ECLI:NL:RBROT:2019:2919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
C/10/549884 / HA ZA 18-457
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de faillissementscurator bij de verkoop van merkrechten en domeinnamen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen 2NG Investments B.V. en de curator van de failliete vennootschap [naam bedrijf]. 2NG vorderde schadevergoeding van de curator, stellende dat deze onrechtmatig had gehandeld bij de verkoop van merkrechten en domeinnamen die op naam van 2NG stonden. De curator had de merkrechten en domeinnamen zonder toestemming van 2NG aan SPS en Vista verkocht, wat volgens 2NG leidde tot een gemiste kans op een lucratieve deal met Global Paint Products B.V. De rechtbank oordeelde dat de curator niet onrechtmatig had gehandeld. De curator had zich op het standpunt gesteld dat de merkrechten en domeinnamen toebehoorden aan de failliete boedel, en dat 2NG niet zonder meer gerechtigd was tot de waarde daarvan. De rechtbank concludeerde dat 2NG niet open kaart had gespeeld met de curator en dat de curator niet verplicht was om 2NG een verklaring te geven dat zij de merkrechten zelfstandig mocht verkopen. De vorderingen van 2NG werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/549884 / HA ZA 18-457
Vonnis van 27 maart 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2NG INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Schoonhoven,
eiseres,
advocaat mr. V.H.B. Kruit te Utrecht,
tegen
[naam gedaagde],
zowel in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E-D-H-L B.V., voorheen handelend onder de naam
[handelsnaam], als pro se,
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.V. van der Storm te Rotterdam.
Partijen zullen hierna 2NG en de curator genoemd worden. De gefailleerde rechtspersoon zal worden aangeduid als [naam bedrijf] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 september 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis (de oproepingsbrief) van de rechtbank van 16 juli 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 1 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 juli 2015 is [naam bedrijf] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator als zodanig. 2NG is bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bedrijf] . 2NG heeft de aandelen in [naam bedrijf] op 5 juli 2012 gekocht en op 15 augustus 2012 geleverd gekregen van [naam 2] Holding B.V. Bestuurder van 2NG is [naam 1] (verder: [naam 1] ).
2.2.
De woordmerken “ [woordmerk 1] ” en “ [woordmerk 2] ” (verder aangeduid als de woordmerken of de merkrechten) zijn bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (verder: BBIE) ingeschreven op naam van 2NG, onder nummer [nummer 1] respectievelijk [nummer 2] . De woordmerken, gedeponeerd op 11 april 2001 respectievelijk 25 juni 2009, stonden aanvankelijk op naam van [naam 2] en zijn, blijkens een bewijs van overdracht van het BBIE van 29 oktober 2012, overgegaan aan 2NG.
2.3.
De domeinnaam [domeinnaam 1] is bij de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (verder: SIDN) sinds 7 mei 2014 geregistreerd op naam van 2NG. Ook de domeinnaam [domeinnaam 2] is geregistreerd op naam van 2NG. Beide domeinnamen zullen hierna worden aangeduid als “de domeinnamen”.
2.4.
Bij e-mailbericht aan (de vervanger van) de curator van 23 juli 2015 heeft [naam 1] onder meer het volgende geschreven:
“(…) Volledigheidshalve meld ik u nog dat het merkrecht ‘ [woordmerk 1] ’ door mijn holding is geregistreerd bij het Benelux Merkenbureau, maar dat ik hierin wil meewerken om een doorstart te realiseren. Bijgevoegd ook een lijst met contactpersonen met geïnteresseerde partijen voor een mogelijke doorstart. (…)”
2.5.
