4.4.2.Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
[naam slachtoffer 1] heeft op 15 januari 2018, na een informatief gesprek met zedenrechercheurs, aangifte gedaan van seksueel misbruik. Zij heeft verklaard dat de verdachte toen zij elf jaar oud (1995) was twee keer, tijdens het logeren in zijn woning, bij haar in bed is komen liggen. De verdachte was haar komen ophalen in zijn auto want de moeder van aangeefster had geen auto. Ze sliep op een matras in de woonkamer met haar zusje en haar broertje, die al sliepen, onder een tweepersoons dekbed. Aangeefster lag aan de buitenkant. De verdachte is achter haar gaan liggen, heeft zijn en haar onderbroek naar beneden/uit gedaan en heeft vervolgens met zijn penis tussen de benen van aangeefster, tegen haar vagina, bewogen. Hij maakte op en neer gaande bewegingen achter haar. De verdachte heeft geprobeerd om met zijn penis in haar vagina te komen door, zoals aangeefster heeft verklaard, naar de opening te zoeken.
De verdachte was een goede kennis van haar moeder en kwam vaak bij hen thuis om klusjes te doen. Deze twee nachten had de verdachte de zorg over haar vanwege het feit dat haar moeder voor haar werk nachtdienst moest verrichten. De verdachte had aangeboden op te passen.
[naam slachtoffer 4] heeft op 5 april 2018, na een informatief gesprek met de zedenrechercheurs, aangifte gedaan van verkrachting meermalen gepleegd door de verdachte, haar oom, in de periode 1 januari 2006 tot en met 1 juli 2011. De verdachte en haar moeder waren heel close. Ze deden veel samen en de verdachte kwam vaak bij hen klussen en logeren.
In 2006 is zij met haar moeder en haar broertje in Beverwaard (Rotterdam) komen wonen. Een jaar later, in 2007, kreeg zij een hartjeskamer. De verdachte en haar oom [naam oom] hebben die kamer voor haar gereed gemaakt. Oom [naam oom] heeft de hartjes op de muur getekend.
Het seksueel misbruik is begonnen heel kort nadat ze deze nieuwe kamer kreeg; haar kamer rook nog naar verf.
De verdachte kwam vanaf 2007 meerdere keren per maand ’s nachts naar haar kamer en ging naast haar in bed liggen om seks met haar te hebben. Hij kleedde haar uit, likte haar borsten, befte haar en zij moest hem ook pijpen terwijl hij haar hoofd vast hield. Eerst lukte dat allemaal niet zo goed omdat ze niet wist hoe het moest. Tijdens de seks ging de verdachte op haar liggen waardoor ze soms bijna geen adem kreeg. De penis van de verdachte paste maar een klein stukje in haar vagina. Het deed pijn. Als hij klaarkwam maakte hij steeds een raar geluidje. Zij ging dan naar de badkamer om te plassen en zij had dan bloed bij het afvegen van haar vagina. De verdachte zei steeds; ‘het is ons geheimpje, want we zijn op dezelfde dag jarig’. Als zij haar kamer weer in kwam stonk het. Het misbruik stopte toen zij 11 jaar oud was; in de periode dat haar vader overleed.
[naam slachtoffer 3] heeft op 8 juli 2018, na een informatief gesprek met de zedenrechercheurs, aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd door de verdachte. Zij heeft verklaard dat de verdachte, haar toenmalige stiefvader waarbij ze in huis woonde, toen zij 11 jaar oud (1997) was en tot zij 16 jaar oud was, meermalen bij haar in bed kwam liggen en dat hij dan met zijn vinger(s) haar clitoris stimuleerde. Het gebeurde vaker maar zij kon zich twee momenten nog goed herinneren.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar en zal deze aangiftes gebruiken voor het bewijs.
Het is een feit van algemene bekendheid dat herinneringen van seksueel misbruik, een scherpe en onuitwisbare indruk achterlaten op de slachtoffers, ook indien zij – zoals in dit geval – nog jong waren. De ervaring leert dan ook dat zij dergelijke gebeurtenissen ook jaren later nog kunnen reproduceren. Daarbij komt dat zedenrechercheurs zijn getraind in de afname van dergelijke aangiftes, ook als deze worden gedaan lange tijd na de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden.
Voort is van belang dat bij [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] het seksueel misbruik gedurende vele jaren en steeds op dezelfde wijze heeft plaatsgevonden.
Anders dan de raadsman heeft betoogd volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen niet dat aangeefsters veel met elkaar hebben gesproken en hun aangiftes/verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Integendeel, de rechtbank acht de verklaringen authentiek en op zichzelf staand. Uit het dossier en de verklaringen van de slachtoffers volgt voorts dat schaamte lange tijd heeft overheerst, zodat zij pas lange tijd na het seksueel misbruik de moed en/of kracht hebben gevonden om daarover te spreken met anderen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [naam slachtoffer 4] voordat zij (voor het eerst) met haar familie over het misbruik heeft gesproken, haar vriendin [naam vriendin] reeds in vertrouwen had genomen, hetgeen een contra indicatie is voor de door de raadsman aangevoerde mogelijkheid van ‘collaborative storytelling’.
