In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van mishandeling van een kind, het niet naleven van een gedragsaanwijzing, mishandeling van zijn levensgezel en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte, zijn toenmalige partner, zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van de zoon van de medeverdachte, [naam slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [naam slachtoffer 1], zijn moeder [naam slachtoffer 2] en andere getuigen voldoende bewijs opleverden voor de mishandeling. De verdachte heeft de jongen meermalen geslagen en in zijn nek gedrukt, wat leidde tot pijn en letsel. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk de gedragsaanwijzing overtreden door contact op te nemen met [naam slachtoffer 2], terwijl dit hem was verboden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld en een deur in haar woning heeft vernield. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, maar heeft wel de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.