De curator heeft een informatiememorandum opgesteld, waarin hij de goodwill van [naam bedrijf] - de woordmerken en domeinnamen daaronder begrepen - ter overname aanbiedt. Op 28 juli 2015 heeft [naam 1] onder meer als volgt gereageerd op het concept memorandum:
“(…) Nogmaals merk ik op dat de merknamen ‘ [woordmerk 1] ’ en ‘ [woordmerk 2] ’ eigendom zijn van 2NG Investments BV en door haar ook is geregistreerd bij het Benelux merkenbureau. Onder bepaalde voorwaarden is 2NG Investments BV bereid mee te werken aan een doorstart en de verkoop van het merk.
(…) Ook deze websites[rechtbank: de domeinnamen]
staan op naam van 2NG Investments BV. Onder bepaalde voorwaarden is 2NG Investments BV bereid mee te werken aan een doorstart en de verkoop van de website.”
2.6.
Bij e-mailbericht van 29 juli 2015 heeft de curator onder meer het volgende geschreven aan [naam 1] :
“(…) In het informatiememorandum heeft u opgemerkt dat de merknamen en domeinnamen op naam van 2NG Investments B.V. staan. Ik had van mijn collega [naam 3] begrepen dat 2NG Investments B.V. in het kader van een doorstart zou meewerken aan de overdracht van deze merknamen en domeinnamen. Ik begrijp echter nu dat u hier bepaalde voorwaarden aan stelt. Graag zou ik van u vernemen wat deze zijn.
Los van bovenstaande geldt dat het feit dat de merknamen en domeinnamen op naam van 2NG Investments B.V. zijn gesteld niet zonder meer betekent dat het eigendom ook daar ligt. Ik kan mij namelijk zeer goed voorstellen dat het eigendom bij gefailleerde ligt, maar dat enkel de tenaamstelling bij 2NG Investments B.V. rust. In dit kader zou ik graag van u vernemen waarom een en ander op naam van 2NG Investments B.V. is gesteld en ook of 2NG Investments B.V. aan gefailleerde heeft betaald voor het verkrijgen van de intellectuele eigendommen nu het eigendom hiervan in beginsel bij gefailleerde lijkt te rusten. (…)”
2.7.
Tussen 2NG en Global Paint Products B.V. (verder: Global) zijn onderhandelingen gevoerd over de overname door Global van het woordmerk [naam bedrijf] . Op 30 juli 2015 heeft [naam 4] (verder: [naam 4] ) namens Global onder meer het volgende geschreven aan [naam 1] :
“(…) Naar aanleiding van ons gesprek op woensdag 29 juli in Eindhoven, hebben we de volgende zaken besproken. Zie dit als een weergave van ons gesprek, waarbij we met een voortgang, de details moeten afstemmen met elkaar.
Overname van de naam / merk [naam bedrijf] (…).
Global Paint Products BV neemt per direct de bovenstaande registratie en de daarbij behorende productnamen van 2NG Investments BV over.
Voor de overname geldt de volgende afspraak;
Global Paint Products BV betaalt voor een periode van 3 jaar een fee voor de overname en het gebruik van de naam [naam bedrijf] en de daarbij behorende productnamen. (…)”
2.8.
Op 31 juli 2015 heeft de curator het volgende geschreven aan een geïnteresseerde partij:
“(…) De merknaam [woordmerk 1] behoort tot de te verkopen goodwill. (…) De domeinnamen en de merknamen zijn, zoals u uit de openbare registers kunt opmaken, op naam gesteld van een derde, deze werkt echter mee aan een verkoop c.q. overdracht. (…)”
2.9.
Op 4 augustus 2015 heeft [naam 1] als volgt gereageerd op de hiervoor onder 2.6 weergegeven e-mail van de curator:
“(…) De merknaam ‘ [woordmerk 1] ’ is nimmer in het bezit geweest van gefailleerde. Desbetreffende merknaam is geregistreerd bij het BOIP (Benelux Office of Intellectual Property) en staat op naam van 2NG Investments BV (hetgeen u zeer eenvoudig kunt verifiëren). Kortom, de merknaam is eigendom van 2NG Investments BV en ik zou dan ook graag van u vernemen op basis van welk argument de merknaam eventueel tot de boedel zou behoren nu hiertoe geen enkele aanleiding is. Desondanks ben ik wel voornemens om onder bepaalde voorwaarden mee te werken aan een doorstart ter behoud van de werkgelegenheid, waarbij onder de voorwaarden zijdens 2NG Investments BV onder meer gedacht kan worden aan de opbrengst van de merknaam en transparantie in het biedingsproces. (…)”
2.10.
