In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een vordering van de curator van de failliete vennootschap Autosloperij W. Lubbers B.V. De curator verzocht om machtiging om VOF Alexander in de plaats te stellen van Autosloperij Lubbers ten aanzien van de huurovereenkomst met betrekking tot een bedrijfsruimte aan de Hoofdweg 157 te Rotterdam. De curator stelde dat hij een zwaarwichtig belang had bij deze indeplaatsstelling, omdat de verkoop van de huurrechten aan VOF Alexander een voorwaarde was voor een deel van de koopprijs van de onderneming. De gezamenlijke erven van de verhuurders voerden verweer en stelden dat de curator geen zwaarwichtig belang had en dat de huurprijs niet marktconform was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de curator voldoende heeft aangetoond dat er een zwaarwichtig belang is bij de indeplaatsstelling, aangezien het niet verkrijgen van de indeplaatsstelling negatieve gevolgen zou hebben voor de boedel. De rechter oordeelde dat VOF Alexander voldoende waarborgen biedt voor een behoorlijke bedrijfsvoering en dat de belangen van de gezamenlijke erven niet in de weg staan aan de indeplaatsstelling. De vordering van de curator werd toegewezen, en de gezamenlijke erven werden veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van de gezamenlijke erven werd afgewezen, omdat de door hen gevraagde voorwaarden betrekking hadden op essentialia van de huurovereenkomst, wat niet mogelijk is in het kader van een indeplaatsstelling.
De uitspraak benadrukt de mogelijkheden voor een curator om een indeplaatsstelling te vorderen in het geval van faillissement, en de voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden, zoals het aantonen van een zwaarwichtig belang en de waarborgen voor nakoming van de huurovereenkomst.