Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
- € 1.863,99 aan achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2018;
- € 112,77 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De gedaagde, die in verzet ging tegen een eerder verstekvonnis, betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat zij door financiële problemen tijdelijk niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een huurachterstand had van € 1.800,98, die zij niet tijdig had voldaan, en dat zij in verzuim was. De rechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde afgewezen, omdat de gedaagde inmiddels een vast inkomen had en in staat was om de huurachterstand in redelijke termijnen te betalen. De kantonrechter heeft de gedaagde wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de wettelijke rente, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat de gedaagde de aanmaning had ontvangen. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van Woonbron, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.