ECLI:NL:RBROT:2019:2370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
10/682174-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot doodslag en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De zaak betreft een vechtpartij op 18 mei 2017 in Gorinchem, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het steken van een persoon met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk heeft gestoken. De verklaringen van de betrokken families waren tegenstrijdig en er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte de dader was. De rechtbank heeft benadrukt dat bij redelijke twijfel de verdachte in het voordeel moet worden beoordeeld.

Daarnaast was er een tweede tenlastelegging van bedreiging van een vrouw en haar kinderen. Ook hier heeft de rechtbank geoordeeld dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende overtuigend waren om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De kosten van de verdediging zijn op nihil begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682174-17
Datum uitspraak: 15 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Syrië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
raadsman mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de aangifte van [naam slachtoffer 4] , zijn letsel zoals volgt uit de FARR-letselbeschrijving, de verklaringen van zijn broers, [naam broer 1] en [naam broer 2] en zijn moeder [naam moeder] . Zij hebben verklaard dat ze de verdachte hebben zien zwaaien en/of steken met twee messen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die heeft gestoken met een mes. De verdachte heeft ontkend dat hij heeft gestoken en de verklaringen van de familie [naam familie 1] en van de familie van de verdachte staan lijnrecht tegenover elkaar. De verklaringen van de familie [naam familie 1] zijn te onbetrouwbaar om als bewijs te gebruiken voor het aan de verdachte ten laste gelegde en bij gebreke van ander bewijs dient vrijspraak te volgen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat er op 18 mei 2017 in Gorinchem, voor (en deels in) de woning van de verdachte een vechtpartij is geweest tussen twee families: de familie van de verdachte ( [naam familie 2] ) en de familie van aangever ( [naam familie 1] ). Bij deze vechtpartij zijn door leden van beide families klappen uitgedeeld. Verschillende mensen hebben bij die vechtpartij steek- en/of snijwonden opgelopen. Aangever is in zijn onderrug gestoken en had een snijwond op zijn rechter schouderblad. De verdachte had een snijwond aan zijn linkerhand. Ook een van de zonen van de verdachte had een steekwond aan een hand.
De rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet met zekerheid vaststellen dat het de verdachte is geweest die aangever met een mes heeft gestoken. In het dossier bevindt zich namelijk een groot aantal zeer tegenstrijdige verklaringen over alle onderwerpen zoals: wie welk geweld heeft toegepast en hoe dat werd toegepast, of er één of twee messen waren, wie er een mes/de messen vasthad, waar de gebeurtenissen zich exact afspeelden en wat de toedracht was van de vechtpartij. Er is geen reden aan te wijzen waarom op voorhand de ene familie meer geloofd zou moeten worden dan de andere familie: beide families hebben onderling tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Over de wijze waarop aangever aan het letsel (de steekwond in zijn onderrug en de oppervlakkige snijwond bij de rechterschouder) is gekomen, zijn meerdere scenario’s denkbaar. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het letsel dat is aangetroffen bij aangever niet past bij de verklaring van de familie [naam familie 1] , dat de verdachte met twee messen (minstens 5 keer) op aangever zou hebben ingestoken terwijl aangever op de grond lag dan wel tegen een auto aangedrukt was.
Daartegenover staat de lezing van de familie [naam familie 2] dat [naam broer 1] het mes had meegenomen en in zijn hand had tijdens de vechtpartij, waarna de verdachte het mes in een worsteling van [naam broer 1] heeft afgepakt en vervolgens heeft weggegooid.
De verdachte heeft ontkend dat hij heeft gestoken met een mes.
De rechtbank kan niet uitsluiten dat de twee bij aangever aangetroffen steekwonden tijdens de zeer onoverzichtelijke vechtpartij zijn ontstaan doordat aangever door een ander dan de verdachte, mogelijk zelfs per abuis door [naam broer 1] , is gestoken. Daarbij is mede van belang dat behalve aangever, ook anderen snij- of steekwonden hadden.
Nu er voor de vraag of de verdachte aangever heeft gestoken met een mes geen doorslaggevend bewijs in het dossier voorhanden is, moet worden teruggevallen op een grondregel van ons strafrechtelijk systeem: in het geval van redelijke twijfel dient die twijfel in het voordeel van de verdachte te worden meegenomen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde bedreiging bewezen kan worden verklaard gelet op de aangifte van [naam slachtoffer 1] en de getuigenverklaringen van de personen die bij haar in de auto zaten: zus [naam getuige 1] en kennis [naam getuige 2] .
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd en de aangifte en de getuigenverklaring van de zus van aangeefster onbetrouwbaar zijn om als bewijs voor de bedreiging te kunnen worden gebruikt.
4.2.2.
Beoordeling
Gelet op het onder 4.1 overwogene en op de (reeds langere tijd bestaande) onenigheid tussen de beide families, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster, getuige [naam getuige 1] en getuige [naam getuige 2] in dit geval onvoldoende overtuigend, om de onder 2 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen te verklaren, zodat de verdachte ook van dit feit wordt vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

[naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 826,03 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
[naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 249,58 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
[naam benadeelde 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 750,-. Ten aanzien van de materiële schade heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag met uitzondering van de reiskosten (ter hoogte van € 114,74), nu deze kosten niet gemaakt zijn door de benadeelde partij zelf en dus geen rechtsreeks verband houden met het ten laste gelegde feit.
[naam benadeelde 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering nu niet kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade rechtsreeks is toegebracht door het ten laste gelegde feit. Daarnaast levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op gelet op ‘de eigen schuld’ van de benadeelde partij.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair niet-ontvankelijk verklaring van beide vorderingen van de benadeelde partijen bepleit gelet het standpunt dat de verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair leveren de vorderingen gelet op de ‘eigen schuld vraag’ een onevenredige belasting van het strafgeding op. Meer subsidiair zijn de vorderingen onvoldoende onderbouwd.
5.3.
Beoordeling
[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2]
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2017 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer 4] heeft gemaakt en/of daarbij deze [naam slachtoffer 4] in de zij en/of (onder)rug, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Gorinchem [naam slachtoffer 1] (en/of een of meer van haar kinderen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga al jouw 3 kinderen vermoorden. Wacht maar je bent nog niet van mij af"
en/of "Jij gaat spijt krijgen en voelen dat je mij hebt afgewezen. Je bent een slecht persoon. Ik ga jouw 3 kinderen vermoorden, en als ik het niet met mijn handen kan doen, dan zal ik iemand inhuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.