In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die h.o.d.n. een handelsnaam voert. Eiseres had gedaagde opdracht gegeven tot het incasseren van een vordering van € 25.250,00. De overeenkomst was onderworpen aan de algemene voorwaarden van eiseres, waarin bepalingen stonden over de incassokosten. Gedaagde heeft de vordering betwist en stelde dat er aanvullende afspraken waren gemaakt over de betaling van de kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim was met de betaling en dat eiseres op goede gronden de overeenkomst heeft ontbonden. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres tot betaling van de factuur van € 5.385,74 toegewezen, evenals de contractuele rente van € 1.525,31. Echter, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn gematigd tot € 644,29, omdat deze boven het gebruikelijke tarief uitkwamen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.