ECLI:NL:RBROT:2019:2720

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
10/106154-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en poging tot zware geestelijke mishandeling van een kind na verjaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van lichamelijke en geestelijke mishandeling van haar kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastegelegde feiten deels verjaard zijn, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor een deel van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en van mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen de handelingen van de verdachte en het geestelijk welbevinden van het kind. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat er geen langdurige storing van de verstandelijke vermogens was vastgesteld en dat de psychische gevolgen niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden aangemerkt volgens de wet. De zaak kwam voort uit een aangifte van de 14-jarige zoon van de verdachte, die meldde dat hij in de periode van 2 maart 2002 tot en met 2 maart 2009 was mishandeld. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak, waaronder de problematische gezinssituatie en de psychische problematiek van zowel de verdachte als haar ex-echtgenoot, in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en heeft zij haar vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/106154-18
Datum uitspraak: 13 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Indonesië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.J.J. Trooster, advocaat te Vlaardingen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het recht tot strafvordering deels is verjaard. Gelet op artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) bedraagt de verjaringstermijn 20 jaar voor de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling (artikel 302 Sr), 12 jaar voor de onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde mishandeling (artikelen 300/304 Sr) en 6 jaar voor het onder feit 3 tenlastegelegde in hulpeloze toestand brengen of laten van haar kind (artikel 255 Sr).
De verjaringstermijn vangt aan op de dag na die waarop het tenlastegelegde feit zou zijn gepleegd en wordt gestuit door een daad van vervolging. De verjaringstermijn voor de bovengenoemde tenlastegelegde strafbare feiten is aangevangen op 2 maart 2002 en is gestuit met de betekening van de dagvaarding aan de verdachte op 22 december 2018.
Gelet op het bovenstaande is het recht tot strafvordering door verjaring komen te vervallen voor de onder de feiten 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde periode van 2 maart 2002 tot en met 21 december 2006 en integraal voor het onder feit 3 tenlastegelegde, op grond waarvan de rechtbank ter terechtzitting de officier van justitie daarin niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde over de periode van 22 december 2006 tot en met 2 maart 2009;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zich onder ambulante behandeling zal laten stellen bij De Waag of een soortgelijke instelling.

5.Waardering van het bewijs

Vrijspraak
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het denigrerend en kleinerend toespreken van kinderen kan onder omstandigheden worden aangemerkt als psychische mishandeling. Hierdoor veroorzaakt ernstig psychische letsel kan als ziekte worden beschouwd als bedoeld in artikel 82 Sr. Aan de rechter is een grote mate van vrijheid gelaten om aan het begrip ‘ziekte’ nadere invulling te geven, nu dit begrip niet limitatief is omschreven in de wet.
De verdachte had met haar handelen de opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - om haar zoon [naam slachtoffer] zwaar psychisch letsel toe te brengen door hem langdurig af te wijzen, te weigeren hem te knuffelen en te troosten, hem te kleineren en denigrerend toe te spreken, tegen hem te schelden en hem in de hoek te zetten. De verdachte heeft haar zoon daarnaast in de periode van 22 december 2006 tot en met 2 maart 2009 meermalen ook fysiek mishandeld door hem tegen zijn hoofd en op het lichaam te slaan en door hem in zijn benen te knijpen.
5.1.2.
Beoordeling
Verdachtes destijds 14-jarige zoon, [naam slachtoffer] (hierna [naam slachtoffer] ), heeft op 28 februari 2017, in bijzijn van zijn vader [naam vader slachtoffer] (verdachtes ex-echtgenoot), aangifte gedaan van lichamelijke en geestelijke mishandeling door de verdachte in de periode van 2 maart 2002 tot en met 2 maart 2009. Deze aangifte volgde, zo komt naar voren uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, op een intensief hulpverleningstraject in de periode vanaf 2007 rondom een al langer bestaande, problematische gezinssituatie, psychische problematiek bij zowel de verdachte als haar ex-echtgenoot en rondom een conflictueus verlopen echtscheiding in de periode vanaf 2012, die ook op de beide uit het huwelijk geboren kinderen een grote impact heeft gehad. Op 14 juni 2017 heeft [naam slachtoffer] zichzelf van het leven beroofd. Naast het verdriet en de gevoelens van machteloosheid door deze gebeurtenis onder zijn familie en vrienden, heeft de dood van [naam slachtoffer] en de langdurige conflicten die hieraan vooraf zijn gegaan ook het opsporingsonderzoek - dat kort na zijn overlijden van start ging - in zekere mate gekleurd. Deze omstandigheden dienen door de rechtbank in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling van de vraag of retrospectief in de tenlastegelegde periode vóór 2 maart 2009 wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zoals gevorderd door de officier van justitie.
Feit 1, primair en subsidiair
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten en overweegt in dat verband het volgende.
Artikel 82 Sr bevat een opsomming van hetgeen onder zwaar lichamelijk letsel is begrepen. In het tweede lid is bepaald dat een storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd hiertoe gerekend kan worden. De rechter heeft weliswaar de vrijheid om ook ander letsel hierbij te betrekken dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel aan te merken, maar de door de wetgever gekozen bewoordingen geven geen aanleiding om te veronderstellen dat hij daarbij ook het oog heeft gehad op andere krenkingen van het psychisch welbevinden dan de in het tweede lid van artikel 82 Sr bedoelde langdurige storing van de verstandelijke vermogens. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat psychische gevolgen die niet zonder meer zijn aan te merken als een (ver)storing van de verstandelijke vermogens in de zin van art. 82, tweede lid, Sr, niet kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Op basis van het medisch forensisch onderzoek van de FARR van 20 januari 2019 kan niet worden vastgesteld dat bij de aangever sprake is geweest van een langdurige storing van de verstandelijke vermogens in de hierboven bedoelde zin. Hoewel uit de beschikbare medische gegevens naar voren komt dat sinds langere tijd sprake was van hechtingsproblemen tussen moeder en zoon en dat [naam slachtoffer] onder meer kampte met stemmingsklachten als gevolg van ingrijpende gebeurtenissen in zijn jeugd, blijkt uit dit rapport dat nooit expliciet de diagnose Posttraumatische Stress Stoornis bij [naam slachtoffer] is gesteld. Het overlijden van [naam slachtoffer] korte tijd na zijn aangifte leidt ten aanzien van de kwalificatie van het psychisch letsel niet tot een ander oordeel.
Voor zover met betrekking tot [naam slachtoffer] uit het dossier diagnostische conclusies naar voren komen, in de vorm van een dysthyme stoornis en een autismespectrum stoornis, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat deze in causaal verband staan tot concrete gedragingen van de verdachte.
Nu (primair) ten laste is gelegd een poging tot het toebrengen van zwaar geestelijk letsel is het al of niet stellen van een diagnose niet zonder meer doorslaggevend. Het dossier bevat zowel informatie over feiten en omstandigheden die hebben gespeeld in de vroegere en de laatste levensjaren van [naam slachtoffer] als over zijn medische situatie, waarbij informatie over zijn vroegere levensjaren minder concreet en specifiek wordt benoemd. Op basis van dit dossier kan de rechtbank geen causaal verband vaststellen tussen het handelen van de verdachte en het psychisch welbevinden van [naam slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank kan voor de periode onder 1 primair en voor de subsidiair tenlastegelegde periode van 22 december 2006 tot en met 2 maart 2009 evenmin worden vastgesteld dat de verdachte in relatie tot haar zoon het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van psychisch letsel. De rechtbank zal haar daarom vrijspreken van de tenlastegelegde poging tot zware geestelijke mishandeling en van mishandeling zoals subsidiair tenlastegelegd.
Feit 2
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat voor de tenlastegelegde lichamelijke mishandeling, leveren deze onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op. De getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] hebben niet zelf gezien dat de verdachte [naam slachtoffer] heeft mishandeld, maar hebben dit van hem gehoord. Uit de aangifte en uit de genoemde getuigenverklaringen blijkt voorts niet concreet wanneer de gestelde mishandelingen zouden hebben plaatsgevonden. Dit is relevant, nu een groot deel van de tenlastegelegde periode is verjaard. Dit geldt ook voor de verklaring van de verdachte dat zij [naam slachtoffer] een corrigerende tik met de vlakke hand op de billen heeft gegeven en dat zij hem tijdens een huilbui twee keer in zijn been heeft geknepen. Voor zover dit zou zijn gebeurd in de tenlastegelegde periode kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [naam slachtoffer] te mishandelen.
5.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover het betreft de periode van 2 maart 2002 tot en met 21 december 2006 van de onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van het onder 3 tenlastegelegde feit;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2002 tot en met 2 maart 2009 te Maassluis, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002 ) opzettelijk zwaar geestelijk letsel toe te brengen, voornoemde [naam slachtoffer]
- te kleineren en/of uit te schelden en/of denigrerend toe te spreken (onder andere door hem de woorden toe te voegen ‘dat hij een kutkind is’ en/of ‘dat hij nooit geboren had moeten worden’ en/of ‘dat hij een monster is’ en of ‘dat ze wel van zijn broertje [naam broertje slachtoffer] houdt’ en/of ‘dat hij niks waard is’ en/of ‘dat hij een mislukking is’ ) en/of
- weigeren te knuffelen en/of te negeren en/of niet te reageren op zijn gehuil en/of af te wijzen en/of
- in de gang en/of de hoek en/of een koud hok te zetten en/of te laten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2002 tot en met 2 maart 2009 te Maassluis, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens haar kind, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002 ) opzettelijk heeft mishandeld, door met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, voornoemde [naam slachtoffer]
- te kleineren en/of uit te schelden en/of denigrerend toe te spreken (onder andere door hem de woorden toe te voegen ‘dat hij een kutkind is’ en/of ‘dat hij nooit geboren had moeten worden’ en/of ‘dat hij een monster is’ en of ‘dat ze wel van zijn broertje [naam broertje slachtoffer] houdt’ en/of ‘dat hij niks waard is’ en/of ‘dat hij een mislukking is’ ) en/of
- weigeren te knuffelen en/of te negeren en/of niet te reageren op zijn gehuil en/of af te wijzen en/of
- in de gang en/of de hoek en/of een koud hok te zetten en/of te laten waardoor die [naam slachtoffer] pijn en/of letsel heeft bekomen en/of een hevige
onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij hem is veroorzaakt;
2
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2002 tot en met 2 maart 2009 te Maassluis, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens haar kind, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002 ) opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [naam slachtoffer] onder meer
- ( met de vlakke hand) op/tegen de benen, billen, rug en hoofd in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of
- in de benen in elk geval in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] te knijpen;
3
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2002 tot en met 2 maart 2009 te Maassluis, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal, opzettelijk als moeder van [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002 ), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij (als zijn moeder) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, die [naam slachtoffer] meermalen (telkens) in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door met dat opzet, terwijl de geestelijke toestand van [naam slachtoffer] (steeds) verder verslechterde, na te laten ten behoeve van de gezondheid van die [naam slachtoffer] (tijdig) passende medische zorg in te roepen, waardoor die [naam slachtoffer] in een hulpeloze toestand werd gebracht en/of gelaten;