ECLI:NL:RBROT:2019:2643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
10/257485-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van familieleden met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van familieleden. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, maar op basis van een PBC-rapport uit 2014, waarin schizofrenie werd gediagnosticeerd, en de toelichting van een psycholoog tijdens de zitting, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat de bewijsstukken onvoldoende aanknopingspunten boden voor deze conclusie. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zijn zus en broer heeft mishandeld en bedreigd. De feiten vonden plaats op 15 december 2018 en 26 september 2018 in Rotterdam. De verdachte heeft zijn zus [naam slachtoffer 1] mishandeld door haar knietjes te geven tegen haar hoofd en haar te bedreigen met de dood. Ook heeft hij zijn broer [naam slachtoffer 2] mishandeld door hem te slaan.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege voor maximaal vier jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat er een hoog recidiverisico is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte vereisen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/257485-18
Datum uitspraak: 5 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Den Haag, afdeling PPC,
Raadsman mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
- aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting en opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum ter observatie, subsidiair
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feiten 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Poging opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel (feit 1 primair).
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting blijkt dat de verdachte op 15 december 2018 in de woning van zijn moeder aanwezig was, samen met zijn nicht [naam nicht verdachte] en zijn zussen [naam zus 1 verdachte] en [naam zus 2 verdachte] . Op enig moment is ruzie ontstaan tussen de verdachte en zijn zus [naam zus 2 verdachte] , waarna hij haar knietjes heeft gegeven tegen haar hoofd. Zij heeft daarvan aangifte gedaan. De verklaring van [naam zus 2 verdachte] wordt bevestigd door de getuigenverklaring van haar zus, [naam zus 1 verdachte] .
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de stukken in het dossier onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat het handelen van de verdachte te kwalificeren is als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat het tenlastegelegde onder feit 1 primair niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
subsidiair:
hij, op 15 december 2018 te Rotterdam, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door knietjes te geven tegen haar gezicht/hoofd;
2
hij, op 15 december 2018 te Rotterdam, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar meermalen althans eenmaal
  • met kracht) te slaan tegen het hoofd en
  • vervolgens bij de haren te pakken en
  • vervolgens het hoofd naar beneden te trekken;
3
hij, op 15 december 2018 te Rotterdam, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou/jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij, op 26 september 2018 te Rotterdam, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem
- met kracht te trappen tegen de zij
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.subsidiair, 2 en 4

mishandeling;

3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte dient te worden geplaatst in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) om meer zicht te krijgen op de eventuele stoornissen/gebreken bij de verdachte omdat hij niet heeft willen meewerken aan onderzoek door Pro Justitia. In dit stadium is er geen duidelijkheid omtrent de strafbaarheid van de verdachte.
6.2.
Beoordeling
Hoewel de verdachte niet heeft willen meewerken aan het Pro Justitia onderzoek hebben de deskundigen drs. R.K.F. Lemmens (klinisch psycholoog) en drs. C.J.F. Kemperman (psychiater) kort kunnen spreken met de verdachte. Zij hebben daarover op 13 respectievelijk 26 februari 2019 gerapporteerd. Volgens de psycholoog kan niet worden uitgesloten dat de weigering van de verdachte voortkomt uit een ziekelijke achterdocht (paranoïde ideeën). Volgens de psychiater lijdt de verdachte aan schizofrenie met psychotische episodes. De psychiater vermoedt dat er ten tijde van het onderzoek een opleving was van het psychotisch beeld, maar wat precies de relatie is met het delict is niet duidelijk omdat de verdachte niet meewerkt aan het onderzoek. Vanuit patiëntenperspectief is behandeling wel raadzaam, aldus de psychiater.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2018 ( [proces-verbaalnummer] , pagina 20 en 21 van de doorgenummerde bijlagen), blijkt dat de verdachte betrokken is bij meerdere geweldsincidenten tegen zijn familie, waaronder op 8 juni 2018.
De verdachte is op 6 januari 2014 eveneens bij een geweldsdelict betrokken geweest, naar aanleiding waarvan de verdachte ter observatie is opgenomen in het PBC. Naar aanleiding van die observatie hebben de deskundigen R. Haveman (psycholoog) en M. van Berkel (psychiater) een rapport opgesteld, gedateerd 3 november 2014. Dit rapport is toegevoegd aan het dossier van de onderhavige zaak. Uit dat rapport blijkt dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. Tevens heeft hij antisociale persoonlijkheidstrekken, waaronder een beperkt geweten en moeite met emotieregulatie. De kans op herhaling van een geweldsincident werd hoog geschat, gelet op de psychotische problematiek van de verdachte. Tevens heeft hij vanuit zijn stoornis geen ziektebesef en is hij niet gemotiveerd voor medicatie.
De deskundige drs. R.K.F. Lemmens heeft op de zitting verklaard dat hij op basis van het dossier geen uitspraak kan doen over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. In het politiedossier ziet hij geen aanwijzingen dat de verdachte ten tijde van de thans bewezenverklaarde feiten psychotisch was. Hoogstens ziet hij aanwijzingen dat de verdachte verward was. De deskundige heeft verder verklaard dat de ziekte die eerder bij de verdachte is vastgesteld (schizofrenie) niet over gaat, maar dat de toestand – wanneer de patiënt geen medicatie inneemt – eerder verslechtert. Opname in het PBC zal naar verwachting van de deskundige geen meerwaarde hebben, omdat de verdachte medicatie, die nodig is om hem te stabiliseren en om vervolgens nader onderzoek naar hem te kunnen doen, weigert.