De curator heeft op 4 augustus 2015 als volgt gereageerd op de hiervoor onder 2.9 bedoelde e-mail van [naam 1] :
“(…) De vennootschap [naam bedrijf] voert de handelsnaam “ [woordmerk 1] ” en ontplooit ook de activiteiten die maken dat er enige waarde aan de naam “ [woordmerk 1] ” kleeft. Dat er vervolgens voor is gekozen om het merk “ [woordmerk 1] ” te registreren en deze registratie op naam te stellen van een derde maakt niet dat het eigendom daar ook is komen te liggen. Dit zou anders zijn wanneer de derde ook een reële prijs zou hebben betaald voor de handelsnaam “ [woordmerk 1] ” en vervolgens deze handelsnaam had laten registreren als een merk.
Ik begrijp uit uw e-mail dat de registratie op naam staat van 2NG Investments B.V. Dit blijkt ook uit het Benelux Merkenregister. Ik denk echter niet dat daardoor het eigendom ook bij 2NG Investments B.V. is komen te liggen. De boedel gaat gezien vorenstaande uit van de premisse dat zij gerechtigd is op de handelsnaam c.q. merknaam “ [woordmerk 1] ” en deze derhalve ook kan verkopen. Ik verwacht dat 2NG Investments B.V. hieraan zal meewerken en zal deze medewerking zo nodig in rechte afdwingen. (…)”
2.11.
Op 6 augustus 2015 heeft de curator de door hem ontvangen biedingen op de goodwill van [naam bedrijf] toegezonden aan [naam 1] . [naam 1] heeft op 6 augustus 2015 om 15:14 uur onder meer als volgt geantwoord:
“(…) Met betrekking tot onderstaande discussie blijf ik van mening dat de merkrechten eigendom zijn van 2NG Investments BV. (…)
Inmiddels heeft u daarentegen aan geïnteresseerde partijen te kennen gegeven dat de merkrechten toebehoren aan de boedel en niet aan 2NG Investments BV. Enerzijds zijn hierdoor de ontvangen biedingen als teleurstellend te betitelen. Anderzijds heeft u met het poneren van deze stelling dusdanig veel verwarring in de branche gecreëerd dat het 2NG Investments BV momenteel onmogelijk wordt gemaakt om een goede opbrengst te genereren met een rechtstreekse verkoop van de merkrechten met alle gevolgen van dien. Partijen waarmee 2NG Investments BV een deal zou kunnen maken durven het nu niet aan om tot daadwerkelijke koop over te gaan. Uw acteren is dus een regelrechte showstopper, levert 2NG Investments BV zeer veel schade op en is nu ook de bank geïrriteerd geraakt.
Aangezien de waarde van het merk na vandaag drastisch zal verminderen stel ik voor dat u mij per ommegaande schriftelijk bevestigt dat:
  • 2NG Investments BV de curator de mogelijkheid biedt om de merkrechten en de domeinnamen namens 2NG Investments BV te verkopen;
  • De merkrechten en de domeinnamen desondanks eigendom zijn van 2NG Investments BV en niet tot de boedel behoren;
  • 2NG Investments BV alle vrijheid van handelen heeft om het merk zelfstandig te verkopen; (…)”
[naam 1] heeft de curator diezelfde dag voorts verzocht om de toegestuurde biedingen voorlopig achter de hand te houden en niet direct af te wijzen. De curator heeft medegedeeld dat de boedel haar standpunt, dat de woordmerken en domeinnamen tot de boedel behoren, handhaaft.
2.12.
Op 6 augustus 2015 om 15:36 uur heeft [naam 1] het volgende e-mailbericht verzonden aan [naam 4] (Global):
“(…) De merkrechten behoren toe aan 2NG conform de nog te ontvangen bevestiging, dus we kunnen verder gaan waar we vorige week vrijdag zijn gebleven. Ik verneem dan ook graag je reactie als we ervan uitgaan dat we uiterlijk aanstaande maandag tot een deal willen komen. (…)”
[naam 4] heeft daarop onder meer als volgt gereageerd:
“(…) Voordat we aan tafel gaan en de details bespreken, wil ik een bericht van de Curator [naam gedaagde] dat de naam [woordmerk 1] en de bijbehorende domeinnamen buiten de failliete boedel van [naam bedrijf] vallen en door jou overgedragen kunnen worden. (…)”
2.13.
Op 11 augustus 2015 heeft de curator aan [naam 1] voorgesteld om, naar aanleiding van de uitgebrachte biedingen, het merk [woordmerk 2] voor € 16.000,00 te verkopen aan International Vistapaint Holding B.V. (verder: Vista) en de (overige) goodwill van [naam bedrijf] voor € 135.000,00 te verkopen aan SPS B.V. (verder: SPS). [naam 1] heeft diezelfde dag het volgende e-mailbericht verzonden aan de curator:
“(…) Wil je om 2 uur in plaats van mij even mijn advocaat (Victor Kruit) bellen inzake de lopende discussie over de opbrengst van het merkrecht? (…)”
2.14.
In e-mailberichten van 13 en 14 augustus 2015 staat onder meer het volgende:
  • e-mail van [naam 1] aan de curator op 13 augustus 2015 om 11:49 uur:
  • e-mail van de curator aan [naam 1] op 13 augustus 2015 om 17:00 uur:
  • e-mail van [naam 1] aan de curator op 13 augustus 2015 om 17:36 uur:
  • e-mail van de curator aan [naam 1] op 14 augustus 2015 om 15:38 uur:
2.15.
De curator heeft op 13 en 14 augustus 2015 onder meer het volgende geschreven aan Vista en SPS:
  • op 13 augustus 2015 om 16:16 uur aan (de advocaat van) Vista:
  • op 14 augustus 2015 om 12:00 uur aan SPS:
2.16.
Op 17 augustus 2015 heeft de curator aan [naam 4] (Global) medegedeeld dat de goodwill van [naam bedrijf] inmiddels verkocht is aan SPS.
2.17.
[naam 1] heeft de curator op 18 augustus 2015 medegedeeld dat 2NG niet akkoord gaat met het verkopen van de merkrechten tegen de gestelde voorwaarden en dat er dus geen sprake kan zijn van een combinatiedeal (dus inclusief merkrechten) als beschreven in het informatiememorandum.
2.18.
Op 20 augustus 2015 heeft de curator onder meer het volgende geschreven aan [naam 1] :
“(…) Wanneer 2NG Investments B.V. weigerachtig blijft in het geven van haar medewerking herhaal ik nogmaals dat ik 2NG Investments B.V. en ook u als bestuurder van deze vennootschap volledig aansprakelijk acht voor de schade van de boedel. Ik denk dat het goed is dat u nog eens goed nadenkt over de positie van 2NG Investments B.V. en de verdere marsroute. (…)”
2.19.
De discussie tussen 2NG en de curator is op 26 en 27 augustus 2015 onder meer als volgt voortgezet:
  • e-mail van [naam 1] aan de curator op 26 augustus 2015 om 12:42 uur:
  • e-mail van de curator aan [naam 1] op 26 augustus 2015 om 18:16 uur:
  • e-mail van [naam 1] aan de curator op 27 augustus 2015 om 14:56 uur:
  • e-mail van de curator aan [naam 1] op 27 augustus 2015 om 17:18 uur:
2.20.
