ECLI:NL:RBROT:2019:2627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
10/258565-18 en 10/009001-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes, vernieling van een auto en overtreding van een gebiedsverbod door een verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met een mes, vernieling van een auto, bedreiging van een agent met een schietgebaar en het overtreden van een gebiedsverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat te maken heeft met zijn verstandelijke beperking en alcoholverslaving. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de verklaringen van getuigen en de aangifte van slachtoffers als bewijs zijn gebruikt. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een klinische behandeling benadrukt, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte voor de duur van twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders moet worden geplaatst, met een tussentijdse beoordeling na twaalf maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/258565-18 en 10/009001-18
Datum uitspraak: 4 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Verhoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar zonder aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het bij parketnummer 10/009001-18 onder feit 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot het bij parketnummer 10/009001-18 onder feit 1 ten laste gelegde verklaart de aangever noch de getuige iets over woordelijke bedreigingen; er is alleen verklaard dat de verdachte op straat rondliep met een mes. Op zichzelf kan die situatie als bedreigend worden ervaren, maar er was geen sprake van een bedreiging gericht tegen een specifiek persoon. De verdachte heeft geen stekende bewegingen gemaakt en is niet met het mes op iemand afgelopen. Hij draaide zich enkel om met een mes in de hand. Van dit feit moet de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de bedreiging van de verbalisant (parketnummer 10/258565-18; feit 1) is aangevoerd dat de verdachte ten stelligste ontkent dat hij een ‘schietgebaar’ heeft gemaakt. De raadsman merkt op dat dergelijk gedrag ook a-typisch zou zijn voor de verdachte; een scheldpartij past meer bij hem. Daarnaast hebben beide verbalisanten de situatie voor het opstellen van de processen-verbaal met elkaar besproken en kan het dus niet anders dan dat ze elkaar daarmee hebben beïnvloed. Toch bevatten die pv’s verschillen en bij zijn verklaring bij de rechter-commissaris voegt één verbalisant zelfs nog een element aan de verklaring toe. Nu uit de verklaringen niet is op te maken wat er precies is gebeurd en de verklaringen onderling verschillen, dient de verdachte te worden vrijgesproken van dit feit.
Met betrekking tot het overtreden van het gebiedsverbod heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte zo’n brief met een verbod niet begrijpt en dus niet opzettelijk en bewust heeft overtreden. Daarom moet de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.2.2.
Beoordeling
Parketnummer 10/009001-18 (feit 1)
De aangever [naam slachtoffer 1] verklaart dat hij op donderdag 11 januari 2018 rond 17:40 uur, een jongen met een mes in zijn hand, die hij later herkent als de verdachte, op zijn auto zag beuken.
Toen hij de verdachte daarop aansprak, draaide de verdachte zich om en liep hij met het mes in zijn hand op de aangever af. Hij hield daarbij het mes op schouderhoogte vast en met gestrekte rechterarm voor zich uit. De aangever was direct bang dat de verdachte hem neer zou steken met dit mes. De aangever fietste toen weg en ging verder op staan. Hij zag toen dat de verdachte hem weer achterna kwam met het mes in zijn hand.
De getuige [naam getuige] verklaart dat zij zag dat de verdachte met een groot mes, voorzien van een zwart met rood handvat, naar buiten kwam stormen. De verdachte hief vervolgens het mes richting de aangever alsof hij de aangever wilde steken. Later zag deze getuige dat de verdachte weer op de aangever af kwam lopen en dat hij weer het mes boven zich hield alsof hij de aangever wilde steken.
Deze verklaringen bieden voldoende steun voor het oordeel dat de verdachte niet alleen met een mes op straat liep, maar ook dat hij daarmee gericht de aangever [naam slachtoffer 1] bedreigde.
Dit feit is bewezen.
Parketnummer 10/258565-18 (feit 1)
De rechtbank stelt vast dat twee verbalisanten hebben gezien dat de verdachte, toen hij in een politiebusje was geplaatst, met zijn handen een ‘schietgebaar’ maakte in de richting van één van de verbalisanten. De rechtbank ziet geen reden om aan die waarnemingen te twijfelen en ziet geen relevante verschillen tussen de verklaringen van de verbalisanten.
Anders dan de raadsman heeft gesteld, heeft de verdachte het niet bij deze non-verbale bedreiging gelaten. Eén van de verbalisanten hoorde de verdachte ook nog zeggen: “Ik vecht met jullie tot aan de dood. Kom maar op."
Ook dit feit is bewezen.
Parketnummer 10/258565-18 (feit 2)
De rechtbank stelt vast dat de verdachte kennis heeft genomen van de stukken waarin het in feit 2 bedoelde gebiedsverbod is vastgelegd, dat hij voor ontvangst heeft getekend en dat aan hem is uitgelegd wat het gebiedsverbod inhield. De verdachte heeft ten overstaan van de verbalisanten die het gebiedsverbod uitreikten, verklaard dat hij inmiddels wel wist waar hij wel en niet mocht komen tijdens de wedstrijden van Feyenoord.
Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank er van uit dat de verdachte wist van het gebiedsverbod en dat hij – ondanks zijn verstandelijke beperkingen – wist wat het inhield.
De rechtbank vindt daarom bewezen dat de verdachte dit gebiedsverbod op 16 december 2018 opzettelijk heeft overtreden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 10/258565-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en het bij parketnummer 10/009001-28 onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 10/009001-18 onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/258565-18
1hij op 16 december 2018 te Rotterdam een hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam, genoemd in het proces-verbaal van bevindingen onder nummer [proces-verbaalnummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ,door dreigend- met wijs- en middelvinger in een V-vorm naar zijn eigen ogen en toen naar die hoofdagent te wijzen en (vervolgens)- een schietbeweging te maken met de armen en de handen richting die hoofdagent [proces-verbaalnummer] ;
2hij op 16 december 2018 te Rotterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerknummer] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a eerste lid onder a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Gemeente Rotterdam, onder andere inhoudende dat hij, verdachte, zich op alle dagen van 10.00 tot en met 24.00 uur dat Feyenoord thuis speelt tijdens de competitiewedstrijden tijdens het seizoen 2017-2018 en 2018-2019 niet mocht bevinden in/op o.a. de Stadionweg, door, zich op voornoemde datum omstreeks 20.36 uur op de Stadionweg, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Parketnummer 10/009001-18
1hij op 11 januari 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door met een (opgeheven) mes op die [naam slachtoffer 1] af te lopen
2hij op 11 januari 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel, dat aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/258565-18

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

2. opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Parketnummer 10/009001-18

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Motivering straf en maatregel

6.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft binnen een betrekkelijk korte periode een buurtgenoot van zijn moeder met een mes bedreigd, de auto van een andere buurtgenoot van zijn moeder vernield, een gebiedsverbod overtreden en een agent bedreigd.
Bij al deze feiten lijkt alcoholmisbruik een grote rol te hebben gespeeld. Aangever [naam slachtoffer 1] verklaart hier treffend over: “
Ik ken hem als een jongen die, als hij nuchter is, aardig is maar als hij gedronken heeft, verandert in een beest.” Ook de getuige [naam getuige] en de moeder van de verdachte maken zich grote zorgen over de verdachte.
De verdachte veroorzaakt in dronken toestand ernstige overlast, zowel bij zijn moeder in de straat als bij het Feijenoordstadion. Het gebiedsverbod dat tot doel heeft om de verdachte rond Feijenoord-wedstrijden uit de buurt van het stadion te houden, heeft kennelijk niet geholpen.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij de afgelopen jaren vaak in aanraking is gekomen met justitie voor onder meer bedreigingen en belediging van een ambtenaar in functie.
In de vijf jaren voorafgaande aan de nu bewezen feiten is de verdachte ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk en de opgelegde straffen waren ten uitvoer gelegd voordat de verdachte de nu bewezen feiten pleegde. Hiermee is voldaan aan een formele voorwaarde voor plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD).
6.3.2.
Rapportages
Psycholoog
R. Bout, GZ-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2018. De psycholoog concludeert dat de verdachte licht verstandelijk beperkt is en lijdt aan stoornissen in het gebruik van alcohol en cocaïne. Daarnaast heeft de verdachte een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De feiten kunnen hem daarom in verminderde mate worden toegerekend.
De psycholoog adviseert een behandeling, gericht op het verminderen van de impulsiviteit (mogelijk met medicijnen), het vergroten van het inzicht in de risico’s van zijn handelen en het maken van de juiste gedragskeuzes. Daarbij moet er aandacht voor zijn dat de verdachte door zijn verstandelijke beperking, beperkt ‘leerbaar’ is. Verder is het van belang dat de verdachte (langdurig) van zijn alcohol- en drugsverslaving afkomt.
Een dergelijke behandeling heeft volgens de psycholoog alleen kans van slagen in een klinische setting, waarbij er veel structuur en duidelijkheid wordt gegeven. Daarnaast moet er expertise zijn in de behandeling van verstandelijk beperkte cliënten. De psycholoog denkt aan een kliniek gespecialiseerd in SGLVG-problematiek (sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt). Een andere mogelijkheid is om betrokkene te plaatsen in een Forensische Verslavings Kliniek zoals de Piet Roorda kliniek of een soortgelijke instelling waar het zwaartepunt van de behandeling zal komen te liggen op de verslaving. Ten aanzien van een plaatsing in de Piet Roordakliniek geldt dat de verdachte positieve ervaringen met die kliniek heeft.
Hoewel de verdachte te kennen heeft gegeven dat hij gemotiveerd is voor een dergelijke klinische behandeling, verwacht de psycholoog dat de verdachte, met name bij tegenslagen, moeite zal hebben om zich te houden aan de voorwaarden. De psycholoog denkt dat het herhalingsgevaar voldoende kan worden teruggebracht met de voorgestelde behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, dan wel een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Reclassering
Antes reclassering onderschrijft in haar rapport van 21 februari 2019 de conclusie van de psycholoog dat een klinische behandeling nodig is. Aansluitend zou woonbegeleiding en ambulante behandeling aangewezen zijn. Zonder behandeling en begeleiding is het risico dat de verdachte opnieuw in de fout gaat, hoog.
De reclassering ziet – anders dan de psycholoog – geen mogelijkheden om die behandeling en begeleiding in een voorwaardelijk kader te laten plaatsvinden. De reclassering verwacht op zich wel dat de verdachte zal willen meewerken aan een klinisch traject en een vorm van woonbegeleiding. De verstandelijke beperking en verslavingsgevoeligheid maken echter het justitiële kader van een tweejarige ISD nodig om langer durend forse justitiële druk te kunnen genereren wanneer betrokkene dreigt een behandeling niet vol te houden. Bij voortijdige beëindiging van de behandeling kan terugplaatsing in de inrichting het herhalingsgevaar beperken.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, over.
Uit het strafblad en uit de nu bewezen verklaarde feiten blijkt dat de verdachte er – hoogstwaarschijnlijk door zijn verstandelijke beperking en alcoholprobleem – maar niet in slaagt om uit de problemen te blijven. De verdachte heeft zich ook nu weer schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Alleen een klinische behandeling, gevolgd door intensieve begeleiding en ambulante behandeling, biedt enige hoop op een (blijvende) gedragsverandering. Een eerdere voorwaardelijke straf, met daaraan gekoppeld een ambulante behandeling en reclasseringsbegeleiding, heeft niet geholpen om de verdachte op het rechte pad te houden. Integendeel: hij is steeds verder ontspoord en heeft nu ook geen eigen huisvesting meer. De rechtbank is het eens met de reclassering, dat alleen het gedwongen kader van een ISD-maatregel voldoende druk op de verdachte kan uitoefenen om mee te werken aan de behandeling en begeleiding.
Gelet op de overlast en schade die de verdachte steeds weer veroorzaakt, stelt de rechtbank nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat de verdachte voor de duur van twee jaren wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarbij is mede gelet op ernst van de nu bewezen feiten en op de vele eerdere veroordelingen.
De rechtbank realiseert zich dat aan de verdachte al eerder een ISD-maatregel is opgelegd, maar hoopt dat een nieuwe ISD-plaatsing kan helpen om het herhalingsgevaar te verkleinen.
De rechtbank vindt het belangrijk om een vinger aan de pols te houden met betrekking tot de voortgang van de behandeling en begeleiding. Daarom zal de rechtbank ambtshalve beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het openbaar ministerie moet de rechtbank daar na 12 maanden over berichten.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer omdat het bewezen feit met behulp van voornoemd voorwerp is begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 38m, 38n, 57, 184, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beslist tot
een tussentijdse beoordelingvan de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
bepaalt dat de rechtbank daarover
over 12 (twaalf) maandenna het onherroepelijk worden van deze uitspraak door het openbaar ministerie wordt bericht.
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart het voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2019.
De griffier is niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/258565-18
1
hij op of omstreeks 16 december 2018 te Rotterdam een hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam, genoemd in het proces-verbaal van bevindingen onder nummer [proces-verbaalnummer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend
- met wijs- en middelvinger in een V-vorm naar zijn eigen ogen en toen naar die hoofdagent te wijzen en/of (vervolgens)
- een schietbeweging te maken met de arm(en) en/of de hand(en) richting die hoofdagent [proces-verbaalnummer] ;
2
hij op of omstreeks 16 december 2018 te Rotterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk [kenmerknummer] krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a eerste lid onder a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Gemeente Rotterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, onder andere inhoudende dat hij, verdachte, zich op alle dagen van 10.00 tot en met 24.00 uur dat Feyenoord thuis speelt tijdens de competitiewedstrijden tijdens het seizoen 2017-2018 en 2018-2019 niet mocht bevinden in/op o.a. de Stadionweg, door, zich op voornoemde datum omstreeks 20.36 uur in/op de Stadionweg, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Parketnummer 10/009001-18
1
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een (opgeheven) mes op/naar die [naam slachtoffer 1] af/toe te lopen/gaan en/of stekende bewegingen te maken naar/in de richting van die [naam slachtoffer 1] te maken;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )