ECLI:NL:RBROT:2019:2914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10/996537-17 en 10/993050-18 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en afpersing door directeur uitzendbureau

Op 21 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de directeur van een uitzendbureau, die samen met anderen schuldig werd bevonden aan valsheid in geschrift en afpersing. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte], werd beschuldigd van het opmaken van valse kwitanties en het voeren van een valse boekhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten werknemers onderbetaalden en hen dwongen om valse kwitanties te ondertekenen, terwijl in werkelijkheid geen contante betalingen hadden plaatsgevonden. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan afpersing van een werknemer, waarbij hij onder bedreiging van geweld geld eiste. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de afpersing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/996537-17 en 10/993050-18 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 21 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S.F. Deen, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juli 2018 (uitsluitend in de zaak met parketnummer 10/996537-17) en 7 maart 2019 (in beide gevoegde zaken).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/996537-17 feit 1 primair en feit 2 primair, en 10/993050-18 feit 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/996537-17
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De kwitanties die in de tenlastelegging genoemd worden, waren niet vals en de verdachte heeft niet nauw en bewust samengewerkt met [naam bedrijf] . om de kwitanties als echt en onvervalst te gebruiken. Op de kwitanties staat:
handtekening voorschotten en afrekening. De werknemers wisten dus waarvoor zij hun handtekening zetten op de kwitantie. De verklaringen die door de getuigen zijn afgelegd zijn onbegrijpelijk, tegenstrijdig en onbetrouwbaar.
Ook de ten laste gelegde afpersing van aangever [naam aangever 1] kan niet worden bewezen. De verklaring van de aangever is onbetrouwbaar. De getuige heeft namelijk een andere lezing van de gebeurtenissen. De verdachte verklaart zelf dat hij wel bij de aangever aan de deur is geweest, maar dat was slechts om geld terug te vragen waar hij recht op had. Er is dan ook geen sprake geweest van geweld of dwang om teruggave van het geld te bewerkstelligen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/993050-18
De verdediging voert aan dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde omdat niet kan worden vastgesteld dat de kwitanties in strijd met de waarheid zijn opgesteld.
Ook het onder feit 2 ten laste gelegde kan niet worden bewezen. De verdachte is opgelicht door de website [naam website] . De verdachte was in de veronderstelling een legaal postadres te hebben geregeld en hij betaalde daar ook voor. De verdachte wist niet dat er sprake was van een valse huurovereenkomst.
4.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/996537-17
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten. De verdachte is de bestuurder en enig aandeelhouder van de onderneming [naam bedrijf] ., die op haar beurt de bestuurder en enig aandeelhouder is van de onderneming [naam bedrijf] . (verder: [naam bedrijf] ). [naam bedrijf] is een uitzendbureau dat zich specialiseerde in dienstverlening voor akker- en/of tuinbouw. De verdachte was degene die de feitelijke handelingen verrichtte namens [naam bedrijf] . Hij was ook, samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] als boekhouder, degene die de salarisbetalingen regelde voor de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] , [naam getuige 4] , [naam getuige 5] en [naam getuige 6] .
Feit 1 primair:
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van kwitanties en de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] .
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde kwitanties zijn de zes hierboven genoemde getuigen gehoord. Zij verklaren in grote lijnen eensluidend over de gang van zaken rondom het uitbetalen van hun salaris. Zij verklaren onder meer het volgende. Elke vier weken moesten zij naar het kantoor van [naam bedrijf] komen voor hun salarisbetaling. Daar waren de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] aanwezig. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] werkten samen bij het controleren van de uren en het overmaken van het salaris. Om het salaris daadwerkelijk te ontvangen moesten de getuigen een kwitantie ondertekenen. De verdachte berekende ter plekke het loon. Vervolgens werd door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] op de kwitantie onder het kopje “bank” een bedrag ingevuld. Op het moment dat de getuigen de kwitanties ondertekenden, waren onder de kopjes “kas” en “totaal periode” nog geen bedragen ingevuld. De getuigen verklaren allen eensluidend dat zij de op de kwitanties genoemde contante bedragen niet hebben ontvangen. Diverse getuigen verklaren dat het salaris dat zij ontvingen het netto-uurloon betrof maal het aantal gewerkte uren. Dit salaris werd altijd via de bank overgemaakt. Diverse getuigen verklaren bovendien dat zij geen vakantiegeld ontvingen en niet werden doorbetaald gedurende hun vakantie. Ook ontvingen zij geen loonstroken, tenzij zij deze voor een specifiek doel opvroegen. Omdat de getuigen voor het grootste deel hetzelfde verklaren over de salarisbetalingen vindt de rechtbank, anders dan de verdediging, de verklaringen niet tegenstrijdig en juist wel begrijpelijk en betrouwbaar. De door de getuigen geschetste gang van zaken wordt ook bevestigd door het filmpje dat door getuige [naam getuige 5] is gemaakt. Daarbij valt nog in het bijzonder op te merken dat de getuige het horloge waarmee het filmpje is gemaakt juist heeft aangeschaft teneinde de door hem en de andere getuigen geschetste gang van zaken bij de uitbetaling vast te leggen.
Op de kwitanties die in de bedrijfsadministratie zijn aangetroffen staat niet alleen het bedrag onder “bank” vermeld, maar zijn ook bedragen onder “kas” en “totaal periode” ingevuld. Uit onderzoek naar deze kwitanties blijkt dat het bedrag onder “kas” in een groot aantal gevallen met andere inkt is genoteerd dan het bedrag onder “bank”. Dit is goed te verklaren indien de bedragen onder “kas” inderdaad, zoals de getuigen verklaren, niet werden ingevuld in hun bijzijn maar op een later moment.
Uit het bovenstaande volgt dat de in de tenlastelegging genoemde kwitanties vervalst zijn omdat daarop in strijd met de waarheid vermeld is dat de betreffende werknemers een kopie loonstrook ontvingen en het bijbehorende salaris, deels contant en deels per bank. In werkelijkheid ontvingen de werknemers slechts een deel van het op de loonstrook vermelde salaris, ontvingen zij niet de op de kwitanties vermelde kasbetalingen en werd ook niet steeds een kopie loonstrook overhandigd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de getuigen de onder “kas” vermelde bedragen al eerder contant als voorschot hadden ontvangen, zoals de verdachte heeft aangevoerd. Dit voor het eerst ter zitting ingenomen standpunt is immers door de verdachte niet onderbouwd en strookt niet met wat de getuigen hebben verklaard.
Ook kan worden bewezen dat dat bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] vals is. De kwitanties met bedragen vermeld onder “kas” en “totaal periode” en loonstroken zijn immers aangetroffen in de inbeslaggenomen administratie. Op de kwitanties staat vermeld dat de werknemer door ondertekening verklaart het salaris zoals vermeld op de loonstroken te hebben ontvangen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de kwitanties bedoeld zijn om te bewijzen dat de bedrijfsvoering van [naam bedrijf] op orde is, terwijl de werknemers in feite minder geld ontvingen dan waar zij volgens de loonstroken recht op hadden.
De rechtbank is ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Alle getuigen verklaren namelijk dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] aanwezig waren bij het opstellen van de kwitanties. De verdachte zou de netto-loonafspraken met de getuigen hebben gemaakt namens [naam bedrijf] en hij was degene die op de dag van uitbetaling de uren controleerde. Hij gaf vervolgens het bedrag dat per bank moest worden overgemaakt door aan de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Deze schreef het bedrag op de kwitanties en maakte de digitale overboeking in orde. De op naam van [naam bedrijf] gestelde loonstroken en aangevulde kwitanties werden vervolgens opgenomen in de bedrijfsadministratie. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte als bestuurder en feitelijk leidinggevende van [naam bedrijf] en indirect van [naam bedrijf] , de medeverdachte als boekhouder van [naam bedrijf] en deze beide vennootschappen bewust en nauw hebben samengewerkt bij het valselijk opmaken van de kwitanties en de bedrijfsadministratie.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Feit 2 primair:
De rechtbank is eveneens van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair ten laste gelegde afpersing.
De verklaring van de aangever dat de verdachte samen met mededader [naam medeverdachte 2] bij hem aan de deur is gekomen om (vakantie)geld terug te eisen onder bedreiging van een mes en de woorden “I will kill you”, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige 7] . Zij was bij het incident in de woning aanwezig. Zij heeft gezien dat de verdachte de aangever bij zijn nek pakte, dat hij een mes tevoorschijn haalde en dat aan de aangever toonde en dat hij riep “I kill you”. De verklaring van de verdachte dat hij slechts naar het huis van de aangever is gegaan om het geld terug te vragen en daarbij geen bedreiging heeft geuit, vindt de rechtbank dan ook ongeloofwaardig en wordt als zodanig terzijde geschoven.
Naar aanleiding van dit incident heeft de aangever zijn vakantiegeld terugbetaald omdat hij bang was dat de verdachte hem en zijn familie opnieuw zou bedreigen. Dat maakt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide afpersing.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/993050-18
Feit 1 primair:
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij in een procedure bij de rechtbank in Den Haag valse kwitanties heeft ingebracht die zien op de loonbetaling door [naam bedrijf] aan aangever [naam aangever 2] . De aangever vorderde in een civiele procedure betaling van zijn achterstallig loon. Uit de door de verdachte ingebrachte kwitanties zou blijken dat er ook contante betalingen zouden hebben plaatsgevonden en dat het salaris dus al volledig was betaald.
De verdachte heeft niet betwist dat hij als rechtsgeldig vertegenwoordiger en feitelijk leidinggevende van [naam bedrijf] de in de tenlastelegging bedoelde kwitanties heeft ingebracht bij de rechtbank Den Haag. Wel betwist hij dat de kwitanties vals zijn. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewijsmiddelen en op wat hiervoor in de zaak met parketnummer 10/ 996537-17 met betrekking tot feit 1 primair is overwogen, kan worden bewezen dat ook deze door de verdachte en [naam bedrijf] gebruikte kwitanties vals zijn.
Feit 2:
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruiken van een valse huurovereenkomst. De verdachte stond in de basisregistratie personen ingeschreven als woonachtig op het adres [adres] te Den Haag. De verdachte heeft zich persoonlijk op dit adres doen inschrijven en heeft daarbij een huurovereenkomst overgelegd. Dat deze huurovereenkomst vals is, blijkt uit de verklaring van de eigenaar van het appartement dat hij de woning nooit aan de verdachte heeft verhuurd.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard te zijn opgelicht door een website die voor hem een legaal postadres zou regelen. Deze verklaring vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft verdachte namelijk ter terechtzitting van 28 maart 2018 verklaard dat hij feitelijk verblijft op het adres [adres] te Den Haag en hij heeft zich bij de gemeente heeft ingeschreven als huurder van deze woning. Bovendien heeft de verdachte op 25 april 2018 tegen een ambtenaar van de gemeente Den Haag gezegd dat hij het huurcontract via een makelaar had geregeld. Het onder feit 2 ten laste gelegde kan dan ook worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/996537-17 feit 1 primair en feit 2 primair en in de zaak met parketnummer 10/993050-18 feit 1 primair en feit 2 heeft begaan.
De verdachte heeft bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/996537-17
1, primair
Hij in de periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2017, te Honselersdijk en Naaldwijk, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, A. kwitanties van [naam bedrijf] te weten:
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 10-2015 aan [naam getuige 1] (DOC-003-
8); en
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 09-2015 aan [naam getuige 2] en [naam getuige 3] (DOC-004-10); en
een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 01-2015 aan [naam getuige 4] (DOC-010-02); en
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode OA-2016 aan [naam getuige 5] (DOC-009-035); en
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 07-2015 aan [naam getuige 6] (DOC-013-15)
en
B. de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] ,
telkens zijnde een geschrift bestemd tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, telkens in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
op genoemde kwitanties vermeld dat de op de kwitanties vermelde personen een kopie loonstrook en bijbehorend salaris over die periode hebben ontvangen, en op genoemde kwitanties loon betalingen per kas vermeld en vervolgens genoemde kwitanties opgenomen in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] ., zulks terwijl in werkelijkheid geen kopie van de loonstroken aan de op die kwitanties vermelde personen is verstrekt en niet een salaris gelijk aan het salaris op de loonstroken is uitbetaald en niet het geldbedrag per kas is uitbetaald zoals vermeld op de genoemde kwitanties, zulks met het oogmerk deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
2, primair
Hij in de periode 27 mei 2016 tot en met 2 augustus 2016, in de gemeente 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [naam aangever 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 780 Euro, toebehorende aan die [naam aangever 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld
hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader tegen die [naam aangever 1] hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader geld wilden hebben van die [naam aangever 1] , en hij, verdachte, die [naam aangever 1] bij de keel heeft vastgepakt/vastgehouden, endie [naam aangever 1] (vervolgens) tegen diens hoofd heeft geslagen en die [naam aangever 1] op een trap heeft geduwd en (vervolgens) een mes, tegen de keel/hals van die [naam aangever 1] heeft gehouden en (dreigend) tegen die [naam aangever 1] heeft gezegd: "I will kill you" en aldus door de opstelling en wijze van handelen van verdachte en zijn mededader jegens die [naam aangever 1] bij die [naam aangever 1] de vrees heeftgewekt dat zij (ernstig) geweld zouden toepassen op die [naam aangever 1] indien die [naam aangever 1] niet zou ingaan op de wens van verdachte enzijn mededader.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/993050-18
1. primair
Hij op 30 mei 2017, te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk voorhanden heeft gehad en heeft afgeleverd en gebruik heeft gemaakt van veertien, valse
kopieënvan kwitanties van (salaris)betalingen aan [naam aangever 2] over de periode 4 van 2015 tot en met periode 3 van 2016, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, genoemde kwitanties/geschriften aan een medewerker van de rechtbank Den Haag heeft overgelegd of laten overleggen of doen overleggen, en (zo doende) heeft ingebracht in de gerechtelijke procedure bij de rechtbank Den Haag waarin [naam bedrijf] was gedagvaard, en bestaande die valsheid hierin dat in genoemde kwitanties/geschriftentelkens valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
  • Een betaling per kas is gedaan aan [naam aangever 2] ; en
  • [naam aangever 2] een kopie loonstrook heeft ontvangen; [naam aangever 2] het salaris heeft ontvangen over de periode zoals vermeld op de kwitanties en bijbehorende loonstroken,
zulks terwijl in werkelijkheid
  • geen betaling per kas aan [naam aangever 2] heeft plaatsgevonden; en/of
  • geen kopie van de loonstroken was verstrekt aan [naam aangever 2] ; enniet een salaris gelijk aan het salaris op die kwitanties en/ bijbehorende loonstroken is uitbetaald aan [naam aangever 2] ,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders telkens wisten, dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware
ndeze telkens echt en onvervalst.
2.
Hij op 28 februari 2018, te 's-Gravenhage, opzettelijk heeft afgeleverd en gebruik heeft gemaakt van een valse huurovereenkomst voor de huur van de woning aan de [adres] te Den Haag, - zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, deze huurovereenkomst heeft getoond/overgelegd aan een medewerker van de gemeente Den Haag teneinde zich te laten inschrijven op het adres [adres] te Den Haag,
en bestaande die valsheid hierin dat in deze huurovereenkomst valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat hij, verdachte, huurder is van de woning aan de [adres] te Den Haag, terwijl deze woning aan genoemd adres in werkelijkheid niet aan hem, verdachte, was verhuurd, terwijl hij, verdachte wist, dat dat geschrift bestemd was tot gebruik als ware het echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/996537-17
Feit 1 primair
-
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Feit 2 primair
-
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/993050-18
Feit 1 primair
-
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Feit 2
-
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich welbewust, structureel en op grote schaal schuldig gemaakt aan fraude waarbij hij en zijn medeverdachten mensen uit onder meer Oost-Europa in Nederland te werk stelden en hen onder het minimumloon lieten werken. Dit probeerden zij te verhullen door hen deels lege kwitanties te laten tekenen. De daarop vermelde bedragen werden later aangevuld, zodat het leek alsof de werknemers hadden getekend voor ontvangst van het later vermelde bedrag en het in hun loonstroken vermelde salaris. In werkelijkheid ontvingen zij daar slechts een deel van. Het verschil tussen het op de loonstroken vermelde salaris en het daadwerkelijk betaalde salaris kwam aan de verdachte en zijn medeverdachten ten goede. De slachtoffers zijn de Nederlandse taal niet machtig en kennen de Nederlandse regels omtrent loonbetaling niet. Deze mensen waren afhankelijk van het werk dat zij via het uitzendbureau van de verdachte, [naam bedrijf] , kregen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben misbruik gemaakt van deze afhankelijkheidsrelatie. Daarnaast heeft de verdachte een van zijn werknemers, aangever [naam aangever 1] , afgeperst om geld, waar deze werknemer recht op had, terug te betalen. Door zo te handelen heeft de verdachte bij [naam aangever 1] angst ingeboezemd. Hij is maandenlang bang geweest dat de verdachte nog iemand op hem af zou sturen om hem of zijn familie kwaad te doen.