Tussen de curator en 2NG is op 8 september 2015 overeenstemming bereikt over het volgende:
“(…) 2NG Investments B.V. (hierna te noemen: “2NG”) zal met de boedel optrekken in de combinatiedeal waarbij de aan de boedel toebehorende goodwill tezamen met de door 2NG gehouden IE-rechten wordt verkocht aan Vista B.V. en SPS B.V. voor een totale koopsom van € 151.000,--. Deze verkoopopbrengst zal tussen 2NG en de boedel worden verdeeld op fifty fifty basis, hetgeen betekent dat beiden hiervan een bedrag ontvangen van € 75.500,--. (…)”
2.21.
Op 11 september 2015 heeft [naam 1] het volgende bericht gestuurd aan [naam 4] (Global):
“(…) Ik hoorde gisteravond je voicemail en zag je app dat de overeenkomst is opgesteld, maar ik heb helaas slecht en triest nieuws… Zoals je al in een eerder stadium direct van de curator hebt vernomen is en blijft hij van mening dat de merkrechten toebehoren aan de boedel. Ondanks alle inspanningen en aangedragen bewijsstukken van het BOIP is het niet gelukt om de curator te overtuigen. De door Global geëiste schriftelijke verklaring van de curator waarin hij zijn eerdere uitlatingen zou corrigeren en voorts zou bevestigen dat de merkrechten toehoren aan 2NG alsmede dat 2NG haar merkrechten zelfstandig mag verkopen zal er dan ook niet meer gaan komen. Sterker nog, hij stelt zelfs dat hij een eventuele deal bewust zal frustreren! Ik betreur het oprecht dat we uiteindelijk de reeds uitgewerkte deal niet kunnen finaliseren en dat deze prachtige deal vakkundig om zeep is geholpen door het acteren van deze curator (…).”
2.22.
Op 11 september 2015 is tussen de curator en Vista een goodwill- en activaovereenkomst gesloten, waarin, voor zover relevant, het volgende is vermeld:
“(…) c) in het kader van de Ondernemingsactiviteiten maakte de Onderneming gebruik van twee aan haar toebehorende merken, te weten [woordmerk 1] en [woordmerk 2] . Beide merken zijn eigendom van 2NG Investments B.V. (“2NG”) en aldus geregistreerd bij het Benelux Merkenregister; (…)
e) Koper de merknaam [woordmerk 2] en de daaraan verbonden klantgegevens, de gegevens aangaande de lopende en reeds voltooide aanbestedingsprojecten en de nog te realiseren aanbestedingsprojecten en de domeinnaam, handelsnaam en bepaalde bedrijfsmiddelen (…) van verkoper wenst te kopen; (…)
i.
i) Partijen op 13 augustus 2015 overeenstemming hebben bereikt (…) over de verkoop door dat Koper een bod heeft uitgebracht en Verkoper dit bod heeft aanvaard (…);
j) 2NG heeft bij monde van haar advocaat per e-mail van 8 september 2015 aan Verkoper bevestigd dat zij de merknaam [woordmerk 2] (…) aan Verkoper zal leveren, zodat deze deze merknaam kan doorleveren aan Koper, e.e.a. is nogmaals door Verkoper aan 2NG bevestigd per e-mail van 12 september 2015 (…)
1.2
De in artikel 1.1 onder III genoemde merknaam staat thans nog op naam van 2NG. Deze vennootschap heeft aan de boedel verklaard de merknaam aan de boedel te zullen verkopen en leveren, zodat de boedel de merknaam kan doorleveren aan Koper. (…)
2.1
De koopprijs (…) bedraagt in totaal € 16.000,-- (…), exclusief BTW, (…) en wordt alsvolgt toegedeeld: € 8.000 voor de merknaam en € 8.000 voor de overige verkochte activa. (…)”
2.23.
