In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van een verzoekster die in financiële problemen verkeert. De verzoekster had op 6 december 2018 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers, te weten LOI, Capabel Onderwijs Groep en Woonbron Delfshaven, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De aangeboden regeling voorzag in een betaling van 5,56% aan de preferente schuldeisers en 2,78% aan de concurrente schuldeisers. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn de schuldeisers niet verschenen, maar hebben zij wel aangegeven niet akkoord te gaan met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldeisers een aanzienlijk aandeel hebben in de totale schuldenlast van de verzoekster en dat het aanbod niet goed gedocumenteerd was. Bovendien bleek dat de verzoekster een hennepkwekerij had gehad in haar huurwoning, wat de schuldeisers extra redenen gaf om niet akkoord te gaan met de regeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de schuldeisers zwaarder wogen dan die van de verzoekster en heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet voldoende had aangetoond dat zij alles had gedaan om de schuldeisers een acceptabel aanbod te doen en dat haar huidige opleidingssituatie haar mogelijkheden om fulltime te werken belemmerde. De rechtbank heeft het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen afgewezen.