In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een internationaal geschil, heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Verzoekster, Allianz Benelux N.V., gevestigd in Brussel, België, heeft een verzoek ingediend. De verweerster woont in Plombières, België. De procedure omvatte een verzoekschrift, een exceptie van onbevoegdheid van de verweerster, en een reactie van de verzoekster op dit verweer. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen, waarbij de Herschikte EEX-Verordening als leidraad diende. De rechtbank concludeerde dat de hoofdregel van artikel 4 lid 1 van de Herschikte EEX-Verordening niet van toepassing was, omdat de verweerster in België woonachtig is. De rechtbank overwoog dat de eerdere deelgeschillen bij de rechtbank Maastricht niet relevant waren voor de huidige procedure. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet kon verwijzen naar de alternatieve bevoegdheidsregels van de Herschikte EEX-Verordening, omdat het verzoek niet voldeed aan de voorwaarden van de artikelen 7 lid 1 en 7 lid 2. De rechtbank verklaarde zich uiteindelijk onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen, wat betekent dat de zaak niet in Nederland kon worden behandeld. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker.