ECLI:NL:RBROT:2019:2628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
10/260032-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met psychische stoornis als factor

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging. De verdachte had op 17 december 2018 in Gorinchem een steen naar het hoofd van het slachtoffer gegooid, wat resulteerde in een bloedende hoofdwond. Daarnaast had de verdachte in de periode van 13 oktober 2018 tot en met 3 november 2018 meerdere bedreigende sms-berichten naar het slachtoffer gestuurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, lijdend aan een paranoïde waanstoornis en een bipolaire stoornis met psychotische trekken. De rechtbank besloot tot plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een bewezenverklaring van de feiten geëist, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had gecreëerd. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de rechtbank legde wel een maatregel op tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, gezien het hoge recidiverisico en het gebrek aan ziektebesef bij de verdachte. Tevens werd een schadevergoeding van €363,76 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/260032-18
Datum uitspraak: 4 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad,
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Verhoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging en een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Met betrekking tot feit 1:
De verdachte heeft geen opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. De steen is weliswaar tegen het hoofd van het slachtoffer aan gekomen, maar het was een kleine steen en het schedelbot is een hard been in het menselijk lichaam, zodat niet kan worden gesproken van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot feit 2:
Van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven is geen sprake. De berichten die de verdachte aan het slachtoffer heeft verstuurd, moeten worden uitgelegd tegen de achtergrond van het financiële conflict dat zij hadden. De dubbele rol van aangever, namelijk die van bewindvoerder en van nalatenschapscoach, maakte de verdachte feitelijk monddood en incapabel om zijn belangen te behartigen.
4.1.2.
Beoordeling
Met betrekking tot feit 1:
Volgens de ter zitting door de verdachte afgelegde verklaring wierp hij de steen bovenhands richting het hoofd van de aangever, over een afstand van ongeveer 7,5 tot 10 meter. De aangever is daarbij met die steen op zijn hoofd geraakt en heeft een bloedende hoofdwond opgelopen ter grootte van ongeveer 6 centimeter. De wond zat niet ver van zijn slaap en moest op de eerste hulp gelijmd worden.
Uit de foto’s in het dossier blijkt verder dat de stenen, die langs het treinspoor aangetroffen kunnen worden en die vergelijkbaar zijn met de steen waarmee de verdachte gooide, vrij fors en scherp gepunt zijn. Het is – anders dan de raadsman stelt - een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is. Door het gooien van een dergelijke steen naar het hoofd kan een schedelbreuk of kunnen bloedingen ontstaan. Daarnaast bestaat het risico dat de slaap, ogen, neus of tanden worden geraakt, met mogelijk zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen, en deze ook bewust heeft aanvaard, dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dit betekent dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Met betrekking tot feit 2:
Niet in geschil is dat de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen berichten aan de aangever heeft verstuurd. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van deze berichten – zoals: “
je moet echt voor de rest van je leven omkijken”, “
ik maak je af” en “
je gaat eraan” – van dien aard zijn dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee is gedreigd, ook gepleegd zou worden. Het verweer dat er geen sprake is van bedreigingen in het licht van de problemen tussen de verdachte en de aangever, wordt dus verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De onder 1 (primair) en feit 2 ten laste gelegde feiten zijn bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1. hij op 17 december 2018 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- één
steentegen het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft gegooid
- terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op meer tijdstippen in de periode van 13 oktober 2018 tot en met 3 november 2018 te Gorinchem [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] via sms berichten dreigend de woorden toe te voegen:
- "jij moet echt voor de rest van je leven omkijken" en
- "jij gaat eraan vanwege die foute geldbedragen jij heb een groot groot probleem klootzak" en
- "ik maak je af" en
- "Dat geld overboeken en iedere keer verkeerd dat gaat jou je leven kosten achterbakse hond ik maak je af" en
- " dat gemeentehuis die avres en uwv en jij zeker worden afgemaakt achterbakse hond die je bent je weet het dat mbt dat geld dat jij eraan gaat wat ik man van de wereld” en
- "jij gaat eraan dat staat bij mij vast want je bent minder als een hond"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging zware mishandeling

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte en motivering van de maatregel

6.1.
De feiten
De verdachte heeft een steen naar de aangever gegooid, waarbij de aangever op het hoofd geraakt is. Daarnaast heeft de verdachte in de periode voorafgaand aan dit incident meerdere sms-berichten met bedreigende teksten naar de aangever gestuurd. Met dit handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van de aangever en zijn gezin.
6.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapporten van psychiaters J. Marx en A.R. Schipper van 21 februari 2019 en van GZ-psycholoog drs. R. de Vries van 25 februari 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis met een narcistische persoonlijkheidsstoornis en/of een stemmingsstoornis in het bipolaire type. Verder beschrijft de psycholoog dat de verdachte lijdt aan een paranoïde waanstoornis, een bipolaire stoornis met psychotische trekken. De deskundigen constateren dat de waanideeën bij de verdachte leiden tot de opvatting dat hij volledig in zijn recht stond op het moment dat hij de aangever aanviel. De verdachte had ten tijde van het plegen van de feiten dus een gebrekkig realiteitsbesef en aannemelijk is dat zijn handelingsvrijheid beperkt was. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde aan de verdachte niet aan te rekenen.
Zonder behandeling wordt het recidiverisico als hoog geschat. De verdachte vertoont vèrgaand obsessief gedrag. Gezien dit grote herhalingsgevaar en de vastgestelde vijandigheid richting de aangever is langdurige, gesloten, klinische behandeling aangewezen. Onderzocht kan worden hoe de verdachte reageert op medicatie en stabilisatie. Vanwege het volledig ontbreken van ziektebesef en –inzicht kan dit volgens de deskundigen niet op vrijwillige basis. Zowel de psychiaters als de psycholoog adviseren een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
6.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de deskundigen bij hun onderzoek zijn uitgegaan van een poging doodslag, terwijl uiteindelijk een poging tot zware mishandeling ten laste is gelegd. Hun beeld van de zaak kan daardoor beïnvloed zijn en de deskundigen zouden mogelijk tot een andere conclusie zijn gekomen als ze daar niet van waren uit gegaan. De beschreven waanstoornis is volgens de verdachte niet aan de orde, maar hij herkent zich wel in de beschreven traumatische ervaring en hij heeft vaak last van depressiviteit. Er moet volgens de verdediging eerst gekeken worden naar andere behandelmogelijkheden, zoals hulpverlening vanuit een ambulante setting, voordat de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgelegd.
6.4.
Conclusie
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over, maakt deze tot de hare en oordeelt dat het bewezenverklaarde verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens niet kan worden toegerekend. De kwalificatie van het feit bij de start van het onderzoek doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de deugdelijkheid van het persoonlijkheidsonderzoek. Ook overigens ziet de rechtbank in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, geen reden om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de deskundigen.
De rechtbank acht de verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het opleggen van een andere maatregel dan plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is volgens de deskundigen – en ook volgens de rechtbank - niet op zijn plaats vanwege het herhalingsgevaar. De verdachte kan vanuit vermeend onrecht immers agressief reageren en ieder ziektebesef en –inzicht ontbreekt bij hem. In het vastgestelde ziektebeeld en het daarmee samenhangende herhalingsgevaar ziet de rechtbank net als de deskundigen de noodzaak tot verdere forensische behandeling in een gedwongen kader. De rechtbank zal met het oog op de veiligheid van de aangever en de algemene veiligheid van goederen en personen aan de verdachte daarom een maatregel opleggen tot plaatsing in een psychiatrische ziekenhuis voor de duur van één jaar.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van €363,76 aan materiële schade.
7.1.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 december 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 363,76, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 363,76 (zegge: driehonderddrieenzestig euro en zesenzeventig eurocent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 363,76(hoofdsom,
zegge: driehonderddrieenzestig euro en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 363,76 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
8 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2019.
De griffier is niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 17 december 2018 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal (één of meer) stenen op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gegooid en/of
- meermalen; althans eenmaal, (een of meer) stenen in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair althans, indien, het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2018 te Gorinchem [naam slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (een of meer) stenen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te gooien;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 oktober 2018 tot en met 3 november 2018 te Gorinchem [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] (via smsberichten en/of appberichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- "jij moet echt voor de rest van je leven omkijken" en/of
- "jij gaat eraan vanwege die foute geldbedragen jij heb een groot groot probleem klootzak" en/of :
- "ik maak je af" en/of
- "Dat geld overboeken en iedere keer verkeerd dat gaat jou je leven kosten achterbakse hond ik maak je af" en/of
- "dat gemeentehuis die avres en uwv en jij zeker worden afgemaakt achterbakse hond die je bent je weet het dat mbt dat geld dat jij eraan gaat wat ik man van de wereld” en/of
- "jij gaat eraan dat staat bij mij vast want je bent minder als een hond" en/of
- "jij hebt echt groot probleem mbt geld met mij ik maak je af klootzak",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;