Op 27 oktober 2015 is tussen de curator en Moodpaints B.V. (verder: Moodpaints) een goodwillovereenkomst gesloten, waarin, voor zover relevant, het volgende is vermeld:
“(…) c) Koper de Ondernemingsactiviteiten (gedeeltelijk) wil voortzetten en daartoe het klantenbestand, lopende projecten, lopende aanbestedingsprojecten en nog te realiseren aanbestedingsprojecten en de domeinnaam en handelsnaam, een en ander voor zover betrekking op [naam bedrijf] (…) van de Onderneming wil kopen; (…)
g) Partijen op 12 augustus 2015 overeenstemming hebben bereikt (…) over de verkoop doordat Koper - althans namens haar SPS B.V. - een bod heeft uitgebracht en Verkoper dit bod heeft aanvaard (…)
1.2
De domeinnaam [domeinnaam 1] en het woordmerk [woordmerk 1] staan op naam van 2NG Investments B.V. Deze vennootschap heeft aan de boedel verklaard haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overdracht van deze IE-rechten. (…) Met betrekking tot de levering van deze IE-rechten geldt dat de boedel 50% van de te ontvangen Koopprijs (…) zal doorstorten aan 2NG Investments B.V. (…)
2.1
De koopprijs (…) bedraagt in totaal € 135.000,-- (…), exclusief BTW (…).”
2.24.
De woordmerken en domeinnamen zijn overgedragen aan Vista en Moodpaints/ SPS (die hierna gezamenlijk zullen worden aangeduid als SPS). Aan 2NG is een bedrag van € 75.500,00 betaald.

3.Het geschil

3.1. 2
NG heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de curator q.q., alsmede pro se, onrechtmatig heeft gehandeld jegens 2NG, alsmede de curator q.q., alsmede pro se, te veroordelen in de schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
“te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen de curator en 2NG ter zake de verkoop van de merkrechten en domeinnamen aan Vista en SPS te vernietigen op grond van bedreiging, dan wel bedrog, dan wel misbruik van omstandigheden, dan wel dwaling”, alsmede de curator q.q., alsmede pro se, te veroordelen in de schade die 2NG als gevolg hiervan heeft geleden, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
de curator q.q., alsmede pro se, te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 2.775,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
e curator q.q., alsmede pro se, te veroordelen in de kosten van de procedure, inclusief kosten van eventuele executie.
3.2.
De curator heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling van 2NG in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de curator, zowel in hoedanigheid als privé, onrechtmatig heeft gehandeld jegens 2NG bij de verkoop van de woordmerken en domeinnamen in het faillissement van [naam bedrijf] . Aan de hiervoor onder 3.1 sub a) weergegeven vordering heeft 2NG in de kern de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
de curator heeft de op handen zijnde verkoop van de merkrechten en domeinnamen door 2NG aan Global gefrustreerd;
de curator heeft, grotendeels buiten de advocaat van 2NG om, een verkoop van de goodwill van de boedel - inclusief de merkrechten en domeinnamen van 2NG - aan SPS en Vista geforceerd.
4.2.
Alvorens nader in te gaan op de verwijten die 2NG de curator maakt, stelt de rechtbank het volgende voorop. Met de hiervoor onder 3.1 sub b) weergegeven verklaring voor recht is volgens 2NG bedoeld de overeenkomst tussen de curator en 2NG te vernietigen (op grond van bedreiging, dan wel bedrog, dan wel misbruik van omstandigheden, dan wel dwaling). Bij deze vordering heeft 2NG echter geen belang. De curator heeft de overeenkomsten met SPS en Vista gesloten op een moment dat 2NG daarvoor haar toestemming had verleend. SPS en Vista zijn de betreffende overeenkomsten te goeder trouw aangegaan. Zij mochten ervan uitgaan dat de curator toestemming van 2NG had om die overeenkomsten aan te gaan. Zelfs al zou de overeenkomst tussen de curator en 2NG kunnen worden aangetast, dan heeft dat nog geen gevolgen voor de tussen de curator en de kopers gesloten overeenkomsten. Deze vordering dient derhalve te worden afgewezen. Aldus resteert ter beoordeling de vraag of de curator onrechtmatig heeft gehandeld jegens 2NG en uit dien hoofde, zowel q.q. als pro se, aansprakelijk is voor de door 2NG gestelde schade.
