ECLI:NL:RBROT:2019:2562
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning voor schulden
Op 6 december 2018 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn verzoekster, haar beschermingsbewindvoerder en schuldhulpverlening gehoord. Verzoekster ontvangt inkomsten uit studiefinanciering en heeft een schuldenlast van € 55.596,76. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoekster te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift en zich zal inspannen om de verplichtingen na te komen.
De rechtbank constateert dat verzoekster een schuld van € 6.261,33 heeft laten ontstaan aan Woonbron Delfshaven, maar dat deze schuld in werkelijkheid hoger is door kosten van ontruiming en de ontmanteling van een hennepkwekerij. Verzoekster heeft verklaard niets van de hennepkwekerij af te weten, maar is wel strafrechtelijk veroordeeld. De rechtbank concludeert dat een deel van de schuld aan Woonbron niet te goeder trouw is ontstaan, wat een belemmering vormt voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.
Daarnaast is het niet aannemelijk dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen, aangezien zij momenteel een fulltime opleiding volgt en geen tijd heeft voor betaalde arbeid. Hoewel zij mogelijk een BBL-traject kan volgen, is de haalbaarheid daarvan onzeker. De rechtbank oordeelt dat verzoekster zich maximaal moet inspannen om betaalde arbeid te verkrijgen, vooral gezien haar schulden aan diverse onderwijsinstellingen en DUO. Gezien het gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning, wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.