Aangevers hebben steeds gedetailleerd en consistent verklaard over het seksueel misbruik. Zij hebben verteld wat er is gebeurd, maar ook steeds aangegeven als ze bepaalde dingen zich niet meer precies konden herinneren.
[naam slachtoffer 1] heeft gedetailleerd verklaard over de plaats waar het misbruik heeft plaatsgevonden, namelijk in de woonkamer van de verdachte, met wie zij daar lag, en tevens over de ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden. Zij geeft daarbij ook duidelijk aan dat de verdachte niet met zijn penis in haar vagina is geweest. Zij herinnert zich ook dat zij met de auto is opgehaald, omdat haar moeder geen auto had.
Ook [naam slachtoffer 4] heeft het misbruik gedetailleerd beschreven. Het begin en het einde van het misbruik heeft zij gekoppeld aan twee objectieve gebeurtenissen; namelijk het krijgen van een nieuwe (hartjes) kamer en het overlijden van haar vader. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte steeds zei dat het hun geheimpje was, omdat ze op dezelfde dag jarig zijn; beiden op 8 december.
De rechtbank stelt vast dat [naam slachtoffer 4] is geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1999 en de verdachte op [geboortedatum verdachte] 1956.
Het feit dat zij wisselend heeft verklaard over de plek op/bij het bed waar het pijpen van de verdachte doorgaans plaatsvond en zij in haar aangifte heeft verklaard over de vinger van de verdachte in haar poepgat nadat zij daar door getrainde rechercheurs naar is gevraagd doet aan het voorgaande niet af.
Ook [naam slachtoffer 3] heeft gedetailleerd verklaard over de wijze waarop de verdachte naar haar kamer kwam en bij haar in bed kwam liggen. Haar moeder heeft bevestigd dat [naam slachtoffer 3] naar haar toe kwam om te vertellen dat de verdachte ’s nachts bij haar in bed kwam liggen. Zij adviseerde haar dan vuilniszakken of haar bed voor de deur te zetten om de verdachte op die manier buiten haar kamer te houden.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer 4] overweegt de rechtbank dat, anders door de verdediging aangevoerd, het enkele feit dat [naam slachtoffer 4] psychische problemen heeft niet maakt dat haar verklaring onbetrouwbaar is.
Dit geldt tevens voor aangeefster [naam slachtoffer 1] . Het enkele volgen van therapie (bij PsyQ) zoals aangevoerd door de raadsman maakt niet dat haar verklaring reeds om die reden onbetrouwbaar is. Bovendien is [naam slachtoffer 1] pas onlangs professionele hulp gaan zoeken en moet dat hulpverleningstraject nog worden opgestart.
(Steun) bewijs
Zoals reeds overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar en zal de rechtbank deze aangiftes gebruiken voor het bewijs. De verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is.
De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan en of er voldoende steunbewijs is, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[naam slachtoffer 1] (feit 1A)
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [naam slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder, [naam moeder 1] . [naam moeder 1] heeft verklaard dat zij haar kinderen wel eens bij de verdachte, een goede kennis van haar, heeft ondergebracht omdat zij moest werken. Het voorstel kwam dan van de verdachte. Hij stelde voor om de kinderen bij hem en zijn vrouw te laten slapen. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat [naam slachtoffer 1] wel eens bij hem heeft gelogeerd. [naam slachtoffer 1] was gedurende de tijd dat zij bij de verdachte logeerde steeds aan de waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd.
Ook de zus van aangeefster [naam slachtoffer 1] , [naam zus] , heeft verklaard over een vergelijkbaar incident met de verdachte, een vriend van de familie.
Toen zij 11 jaar oud was en de verdachte bij hen logeerde, was hij ’s nachts naast haar liggen in bed. Hij had haar bij haar middel vastgehouden en geknuffeld. Hij had haar daarbij toen gezegd dat hij met zijn kinderen ook altijd zo lag. Zij had het gedrag van de verdachte onaangenaam gevonden en was direct uit bed opgestaan en bij haar moeder gaan liggen. Haar verklaring ondersteunt derhalve de wijze waarop de verdachte te werk ging en daarmee de aangifte van [naam slachtoffer 1] .
[naam slachtoffer 3] (feiten 4 en 5)
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [naam slachtoffer 3] wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder, [naam moeder 2] , de toenmalige partner van de verdachte.
[naam slachtoffer 3] was zijn stiefdochter, die bij hem in huis woonde. Zij werd door de verdachte verzorgd en opgevoed als onderdeel van zijn gezin. [naam partner verdachte] heeft de relatie verbroken toen zij een zelfstandige verblijfsvergunning had gekregen.
Zoals reeds overwogen heeft [naam slachtoffer 3] verklaard dat de verdachte bij haar in bed kwam liggen en dan over haar clitoris wreef met zijn vinger.
Haar moeder heeft bevestigd dat [naam slachtoffer 3] een aantal keer naar haar toe was gekomen om te vertellen dat de verdachte steeds ’s nachts bij haar in bed kwam liggen. Zij had haar dochter geadviseerd om haar bed voor de deur te zetten zodat de deur niet open kon. Zij had haar dochter ook gevraagd of ze een tijdje bij haar zus wilde wonen.
Ze had deze adviezen aan haar dochter gegeven om te voorkomen dat hij ‘aan dingen zou zitten, waar hij niet aan mocht zitten’, en omdat ze het idee had dat hij ‘seks zocht bij kinderen’. Deze gedachte had ze gekregen nadat de verdachte [naam nichtje] , een destijds 13 a 14-jarig nichtje, mee naar huis had genomen en die bij hen in bed had laten slapen. Zij had ze horen ‘smoezen’ en had de verdachte toen uit bed gestuurd. Dit voorval had gemaakt dat ze ‘veiligheid voor haar dochter moest zoeken’.
[naam slachtoffer 4]
; Schakelbewijs(feit 2)
In de zaak [naam slachtoffer 4] heeft oom [naam oom] verklaard over de hartjeskamer van aangeefster en over het feit dat zij de verdachte een kusje gaf op de mond. Overig steunbewijs voor de verklaring van aangeefster ontbreekt.
In het dossier bevindt zich voorts een getuigenverklaring van [naam nichtje] . Zij heeft verklaard dat zij toen zij rond haar 13e/14e jaar een aantal malen misbruikt is door haar oom [voornaam verdachte] (de verdachte). Het misbruik is gestopt nadat de toenmalige partner van de verdachte, (de getuige) [naam partner verdachte] , hen had betrapt in hun bed. Ook deze getuige heeft het misbruik als volgt omschreven dat de verdachte midden in de nacht ineens bij haar in bed kwam liggen, zijn onderbroek aan de kant schoof en met zijn geslachtsdeel over haar vagina ging wrijven.
De rechtbank ziet ten aanzien van de seksuele handelingen in de zaak [naam slachtoffer 4] ondersteuning in de overige aangiften. Volgens vaste jurisprudentie mogen aangiften van andere slachtoffers in zedenzaken slechts dan als schakelbewijs worden gebruikt indien sprake is van een modus operandi die in overwegende mate in de verschillende gevallen overeenkomt én bovendien in tenminste één van die zaken naast de aangifte uit het dossier blijkt van onweerlegbaar steunbewijs.
In de andere zaken is reeds overwogen dat er sprake is van onweerlegbaar steunbewijs.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van een overeenkomende modus operandi. De verdachte was steeds een vertrouwenspersoon of familielid (oom dan wel stiefvader of vriend van de familie) van de minderjarige aangeefsters. Hij ging ’s nachts, als het donker was en de moeder van de slachtoffers (of zijn vriendin) al sliepen, steeds bij de meisjes in bed liggen, waarna hij de seksuele handelingen met hen pleegde. Het ging steeds om jonge meisjes jaar die aan zijn zorg/waakzaamheid waren toevertrouwd.
De rechtbank constateert voorts dat de aangiften voor wat betreft de modus operandi ook overeenkomt met hetgeen de getuigen [naam nichtje] en [naam zus] hebben verklaard.
De aangiftes van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] worden als schakelbewijs gebruikt voor hetgeen onder 2 ten laste is gelegd.
Ontuchtige handelingen; seksueel binnendringen (feiten 4 en 5)
De rechtbank acht bewezen dat door het wrijven over de clitoris van aangeefster [naam slachtoffer 3] – volgens vaste jurisprudentie - steeds sprake is van seksueel binnendringen.
Seksueel binnendringen betreft immers ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking. De grote en kleine schaamlippen vormen een natuurlijke lichaamsopening die kan worden binnengedrongen. Voor het aanraken van de clitoris zal de natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen moeten worden binnengedrongen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de handelingen van verdachte zoals gekwalificeerd kunnen worden als bestaand uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Geweldshandelingen (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat aangeefster [naam slachtoffer 4] door de verdachte is gedwongen tot handelingen die (mede) bestonden uit het binnendringen van haar lichaam, te weten door het op haar gaan liggen (met zijn zware lichaam waardoor zij bijna geen lucht kreeg en niet weg kon) en het vasthouden van haar hoofd en duwen naar zijn penis, alsmede het uit elkaar duwen van haar benen. De rechtbank betrekt in deze gewelddadige handelingen, die de rechtbank bewezen acht, het feit dat de verdachte in de tenlastgelegde periode op aangeefster een sterk psychisch overwicht had, gezien haar leeftijd en de rol van de verdachte in haar huisgezin. Ook hierdoor was zij gedwongen de gedragingen van de verdachte te dulden.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.