4.3.
Aansprakelijkheid q.q.
De vraag of een curator in hoedanigheid aansprakelijk is, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van artikel 6:162 BW (HR 19 december 2003, ECLI:NL: HR:2003: AN7817).
4.4.
Aansprakelijkheid pro se
De faillissementscurator kan wegens een onzorgvuldige uitoefening van zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van de boedel persoonlijk aansprakelijk zijn jegens degenen in wier belang hij die taak uitoefent, te weten de (gezamenlijke) schuldeisers, en jegens derden met de belangen van wie hij bij de uitoefening van die taak rekening heeft te houden, zoals de gefailleerde. Voor zover de faillissementscurator bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, komt hem in beginsel een ruime mate van vrijheid toe. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop hij rekening houdt met andere bij het beheer en de afwikkeling van de boedel betrokken belangen en voor de wijze waarop hij bij dat beheer of die afwikkeling uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen tegen elkaar afweegt (HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU4204).
Bij het gebruikmaken van de hiervoor bedoelde vrijheid door de curator geldt de norm van het Maclou-arrest (HR 19 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2047). Bij de toepassing van deze norm heeft de rechter de vraag te beantwoorden of, uitgaande van bedoelde vrijheid, een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de desbetreffende gedragslijn zou hebben kunnen komen. Bij deze toetsing past, zoals uit de norm van het arrest naar haar aard volgt, terughoudendheid. Voor persoonlijke aansprakelijkheid is immers vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien.
4.5.
De verwijten die 2NG de curator maakt zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Ad a) de onderhandelingen tussen 2NG en Global
4.6.
Ter onderbouwing van het eerste verwijt heeft 2NG aangevoerd dat de curator zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de merkrechten en domeinnamen toebehoorden aan [naam bedrijf] . 2NG heeft toegelicht dat de gefailleerde vennootschap nooit eigenaar is geweest van de woordmerken en domeinnamen en dat blijkens de registraties bij het BBIE en de SIDN 2NG de rechthebbende was op de merkrechten en domeinnamen. Uit de e-mail van de curator van 31 juli 2015 (zie hiervoor onder 2.8) blijkt dat hij (al kort na het faillissement) wist dat de merkrechten en domeinnamen toebehoorden aan 2NG. Ook nadien heeft de curator meerdere malen erkend dat 2NG eigenaar van de merkrechten en domeinnamen was, aldus 2NG. Volgens 2NG is het onrechtmatig dat de curator richting Global (en andere derden) in strijd met de waarheid heeft volgehouden dat de merkrechten en domeinnamen toebehoorden aan de boedel en dat de boedel als enige partij bevoegd was de merkrechten en domeinnamen te verkopen. 2NG was weliswaar bereid medewerking te verlenen aan een mogelijke combinatiedeal (dat wil zeggen het verkopen van de merkrechten en domeinnamen van 2NG samen met de goodwill die aan de boedel toekwam), maar heeft daar van meet af aan voorwaarden aan verbonden. De curator was daarmee bekend, zoals blijkt uit zijn e-mail van 29 juli 2015 (zie onder 2.6), maar heeft dat bewust onvermeld gelaten richting derden, aldus 2NG. Door deze handelwijze heeft de curator het voor 2NG onmogelijk gemaakt om de merkrechten en domeinnamen zelfstandig te verkopen. Door de onjuiste uitlatingen van de curator werd een rechtstreekse verkoop van de merkrechten van 2NG te riskant bevonden door de geïnteresseerde partijen, waaronder Global. Er was al overeenstemming met Global, maar nadat de curator in strijd met de waarheid aan Global mededeelde dat de goodwill reeds was verkocht aan SPS en dat 2NG geen eigenaar was van de merkrechten en domeinnamen, heeft Global als opschortende voorwaarde voor de deal met 2NG gesteld dat de curator schriftelijk kenbaar zou maken dat 2NG gerechtigd was de merkrechten en domeinnamen zelfstandig te verkopen. De curator heeft dit, ondanks meerdere verzoeken, geweigerd. Volgens 2NG is zij daardoor een miljoenendeal met Global misgelopen.
