Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 februari 2019, met producties 1 tot en met 8;
- de aanvullende producties 9 tot en met 12;
- de producties 1 tot en met 8 van Stedin;
- de mondelinge behandeling op 1 maart 2019;
- de pleitnota van Van Traa;
- de pleitnota van Stedin.
2.De feiten
een aansluiting voor elektriciteit met een maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80A, niet zijnde een aansluiting als bedoeld in artikel 1, lid 2 of lid 3 van de Elektriciteitswet 1998, en/of
een aansluiting voor gas met een totale maximale capaciteit van ten hoogste 40 m3(n) per uur;
de onderbreking het gevolg is van een aan de netbeheerder toerekenbare tekortkoming èn
het personenschade betreft als gevolg van lichamelijk letsel of overlijden en/of
het zaakschade betreft bestaande uit vernietiging, beschadiging of verlies van een zaak en/of
het noodzakelijke kosten betreffen ter voorkoming van zaakschade bij een onderbreking van meer dan 8 uur, die niet bestaan uit kosten ter zake van een vervangende elektriciteitsvoorziening.
de aangeslotene tenminste drie werkdagen van tevoren op de hoogte stelt van door de netbeheerder geplande werkzaamheden waarbij het noodzakelijk is dat de transportdienst bij de aangeslotene wordt onderbroken.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ten aanzien van de gestelde lastgeving
in eigen naam, voor rekening van de lastgever, te procederen. Volgens vaste rechtspraak hoeft de lasthebber niet in de dagvaarding te vermelden dat hij optreedt voor de belangen van een derde. Pas als het verweer van de wederpartij daartoe aanleiding geeft, zal de lasthebber moeten stellen, en zo nodig bewijzen, dat hij uit hoofde van lastgeving bevoegd is op eigen naam ten behoeve van de rechthebbende op te treden (HR 26 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP9665, NJ 2005, 41, r.o. 3.3). Nu Stedin verweer heeft gevoerd op dit punt, ligt het op de weg van Van Traa om aannemelijk te maken dat sprake is van lastgeving.
980,00