De verdachte heeft verder valse kwitanties ingediend in een civiele procedure die één van zijn oud-werknemers had aangespannen bij de rechtbank Den Haag. Hij heeft daarmee de rechtbank misleid.
Daarnaast heeft de verdachte de gemeente Den Haag misleid door een valse huurovereenkomst over te leggen en te verklaren dat hij woonachtig was op een adres waar hij in werkelijkheid helemaal niet woonde.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld om zelf direct financieel voordeel te behalen. Daarnaast heeft de verdachte met het gebruiken van valse documenten schade toegebracht aan het vertrouwen dat het maatschappelijk verkeer in dergelijk documenten moet kunnen stellen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde straf nog opgemerkt dat deze gebaseerd zou zijn op bewezenverklaring van alle beweerdelijk vals opgemaakte kwitanties, terwijl in de tenlastelegging (10/996537-17, feit 1) slechts vijf kwitanties zijn opgenomen. Dit verweer ziet eraan voorbij dat aan verdachte onder B het valselijk opmaken van de (gehele) bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] wordt verweten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[naam benadeelde 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder feit 2 in de zaak met parketnummer 10/996537-17 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 780,- aan materiële schade voor het afgeperste vakantiegeld en een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 primair (van de zaak met parketnummer 10/996537-17) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 primair (van de zaak met parketnummer 10/996537-17) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van wat aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Voor de materiële schade wordt daarvoor 4 juni 2016 aangehouden, nu de aangever heeft verklaard het bedrag 4 à 5 dagen na het incident te hebben teruggeboekt. Voor de immateriële schade geldt 30 mei 2016, de datum waarop het incident bij de woning van aangever heeft plaatsgevonden, als de datum van het ontstaan van de schade.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.666,10, te weten de reiskosten die de verdachte heeft gemaakt voor het bijwonen van het proces.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.280,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Verder dient de verdachte de reiskosten van de benadeelde partij, begroot op € 1.666,10, te vergoeden.
[naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 10/993050-18 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.107,74,- aan materiële schade bestaande uit niet ontvangen salaris en juridische kosten.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 primair (in de zaak met parketnummer 10/993050-18) bewezen verklaarde feit.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 225 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden,
bepaalt van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft ;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.280,- (zegge: twaalfhonderdtachtig euro), bestaande uit € 780,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 mei 2016 voor de immateriële schade en 4 juni 2016 voor de materiële schade tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 1.666,10 aan reiskosten.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.280,-(hoofdsom,
zegge: twaalfhonderdtachtig
euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2016 voor de immateriële schade en 4 juni 2016 voor de materiële schade tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.280,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
22 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2017, te Honselersdijk en/of Naaldwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal,
A. een of meer kwitantie(s) van [naam bedrijf] . te weten: '
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 10-2015 aan [naam getuige 1] (DOC-003-22); en/of
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 09-2015 aan [naam getuige 2] en/of [naam getuige 3] (DOC-004-10); en/of
een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 01-2015 aan [naam getuige 4] (DOC-010-02); en/of
- een kwitantie van de betaling van salaris over de periode OA-2016 aan [naam getuige 5] (DOC-009-035); en/of
een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 07-2015 aan [naam getuige 6] (DOC-013-15)
en/of
B. de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] ., (telkens) zijnde een geschrift bestemd tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven -
Op genoemde kwitantie(s) vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden dat de op de kwitantie(s) vermelde perso(o)n(en) een kopie loonstrook en bijbehorend salaris over die periode heeft/hebben ontvangen, en/of op genoemde )kwitantie(s) (een) (loon) betaling (en) per kas vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden, en/of (vervolgens) genoemde kwitantie(s) opgenomen en/of laten opnemen en/of doen opnemen in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] , zulks terwijl in werkelijkheid geen kopie van de loonstro(o)k(en) aan de op die kwitantie{s) vermelde perso(o)n(en) is verstrekt en/of niet een salaris gelijk aan het salaris op de loonstro(o)k(en) is uitbetaald en/of niet het geldbedrag per kas is uitbetaald zoals vermeld op de genoemde kwitantie(s), zulks met het oogmerk dit/deze geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf] . in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2017, te Honselersdrijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal,
A. een of meer kwitantie(s) van [naam bedrijf] ., te weten:
-een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 10-2015 aan [naam getuige 1] (DOC-003-22); en/of
-een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 09-2015 aan [naam getuige 2] en/of [naam getuige 3] (DOC-004-10); en/of
-een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 01-2015 aan [naam getuige 4] (DOC-010-02); en/of
-een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 04-2016 aan [naam getuige 5] (DOC-009-35); en/of
-een kwitantie van de betaling van salaris over de periode 07-2015 aan [naam getuige 6] (DOC-013-15)
en/of
B. de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] ,
(telkens) zijnde een geschrift bestemd tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben [naam bedrijf] . en/of haar mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op genoemde kwitantie(s) vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden dat de op de kwitantie(s) vermelde perso(o)n(en) een kopie loonstrook en bijbehorend salaris over die periode heeft/hebben ontvangen, en/of op genoemde kwitantie(s) (een) (loon)betaling(en) per kas vermeld en/of laten vermelden en/of doen vermelden, en/of (vervolgens) genoemde kwitantie(s) opgenomen en/of laten opnemen en/of doen opnemen in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf] ., zulks terwijl in werkelijkheid geen kopie van de loonstro(o)k(en) aan de op die kwitantie(s) vermelde perso(o)n(en) is verstrekt en/of niet een salaris gelijk aan het salaris op de loonstro(o)k(en) is uitbetaald en/of niet het geldbedrag per kas is uitbetaald zoals vermeld op de genoemde kwitantie(s),
zulks met het oogmerk dit/deze geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken,
tot het plegen van welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven danwel aan welke strafbare gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
2,
Hij in of omstreeks de periode 27 mei 2016 tot en met 2 augustus 2016, in de gemeente 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, m.et het oogmerk om. zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 780 Euro, in elk geval enig bedrag aan geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader tegen die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader geld wilde(n) hebben van die [naam slachtoffer 1] , en/of hij, verdachte, die [naam slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt/vastgehouden, in elk geval heeft vastgepakt/vastgehouden en/of die [naam slachtoffer 1] (vervolgens) tegen diens hoofd heeft geslagen en/of die [naam slachtoffer 1] op een trap heeft geduwd en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen of nabij de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (dreigend) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd: "I will kill you" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of aldus door de opstelling en/of wijze van handelen van verdachte en/of zijn mededader jegens die P Gogol bij die [naam slachtoffer 1] de vrees heeft/hebben
gewekt dat zij/hij (ernstig) geweld zou(den) toepassen op die [naam slachtoffer 1] indien die [naam slachtoffer 1] niet zou ingaan op de wens van verdachte en/of zijn mededader.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 27 mei 2016 tot en met 30 mei 2016, in de gemeente 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 780 Euro, in elk geval enig bedrag aan geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader geld wilde(n) hebben van die [naam slachtoffer 1] , en/of die [naam slachtoffer 1] bij de keel heeft
vastgepakt/vastgehouden, in elk geval heeft vastgepakt/vastgehouden en/of die [naam slachtoffer 1] (vervolgens) tegen diens hoofd heeft geslagen en/of die [naam slachtoffer 1] op een trap heeft geduwd en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tegen of nabij de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (dreigend) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd: "I will kill you" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of aldus door de opstelling en/of wijze van handelen van verdachte en/of zijn mededader jegens die [naam slachtoffer 1] bij die [naam slachtoffer 1] de vrees heeft/hebben gewekt dat zij/hij (ernstig) geweld zou(den) toepassen op die [naam slachtoffer 1] indien die [naam slachtoffer 1] niet zou ingaan op de wens van verdachte en/of zijn mededader, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/993050-18
