ECLI:NL:RBROT:2019:2704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
10/960175-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in terroristische munitiezaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 8 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een terroristische organisatie en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid munitie. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlasteleggingen, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat zijn medeverdachten op zoek waren naar wapens en munitie. De zaak was onderdeel van een breder onderzoek, genaamd 26JohnsonCity, dat was gestart naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Franse autoriteiten. Tijdens dit onderzoek werden verschillende medeverdachten aangehouden en werd een grote hoeveelheid munitie aangetroffen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de criminele activiteiten van de medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de levering van de munitie, en sprak hem integraal vrij. Daarnaast werd besloten dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.260,- aan de verdachte werd teruggegeven, omdat er geen bewijs was dat iemand anders dan de verdachte als rechthebbende kon worden aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960175-16
Datum uitspraak: 8 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Algerije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. B. Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11, 12, 14, 15 en 25 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van het feit als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
In de (gewijzigde) tenlastelegging wordt de verdachte kortgezegd
primairverweten dat hij heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie. Deze organisatie zou hebben bestaan uit [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en de terroristische misdrijven zouden zijn: het plegen van moord, doodslag en brandstichting en het voorhanden hebben van wapens en munitie. Daarnaast wordt hem verweten dat hij samen met anderen terroristische aanslagen heeft voorbereid.
Subsidiairwordt hem ten laste gelegd: medeplegen van medeplichtigheid aan deelname aan die terroristische organisatie. De medeplichtigheid zou hebben bestaan uit het tezamen en in vereniging met anderen leveren van een grote hoeveelheid munitie.
Meer subsidiairis ten laste gelegd: het voorhanden hebben en overdragen van die munitie, al dan niet met een terroristisch oogmerk.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F. van Veghel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1. 4.1.
4.1. Inleiding
In een lopend Frans opsporingsonderzoek ontstond tegen de Franse onderdanen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] alsmede tegen een Belgische onderdaan, [naam medeverdachte 3] , een verdenking van betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf. Op 24 respectievelijk 25 maart 2016 hebben de Franse respectievelijk Belgische autoriteiten de verdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] aangehouden. Tegen [naam medeverdachte 2] hebben de Franse autoriteiten een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd.
Bij de aanhouding van [naam medeverdachte 1] zijn in een door [naam medeverdachte 1] gehuurde woning in Argenteuil (Frankrijk) wapens en explosieven aangetroffen. Tevens trof de politie mobiele telefoons aan waarin twee Nederlandse telefoonnummers waren opgeslagen. Uit een Frans politieverhoor van [naam medeverdachte 1] op 25 maart 2016 bleek bovendien dat [naam medeverdachte 1] in de periode van 14 tot 21 maart 2016 in Nederland had verbleven. De Franse autoriteiten hebben daarop aan Nederland een rechtshulpverzoek gestuurd. Hierin is onder meer verzocht om het identificeren van de gebruikers van de in [naam medeverdachte 1] telefoon aangetroffen telefoonnummers, het lokaliseren van [naam medeverdachte 2] en het uitvoeren van huiszoekingen in verblijfplaatsen van [naam medeverdachte 2] op Nederlands grondgebied. Naar aanleiding van dit rechtshulpverzoek is de officier van justitie op 25 maart 2016 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26JohnsonCity . Ten behoeve van dit onderzoek is een
Joint Investigation Team(JIT) opgericht bestaande uit teams uit Frankrijk, België en Nederland. Binnen het JIT is informatie uitgewisseld tussen de onderzoeksteams van de verschillende landen.
In het onderzoek 26JohnsonCity heeft de politie de in [naam medeverdachte 1] telefoon aangetroffen Nederlandse telefoonnummers gekoppeld aan de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 4] . Verder ontstond het vermoeden dat [naam medeverdachte 2] op de [adres] te Rotterdam verbleef. Dit betreft de woning van [naam medeverdachte 4] . Op 27 maart 2016 is [naam medeverdachte 2] , kort nadat hij die woning verliet, aangehouden. Diezelfde dag is de politie de woning binnengetreden en trof zij in de berging van deze woning, verdeeld over verschillende tassen en rugzakken, een grote hoeveelheid zware munitie aan.
Op grond van een analyse van historische telefoongegevens, informatie van de Belgische en Franse autoriteiten en vingerafdrukken op de tassen waarin de munitie zich bevond, is tegen de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 7] en [naam medeverdachte 8] de verdenking ontstaan dat zij betrokken zijn geweest bij de (gedeeltelijke) levering van de op 27 maart 2016 aangetroffen munitie, welke munitie bestemd zou zijn geweest voor [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Op verschillende data in de periode maart tot oktober 2016 zijn voornoemde verdachten aangehouden en in verzekering gesteld.
4.1.2. 4.2.
4.2. Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat er geen bewijs is dat de verdachte een terroristisch oogmerk heeft gehad. Nu het terroristisch oogmerk bestanddeel is van beide feiten in het primaire deel van de tenlastelegging, zo begrijpt de rechtbank de officier van justitie, dient hij van die beide feiten te worden vrijgesproken. Wel kan het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. In de ten laste gelegde periode heeft de verdachte
meerdere malen telefonisch contact gehad met (onder andere) [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] . De verklaring van de verdachte dat hij [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] niet kent, is dus kennelijk leugenachtig. Op momenten volgen deze contacten elkaar op: [naam medeverdachte 5] belt de verdachte en de verdachte belt aansluitend met [naam medeverdachte 1] . Uit de verschillende verklaringen van [naam medeverdachte 5] en de telefoonanalyses volgt verder dat [naam medeverdachte 5] door de verdachte is voorgesteld aan [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op 17 februari 2016. Volgens [naam medeverdachte 5] ging het gesprek er toen over dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op zoek waren naar een woning in Nederland. Maar [naam medeverdachte 5] heeft ook verklaard dat iedereen wist dat [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] op zoek waren naar wapens en dat het bijna niet anders kan dan dat de verdachte dit ook wist. Bovendien vinden er ook na 17 februari 2016 nog telefonische contacten plaats tussen de verdachte, [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Gelet op die meerdere telefonische contacten op verschillende data, past de betrokkenheid van de verdachte niet bij het enkel voorstellen van [naam medeverdachte 5] aan [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] . Dat wordt verder onderbouwd door afgeluisterde telefoongesprekken die de verdachte na zijn aanhouding voert met zijn vrouw vanuit de gevangenis. In die gesprekken spreekt hij met haar over “vrienden…met wie ik dingen doe” en “business”, en hij vertelt haar dat hij zijn telefoon heeft weggegooid.
4.1.5. 4.3.
4.3. Beoordeling
Uit de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] ten overstaan van de Franse onderzoeksrechter en het onderzoek naar de telefoons van de verdachte en van [naam medeverdachte 1] , volgt dat de verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] elkaar kennen en dat er in de ten laste gelegde periode ook meerdere malen contact is geweest tussen (onder andere) de telefoon van de verdachte en de telefoon van [naam medeverdachte 1] . De verklaring van de verdachte dat hij [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] niet kent is dus kennelijk leugenachtig, zoals ook door de officier van justitie is aangevoerd.
Uit de verklaringen van [naam medeverdachte 5] volgt dat hij door de verdachte in [Naam horecagelegenheid] is voorgesteld aan [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] , als zijnde ‘zijn goede vrienden’. In [Naam horecagelegenheid] is die avond volgens [naam medeverdachte 5] echter niet gesproken over wapens of munitie, maar enkel over het feit dat de mannen op zoek waren naar een woning in Nederland. [naam medeverdachte 5] heeft daarover verklaard dat het binnen bepaalde kringen algemeen bekend was dat hij zijn woning wilde verhuren en dat daarom de verdachte mogelijk op hem af was gekomen. Volgens [naam medeverdachte 5] spraken [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] pas later met hem over het feit dat zij ‘boeven en dieven’ waren en dat zij op zoek waren naar ‘lange wapens’. Uit de verklaringen van [naam medeverdachte 5] volgt niet dat de verdachte bij verdere ontmoetingen aanwezig is geweest.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verdachte [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] kent, hij telefonisch contact heeft met hen en dat hij hen heeft voorgesteld aan [naam medeverdachte 5] . Dat op zichzelf is onvoldoende bewijs voor zijn betrokkenheid bij de levering van de munitie.
Ook voor het overige is er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig in het strafdossier waaruit volgt dat de verdachte wist dat [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] op zoek waren naar wapens en/of munitie, of - als de verdachte daarvan al op de hoogte zou zijn - bewijs waaruit volgt welke rol de verdachte dan precies had bij de levering van de munitie. Noch het feit dat er na de ontmoeting in [Naam horecagelegenheid] nog telefonische contacten hebben plaatsgevonden tussen de telefoons van de verdachte en die van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] , noch de afgeluisterde gesprekken tussen de verdachte en zijn vrouw vanuit de gevangenis, bieden daarvoor onomstotelijk bewijs.
4.1.6. 4.4.
4.4. Conclusie
Gezien het voorgaande kan de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen worden. De verdachte wordt integraal vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerp

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.260,- te bewaren ten behoeve van de rechthebbende nu dit geldbedrag niet past bij de vermogenspositie van de verdachte.
5.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het geldbedrag aan de verdachte nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet meer verzet en niet is gebleken dat iemand anders dan de verdachte redelijkerwijs als rechthebbende van het geldbedrag aan te merken is.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het geldbedrag van € 1.260,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2019.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(deelname terroristische organisatie)
hij in of omstreeks 1 december 2015 tot en met 27 maart 2016 te Rotterdam,
althans in Nederland, en/of Parijs en/of Argenteuil, althans in Frankrijk, en/of in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische organisatie
Islamitische Staat (IS), althans een aan IS gelieerde terroristische gewapende
Jihadistische strijdgroep, in elk geval een terroristische gewapende
Jihadistische strijdgroep, waaraan in elk geval hebben deelgenomen [naam medeverdachte 1] en/of
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
terroristische misdrijven, namelijk
> het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht) en/of
> doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerdervermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96
lid 2) en/of
> het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
door het voorbereiden en/of plegen van een of meer aanslagen in Frankrijk, althans in (West) Europa,
(artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
EN/OF
(bevordering/voorbereiding tot het plegen van terroristische misdrijven)
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 27 maart 2016
te Rotterdam, althans in Nederland, en/of Parijs en/of Argenteuil, althans in Frankrijk,
en/of in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
(meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
> doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan
zich of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot
het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-telefonische contacten onderhouden met betrekking tot de levering
en/of het bewaren/verbergen van wapen(s) en/of munitie, en/of
- [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] in contact gebracht met een of meer
leverancier(s) van wapen(s) en/of munitie, en/of
- aan [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3]
een of meer patroonmagazijn(en) en/of een trommelmagazijn en/of
een grote hoeveelheid munitie, te weten:
* 2880 patronen (kaliber 7.62 X 39 mm) en/of
* 850 patronen (kaliber 9 mm en/of kaliber 9 x 19 mm), althans munitie,
verschaft en/of geleverd,
welke munitie en/of magazijnen bestemd was/waren voor het plegen van een of meer
aanslagen in Frankrijk, althans in (West) Europa en/of welke aanslagen moord en/of
doodslag, telkens met een terroristisch oogmerk, inhouden;
(artikel 96 lid 2 in verbinding met artikelen 83, 288a, 289 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
(medeplichtigheid aan deelname terroristische organisatie)
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of een of meer anderen in of omstreeks de
periode van 1 december 2015 tot en met 27 maart 2016 te Rotterdam, althans in
Nederland, en/of Parijs en/of Argenteuil, althans in Frankrijk, en/of in België,
hebben deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische
organisatie Islamitische Staat (IS), althans een aan IS gelieerde
terroristische gewapende Jihadistische strijdgroep, in elk geval een
terroristische gewapende Jihadistische strijdgroep, welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, namelijk
> het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht) en/of
> doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerdervermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96
lid 2) en/of
> het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
door het voorbereiden en/of plegen van een of meer aanslagen in Frankrijk, althans in
(West) Europa,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf(ven) verdachte, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van
1 december 2015 tot en met 27 maart 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
-telefonische contacten te onderhouden met betrekking tot de levering
en/of het bewaren/verbergen van wapen(s) en/of munitie, en/of
- [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] in contact te brengen met een of meer leverancier(s)
van wapen(s) en/of munitie, en/of
- aan [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3]
een of meer patroonmagazijn(en) en/of een trommelmagazijn en/of
een grote hoeveelheid munitie, te weten:
* 2880 patronen (kaliber 7.62 X 39 mm) en/of
* 850 patronen (kaliber 9 mm en/of kaliber 9 x 19 mm), althans munitie,
te verschaffen en/of te leveren;
(artikel 140a jo 48 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(overdragen/voorhanden hebben van munitie)
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 27 maart 2016
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, over heeft gedragen aan een of meer anderen, althans
voorhanden heeft gehad,
een grote hoeveelheid munitie, te weten:
- 2880 patronen (kaliber 7.62 X 39 mm) en/of
- 850 patronen (kaliber 9 mm en/of kaliber 9 x 19 mm),
althans munitie van categorie II en/of III, in elk geval munitie in de zin van
de Wet Wapens en Munitie van categorie II en/of III,
en/of
(een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op
artikel 2 lid 1 van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten een of
meer patroonmagazijn(en) en/of een trommelmagazijn, zijnde (telkens) een hulpstuk
en/of onderdeel dat van wezenlijke aard is en specifiek bestemd voor een vuurwapen van
het merk Arsenal, model M-47W Circle 10 (kaliber 7,62 x 39 mm) en/of voor een
vuurwapen, model AK47 (kaliber 7,62 x 39 mm),
terwijl het feit (al dan niet) is begaan met een terroristisch oogmerk (als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht) dan wel met het oogmerk om een terroristisch misdrijf (als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
(artikel 26 en/of 31 juncto 55 Wet wapens en munitie)