ECLI:NL:RBROT:2019:265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
6762943 cv expl 18-10733
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van buitengerechtelijke incassokosten op basis van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die h.o.d.n. een handelsnaam voert. Eiseres had gedaagde opdracht gegeven tot het incasseren van een vordering van € 25.250,00. De overeenkomst was onderworpen aan de algemene voorwaarden van eiseres, waarin bepalingen stonden over de incassokosten. Gedaagde heeft de vordering betwist en stelde dat er aanvullende afspraken waren gemaakt over de betaling van de kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim was met de betaling en dat eiseres op goede gronden de overeenkomst heeft ontbonden. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres tot betaling van de factuur van € 5.385,74 toegewezen, evenals de contractuele rente van € 1.525,31. Echter, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn gematigd tot € 644,29, omdat deze boven het gebruikelijke tarief uitkwamen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6762943 CV EXPL 18-10733
uitspraak: 11 januari 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Leung,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te Berkel en Rodenrijs,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding van 5 maart 2018, met producties;
  • de aantekening van de griffier van het mondeling antwoord;
  • het aanvullend schriftelijk antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte uitlating producties.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1.
[gedaagde] heeft aan [eiseres] opdracht gegeven tot het incasseren van een vordering van € 25.250,00.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de door [eiseres] gehanteerde voorwaarden en tarieven van toepassing. In de algemene voorwaarden is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
9 Einde
9.1
De opdracht tot incasso eindigt indien er sprake van volledige betaling door Debiteur of wanneer het [eiseres] het besluit neemt de opdracht te beëindigen. (…)
9.3
Indien Cliënt een incasso-opdracht intrekt, buiten het [eiseres] om een betalingsregeling treft (…), het [eiseres] zonder enig bericht laat, (…) dan wel een verdere incassobehandeling in de weg staat, is het [eiseres] niettemin gerechtigd over de gehele haar ter incasso gestelde vordering 15% commissie, een bedrag van € 25 (exclusief BTW) aan registratiekosten en overleg kosten – waaronder onder meer alle verschuldigde kosten van derden, zoals buitendienst leges, proces- en executiekosten – in rekening te brengen. (…)
13 Betaling
(…)
13.4
Indien Cliënt in verzuim is, is zij, zonder dat verder ingebrekestelling is vereist, vanaf datum verzuim alle gerechtelijke- en buitengerechtelijke kosten verschuldigd. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen 15% van de openstaande vordering met een minimum van € 75 (exclusief BTW), een en ander te vermeerderen met een bedrag van € 10,- (exclusief BTW) per sommatie aan administratiekosten, alsmede een bedrag van € 35,- (exclusief BTW) aan registratiekosten en rente zoals bedoeld in het vorige lid. (…)”
2.3.
Toen bleek dat de debiteur van [gedaagde] niet bereid was om in der minne tot een oplossing te komen heeft [gedaagde] aan [eiseres] opdracht gegeven tot het starten van een gerechtelijke procedure.
2.4.
Per e-mailbericht van 21 oktober 2016 heeft [eiseres] aan [gedaagde] de opdracht tot het starten van een dagvaardingsprocedure bevestigd en de bijbehorende factuur gestuurd. In dit e-mailbericht is tevens opgenomen:
“Betaling in 2 termijnen: 50% uiterlijk 21/10/2016 en 100% uiterlijk 21/11/2016.
2.5.
Per e-mailbericht van 10 december 2016 heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer te kennen gegeven dat de werkzaamheden worden opgeschort wegens het onbetaald blijven van een of meerdere nota’s en dat indien binnen 5 dagen het openstaande saldo niet is voldaan de overeenkomst buitenrechtelijk zal worden ontbonden en dat de kosten zullen worden doorbelast naast de incassoprovisie ex artikel 9.3 van de voorwaarden.
2.6.
Per e-mailbericht van 19 december 2016 heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer te kennen gegeven dat de overeenkomst wordt ontbonden en dat de kosten zullen worden doorbelast.
2.7.
Per e-mailbericht van 18 januari 2018 heeft [eiseres] aan [gedaagde] de factuur betreffende de afwikkeling ex artikel 9.3 algemene voorwaarden gestuurd en verzocht het bedrag van € 5.385,74 te voldoen.
2.8.