1
Hij op of omstreeks 30 mei 2017, te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/of gebruik heeft gemaakt van veertien, althans een of meerdere valse of vervalste (kopiëen van) kwitantie(s) van (een) (salaris)betaling(en) aan [naam slachtoffer 2] over de periode 4 van 2015 tot en met periode 3 van 2016, althans een of meerdere tijdvak(ken)/periode(n) in het jaar/de jaren 2015 en/of 2016 (DOC 001 pagina 20 t/m 63), althans een of meerdere geschrift(en), zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, genoemde kwitantie(s)/geschrift(en) aan (een medewerker van) de rechtbank Den Haag heeft overgelegd en/of laten overleggen en/of doen overleggen, en/of (zo doende) heeft ingebracht in de gerechtelijke procedure bij de rechtbank Den Haag waarin [naam bedrijf] . is/was gedagvaard, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in genoemde kwitantie(s)/geschrift(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
  • Een betaling per kas is gedaan aan [naam slachtoffer 2] ; en/of
  • [naam slachtoffer 2] een kopie loonstrook heeft ontvangen; en/of
  • [naam slachtoffer 2] het salaris heeft ontvangen over de periode zoals vermeld op de kwitantie(s) en/of bijbehorende loonstro(o)k(en),
zulks terwijl In werkelijkheid
  • geen betaling per kas aan [naam slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden, althans niet het geldbedrag per kas door [naam slachtoffer 2] Is ontvangen zoals vermeld op de genoemde kwitantie{s); en/of
  • geen kopie van de loonstro(o)k(en) was verstrekt aan [naam slachtoffer 2] ; en/of
  • niet een salaris gelijk aan het salaris op die kwitantie(s) en/of bijbehorende loonstro(o)k(en) is uitbetaald aan [naam slachtoffer 2] ,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze (telkens) echt en onvervalst.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf] . op of omstreeks 30 mei 2017, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/of
gebruik heeft gemaakt van veertien, althans een of meerdere valse of vervalste (kopiëen van) kwitantie(s) van (een) (salaris)betaling(en) aan [naam slachtoffer 2] over de periode 4 van 2015 tot en met periode 3 van 2016,althans een of meerdere tijdvak(ken)/periode(n) in het jaar/de jaren 2015 en/of 2016 (DOC 001 pagina 20 t/m 63), althans een of meerdere geschrift(en), - zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [naam bedrijf] . genoemde kwitantie(s)/geschrift(en) aan (een medewerker van) de rechtbank Den Haag heeft overgelegd en/of laten overleggen en/of doen overleggen, en/of (zo doende) heeft ingebracht in de gerechtelijke procedure bij de rechtbank Den Haag waarin [naam bedrijf] is/was gedagvaard,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in genoemde kwitantie(s)/geschrift(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
- een betaling per kas is gedaan aan [naam slachtoffer 2] ; en/of
- [naam slachtoffer 2] een kopie loonstrook heeft ontvangen; en/of
- [naam slachtoffer 2] het salaris heeft ontvangen over de periode zoals vermeld op de kwitantie(s) en/of bijbehorende loonstro(o)k(en),
zulks terwijl in werkelijkheid
- geen betaling per kas aan [naam slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden, althans niet het geldbedrag per kas door [naam slachtoffer 2] is ontvangen zoals vermeld op de genoemde kwitantie(s); en/of
- geen kopie van de loonstro(o)k(en) was verstrekt aan [naam slachtoffer 2] ; en/of
- niet een salaris gelijk aan het salaris op die kwitantie(s) en/of bijbehorende loonstro(o)k(en) [naam slachtoffer 2] is uitbetaald aan [naam slachtoffer 2]
terwijl [naam bedrijf] . en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze (telkens) echt en onvervalst,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
2.
Hij op of omstreeks 28 februari 2018, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/of gebruik heeft gemaakt van een valse huurovereenkomst voor de huur van de woning aan de [adres] te Den Haag, - zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, deze huurovereenkomst heeft getoond/overgelegd aan (een medewerker van) de gemeente Den Haag teneinde zich te laten inschrijven op het adres [adres] te Den Haag,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (in) deze huurovereenkomst valselijk en in strijd met de waarheid doet voorkomen/is vermeld dat dat hij, verdachte, huurder is van de woning aan de [adres] te Den Haag, terwijl deze woning aan genoemd adres in werkelijkheid niet aan hem, verdachte, was verhuurd, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geschrift bestemd was tot gebruik als ware deze echt en onvervalst.