De verdachte heeft op de zitting herhaaldelijk aangegeven niet in te zien waarom hij met deskundigen moet praten en dat hij geen medicatie zal nemen.
De rechtbank ziet in de verklaring van de deskundige Lemmens ter terechtzitting en de ontremde en geagiteerde houding en de verklaringen van de verdachte op de zitting voldoende aanwijzingen om te vast te stellen dat de verdachte geen medicatie gebruikt en dat hij deze ook niet zal gaan gebruiken. Plaatsing in het PBC heeft dan ook geen meerwaarde. De rechtbank zal een bevel tot plaatsing in het PBC daarom achterwege laten.
De rechtbank acht het op grond van bovengenoemde rapportages, de verklaring van de deskundige op de terechtzitting en de omstandigheid dat de verdachte vanaf juni 2018 betrokken is geweest bij meerdere geweldsdelicten, aannemelijk dat de ziekelijke stoornis nog steeds aanwezig was ten tijde van het plegen van de thans bewezen verklaarde feiten. De uitlatingen en het gedrag van de verdachte tijdens de zitting wijzen ook duidelijk in die richting. Mede gelet op de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd, neemt de rechtbank voorts aan dat er een verband bestaat tussen die ziekelijke stoornis en het plegen van de feiten. De verdachte wordt om die reden verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Dit sluit de strafbaarheid van de verdachte niet uit.
Uit het onderzoek op de terechtzitting zijn overigens ook geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
6.3.
Conclusie
De verdachte is strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Tussen de verdachte en zijn zus [naam zus 2 verdachte] is in de woonkamer van de woning van hun moeder ruzie ontstaan toen zij wilde voorkomen dat de verdachte haar tas pakte. Hij heeft haar daarop bij de haren vastgehouden en klappen en knietjes gegeven. Zijn zusje [naam zus 1 verdachte] en zijn nichtje [naam nicht verdachte] waren daarbij aanwezig. De verdachte heeft ook gedreigd hen dood te zullen maken toen hij weer wilde terugkeren naar de woonkamer en hij merkte dat de zusjes de deur dicht hielden.
Verder heeft de verdachte zijn broer [naam broer verdachte] al springend een trap gegeven toen zij elkaar toevallig tegenkwamen bij metrostation Coolhaven. Deze broer is gelijk naar de huisartsenpost gegaan omdat hij pijn aan zijn ribben had.
Het gedrag van de verdachte jegens zijn familieleden is onacceptabel. Het is immers van groot belang dat familieleden zich jegens elkaar veilig voelen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn zus en de lichamelijke integriteit van zijn broer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsincidenten. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft op 5 maart 2019 gerapporteerd dat de niet heeft meegewerkt aan onderzoek door de reclassering. Volgens de reclassering is het recidiverisico hoog en zal hij naar verwachting niet meewerken aan reclasseringstoezicht. Om die reden acht de reclassering een deels voorwaardelijke straf met (bijzondere) voorwaarden niet uitvoerbaar.
Uit het rapport van de deskundigen van het PBC van 3 november 2014 blijkt, naast hetgeen hierboven over het rapport uiteen is gezet, dat aan de verdachte in het verleden een PIJ-maatregel is opgelegd.
7.3.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Daarmee kan gelet op de rapportages en overige stukken in het dossier en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting niet worden volstaan. Nu een stringent (beveiligings)kader is vereist, de verdachte geen bereidheid toont om mee te werken aan een behandeling en een alternatieve behandelingsmogelijkheid ontbreekt, is oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk. Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Het onder 3 bewezen verklaarde feit is immers een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Op basis van de uitgebrachte Pro Justitia rapportages van februari 2019 en de eerdere rapportage van het PBC uit 2014 kan worden vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond die zijn gedrag op dat moment beïnvloedde. Daarnaast eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het onder 3 bewezen verklaarde feit, de overige bewezen verklaarde feiten en het - ogenschijnlijke - impulsieve, onberekenbare en agressieve gedrag van de verdachte jegens mensen in zijn omgeving, waardoor gevaar voor herhaling aanwezig is.
Nu het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, geen misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegdvoor de duur van
ten hoogste 4 (vier) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A. Verweij en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 15 december 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer 1] meermalen met zijn, verdachtes, knie (met kracht) in/tegen het gezicht heeft gestoten, althans meermalen (met kracht) knietjes in het gezicht heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 december 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen althans eenmaal (met kracht) zijn knie te bewegen tegen/knietjes te geven tegen haar gezicht/hoofd;
2
hij, op of omstreeks 15 december 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar meermalen althans eenmaal
  • (met kracht) te slaan op/tegen het hoofd en/of
  • (vervolgens) bij de haren te pakken/grijpen en/of
  • (vervolgens) (met kracht) het hoofd naar beneden te trekken;
3
hij, op of omstreeks 15 december 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou/jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij, op of omstreeks 26 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem
- ( met kracht) te trappen/schoppen tegen de zij althans tegen het
lichaam en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, arm om de hals/nek te klemmen.