ECLI:NL:RBROT:2019:2871
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- H. Bedee
- M.G.L. de Vette
- A.C. Hendriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van persoonsgebonden budgetten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die lijdt aan een psychisch ziektebeeld en een reumatologische aandoening, had eerder een indicatie voor begeleiding, persoonlijke verzorging en dagbesteding. Na een verzoek om verlenging van haar indicatie, heeft verweerder haar ondersteuning toegekend in de vorm van een pgb, maar eiseres was van mening dat de indicatie en het toegekende pgb onvoldoende waren om in haar zorgbehoefte te voorzien.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Maassluis de indicaties van eiseres op een zorgvuldige manier heeft vastgesteld en dat de pgb-tarieven ten tijde van de primaire besluiten onbevoegd waren vastgesteld, maar inmiddels hersteld zijn. De rechtbank oordeelde dat de toekenning van het pgb niet op een juiste juridische grondslag rustte, maar dat de indicaties en de zorgbehoefte van eiseres voldoende waren onderzocht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten betreft. Eiseres kreeg een vergoeding van € 1.024,- voor de gemaakte proceskosten en het griffierecht werd vergoed.
De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de zorgbehoefte en de indicatie in het kader van de Wmo 2015 verschilt van die in het kader van de Zorgverzekeringswet. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor de toekenning van maatwerkvoorzieningen en de rol van de gemeente in het proces van indicatiestelling.