de shit gebracht met zijn actie”.
€ 100.000,- van FMS had ontvangen. Niet duidelijk is waarom hij zich dan op 16 december 2017 verplicht heeft tot terugbetaling van een bedrag van € 120.000,- en in die overeenkomst niets is opgenomen ten aanzien van de resterende € 20.000,- die door FMS nog aan [verweerder] geleend zou moeten worden. Ook daarvoor heeft [verweerder] geen - laat staan een plausibele - verklaring gegeven. Bovendien mag in dit verband niet onvermeld blijven dat het minst genomen opvallend is dat [verweerder] pas met de geldleenovereenkomst op de proppen gekomen is na de zitting in de drie zaken op 12 december 2018. Wanneer er werkelijk sprake was geweest van een overeenkomst van geldlening had het voor de hand gelegen dat [verweerder] de overeenkomst onmiddellijk had overgelegd. Voorts is van belang dat [verweerder] weliswaar gesteld heeft dat hij het geleende geld gebruikt heeft voor een verbouwing van een huis in Marokko, doch die stelling heeft hij op verder op geen enkele wijze nader onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van rekeningen van de aannemer c.q. bewijzen van betalingen aan de aannemer, die het huis verbouwde
Al met al kan de kantonrechter zich met Havenbedrijf niet aan de indruk onttrekken dat [verweerder] die geldleenovereenkomst in het geding heeft gebracht pour besoin de la cause.
€ 1.561,81, dat [verweerder] nog van haar tegoed heeft, in mindering te brengen op het totaalbedrag dat Havenbedrijf aan schadevergoedingen van [verweerder] te vorderen heeft. [verweerder] heeft in zijn laatste akte te kennen gegeven dat hij daarmee niet akkoord gaat, gezien zijn aanspraken op “twee maanden volledig loon”, doch zoals hiervoor ook al overwogen, kan die vermeende aanspraak bij gebreke van een concrete vordering in een van de drie procedures, niet beoordeeld worden. Aangenomen moet worden dat het in het belang is van [verweerder] dat het door Havenbedrijf genoemde bedrag van € 1.561,81, dat hij in ieder geval nog van haar tegoed heeft, in mindering gebracht wordt op het door hem aan Havenbedrijf verschuldigde bedrag, zodat in die zin zal worden beslist.
Voor afzonderlijke toewijzing van het door Havenbedrijf gevorderde bedrag van € 642,64 bestaat evenwel geen aanleiding, nu uit de door Havenbedrijf overgelegde pro forma eindafrekening blijkt dat met dat bedrag al rekening is gehouden en dat bedrag al verrekend is met hetgeen [verweerder] uit hoofde van die eindafrekening nog tegoed heeft