In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van familieleden. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, maar op basis van een PBC-rapport uit 2014, waarin schizofrenie werd gediagnosticeerd, en de toelichting van een psycholoog tijdens de zitting, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat de bewijsstukken onvoldoende aanknopingspunten boden voor deze conclusie. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zijn zus en broer heeft mishandeld en bedreigd. De feiten vonden plaats op 15 december 2018 en 26 september 2018 in Rotterdam. De verdachte heeft zijn zus [naam slachtoffer 1] mishandeld door haar knietjes te geven tegen haar hoofd en haar te bedreigen met de dood. Ook heeft hij zijn broer [naam slachtoffer 2] mishandeld door hem te slaan.
De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege voor maximaal vier jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat er een hoog recidiverisico is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte vereisen.