6.1.Zoals hiervoor is overwogen gebruikt eiseres een bedwelmingsmethode die de onmiddellijke dood tot gevolg heeft en zijn de voorschriften van de Verordening 1099/2009 gekoppeld aan de gebruikte bedwelmingsmethode. Nu bij de door eiseres gebruikte twee fasen CO2-bedwelmingsmethode ervan wordt uitgegaan dat de dieren aan het einde van het bedwelmingsproces, op het moment van aanhangen, dood zijn, kan niet worden geconcludeerd dat het tot de taak van de aanhangers behoort om de effectiviteit van de bedwelming bij de dieren te beoordelen. Hoogstens vindt een dergelijke controle op de bedwelming plaats in het kader van artikel 5 van Verordening 1099/2009, maar die wordt door een andere, wél gecertificeerde, medewerker (de welfare-officer) verricht, zoals eiseres ter zitting heeft toegelicht en door verweerder niet is betwist. De rechtbank concludeert dat ook de slachtactiviteit genoemd in artikel 7, onder d, van Verordening 1099/2009 niet op de aanhangmedewerkers van eiseres van toepassing is en dat deze medewerkers dus ook niet om die reden over een getuigschrift moesten beschikken.
7. De rechtbank merkt op dat verweerder ter onderbouwing van de boeteopleggingen er met name op wijst dat bij het bedwelmingsproces een en ander mis kan gaan. Door technische of menselijke fouten of anderszins kan het gebeuren dat een kuiken dat het bedwelmingsproces bij eiseres heeft doorlopen nog levend is of zelfs nog tekenen van bewustzijn vertoont. Zoals hiervoor is overwogen is die situatie in de praktijk niet relevant voor de toepasselijkheid van bepaalde voorschriften, zoals in artikel 7 van Verordening 1099/2009; bepalend daarvoor is de gebruikte bedwelmingsmethode. Dat betekent niet dat verweerder geen mogelijkheden heeft om op te treden als het in de praktijk bij eiseres niet gaat zoals het bij een dergelijk bedwelmingsproces zou moeten gaan. Verordening 1099/2009 kent immers op dat punt ook voorschriften waarop verweerder kan handhaven, zoals artikel 3, waarin onder meer staat dat dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden moet worden bespaard en dat in dat kader de voorzieningen voor het doden van dieren zodanig onderhouden en gebruikt worden dat het voorkomen van pijn, spanning of lijden het hele jaar door is gewaarborgd.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte vastgesteld dat eiseres artikel 7, tweede lid, van Verordening 1099/2009 heeft overtreden. Verweerder was dus niet bevoegd de boetes op te leggen.
9. De rechtbank verklaart de beroepen daarom gegrond en vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet gelet op artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht aanleiding zelf in deze zaken te voorzien, in die zin dat de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten gegrond worden verklaard en de primaire besluiten worden herroepen. Dit betekent dat de negen boetes vervallen.
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de door haar betaalde griffierechten vergoedt. Dit betekent dat verweerder aan eiseres € 2.997,- (9 x € 333,-) dient te vergoeden.
11. Daarnaast ziet de rechtbank in de gegrondverklaring van de beroepen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast. De rechtbank merkt deze negen zaken aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Bpb. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op in totaal
€ 2.304,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1,5). Vergoeding van andere kosten is niet gevraagd.