[eiseres] heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen € 8.213,18, de wettelijke handelsrente over de (restant) hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en [gedaagde] te veroordelende in de proceskosten en de nakosten een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan de vordering heeft [eiseres] naast de vaststaande feiten – samengevat en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Nadat [gedaagde] in verzuim was met de afgesproken betaling heeft [eiseres] het dossier afgewikkeld conform de overeengekomen voorwaarden en tarieven. [gedaagde] is op grond van artikel 9.3 van de algemene voorwaarden gehouden tot betaling van de factuur van € 5.385,74 en subsidiair op grond van de wet een redelijk loon verschuldigd. Over de openstaande hoofdsom is [gedaagde] de contractuele rente van 2% per maand verschuldigd. De tot 5 maart 2018 vervallen rente bedraagt € 1.525,31. Subsidiair maakt [eiseres] aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente. Daarnaast is [gedaagde] op grond van de wet gehouden tot vergoeding van de interne invorderingskosten van € 40,00. Voorts maakt [eiseres] op grond van de algemene voorwaarden en op grond van de wet aanspraak op vergoeding van € 1.262,76 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe – samengevat en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Nadat [gedaagde] op 7 december 2016 van [eiseres] een betalingsherinnering had ontvangen, heeft [gedaagde] met de heer [naam] (hierna: [naam] ) van [eiseres] gebeld. [gedaagde] heeft in dat telefoongesprek toegelicht waardoor zij niet in staat was de factuur te voldoen. Er is toen afgesproken dat de procedure tegen de debiteur van [gedaagde] in de wacht zou worden gezet totdat [gedaagde] weer in staat zou zijn de procedure voort te zetten. Na ontvangst van de ontbindingsverklaring heeft [gedaagde] wederom gebeld en heeft [eiseres] haar excuus aangeboden. [gedaagde] heeft zich vervolgens geconcentreerd op haar herstel en haar gezin. Naar aanleiding van het e-mailbericht van 7 juli 2017 van de incassogemachtigde heeft [gedaagde] aan zowel de incassogemachtigde als aan [eiseres] per e-mail laten weten dat de vordering op een vergissing moet berusten. [gedaagde] heeft daarna niets meer vernomen tot aan de dagvaarding. Na ontvangst van de dagvaarding heeft [gedaagde] direct met [naam] contact opgenomen en de mogelijkheid om de procedure tegen de debiteur te hervatten besproken. Ondanks nader overleg is er geen regeling tot stand gekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is primair in geschil of [gedaagde] gehouden is tot betaling van de factuur van 18 januari 2017.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] komt er op neer dat zij met [naam] van [eiseres] een aanvullende afspraak heeft gemaakt na de in eerste instantie gemaakte afspraak op 21 oktober 2016 dat zij de kosten verbonden aan het beginnen van de dagvaardingsprocedure in twee termijnen zou voldoen.
4.3.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiseres] lag het op de weg van [gedaagde] haar stelling dat zij met [naam] een aanvullende afspraak heeft gemaakt nader te onderbouwen. Nu [gedaagde] geen nadere stukken in het geding heeft gebracht, noch feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] met [naam] nadere afspraken heeft gemaakt, heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld om haar verweer te onderbouwen en wordt haar verweer als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.4.
In rechte zal er daarom vanuit worden gegaan dat [eiseres] toen betaling van de afgesproken tweede termijn uitbleef op goede gronden tot ontbinding van de overeenkomst is overgegaan en tot afwikkeling van het dossier. [gedaagde] is daarom gehouden de in de factuur van 18 januari 2017 overeenkomstig artikel 9.3 van de algemene voorwaarden in rekening gebrachte kosten te voldoen. Het bedrag van € 5.385,74 zal daarom worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde] heeft de factuur niet tijdig betaald en is daarom over het openstaande bedrag vanaf de dag van verzuim rente verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan contractuele rente van € 1.525,31 heeft [gedaagde] niet betwist, dit bedrag zal daarom worden toegewezen. De vanaf de dagvaarding gevorderde wettelijke handelsrente is op de wet gegrond en zal worden toegewezen.
4.6.
De door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. In het onderhavige geval acht de kantonrechter echter termen aanwezig om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv te matigen, en wel op grond van de volgende omstandigheden; de gevorderde vergoeding komt in ruime mate uit boven het tarief van 15% van de hoofdsom, dat gewoonlijk voor buitengerechtelijke werkzaamheden aan de opdrachtgever in rekening wordt gebracht, er is niet gesteld of gebleken dat de werkelijke kosten van [eiseres] hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit en voorts kunnen de aard en de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden de toewijzing van de gevorderde vergoeding niet rechtvaardigen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook gematigd worden toegewezen, en wel tot het in het Besluit gehanteerde tarief van € 644,29, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht. De daarnaast gevorderde interne invorderingskosten van € 40,00, vallen onder dit bedrag, nu dit eveneens incassokosten betreft.
4.7.
[eiseres] vordert tevens btw over de buitengerechtelijke incassokosten. Uit hetgeen in de dagvaarding is gesteld blijkt echter niet dat voor [eiseres] de btw niet verrekenbaar is. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering niet toegewezen.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] worden vastgesteld op € 85,79 aan dagvaardingskosten, € 476,00 aan griffierecht en € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 x € 250,00). Voor de akte uitlaten producties wordt gelet op de beperkte inhoud daarvan geen half punt toegekend.
4.9.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
4.10.
De door [gedaagde] bij conclusie van dupliek voor het eerst gevorderde proceskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu [gedaagde] in deze procedure in het ongelijk is gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 7.555,34, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 5.385,74 vanaf 5 maart 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 561,79 aan verschotten en € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op: € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.J. Smits en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
754