4.7.
De curator heeft het standpunt van 2NG gemotiveerd betwist. Hij heeft aangevoerd dat 2NG heeft toegezegd mee te werken aan een gezamenlijke verkoop van de goodwill, merkrechten en domeinnamen en dat het 2NG daarom niet vrijstond de merkrechten en domeinnamen zelfstandig te verkopen. De curator is van mening dat hij de toegezegde medewerking mocht afdwingen, wat er ook zij van de juistheid van zijn twijfels ten aanzien van de rechtmatigheid van de eigendom van de merkrechten en domeinnamen. Aan de toezegging mee te werken aan een gezamenlijke verkoop zijn volgens de curator aanvankelijk geen voorwaarden gesteld en de curator is dan ook van mening dat hij erop mocht vertrouwen dat hij de goodwill, merkrechten en domeinnamen gezamenlijk mocht verkopen. Volgens de curator handelde 2NG onrechtmatig jegens de boedel door ten tijde van het vaststellen van het informatiememorandum plotseling voorwaarden aan haar medewerking te verbinden. De curator heeft voorts aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de onderhandelingen tussen 2NG en Global. Van het bewust frustreren van een deal tussen 2NG en Global kan volgens hem dan ook geen sprake zijn. Integendeel, in zijn visie heeft 2NG onrechtmatig gehandeld door geen melding te maken van de onderhandelingen met Global en door deze onderhandelingen in strijd met de gedane toezegging aan de curator voort te zetten. Conclusie moet volgens de curator zijn dat de omstandigheid dat er tussen 2NG en Global of enige andere derde geen deal omtrent de merkrechten en domeinnamen tot stand is gekomen, niet aan (enige onrechtmatige gedraging van) de curator is toe te rekenen. 2NG heeft op onrechtmatige wijze op twee paarden gewed en heeft daarbij in haar ogen kennelijk verloren, aldus de curator.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat van onrechtmatig handelen van de curator in het licht van de gestelde en gebleken feiten en omstandigheden geen sprake is. Daarbij stelt de rechtbank het volgende voorop. Kort na het faillissement van [naam bedrijf] vond contact plaats tussen 2NG (als bestuurder van [naam bedrijf] ) en een vervanger van de curator. Niet in geschil is dat 2NG er op dat moment op heeft gewezen dat relevante activa, te weten de merkrechten, op haar naam stonden. Evenmin is in geschil dat 2NG heeft aangegeven er medewerking aan te willen verlenen om die merkrechten in een combinatiedeal, dat wil zeggen samen met de goodwill die aan de boedel toekwam, te verkopen. Verwezen wordt in dat kader naar de e-mail van [naam 1] van 23 juli 2015 (zie onder 2.4) en naar zijn e-mail van 13 augustus 2015 om 11:49 uur (zie onder 2.14), waarin [naam 1] meldt dat hij al in een beginstadium meerdere keren heeft medegedeeld dat een verkoop tot een maximale opbrengst zou leiden indien de merkrechten in een combinatiedeal worden mee verkocht. Ook overigens heeft 2NG de indruk gewekt medewerking te willen verlenen aan het tot stand komen van een dergelijke combinatiedeal. Zo heeft 2NG gegevens van potentiële geïnteresseerden aangeleverd en voorts heeft 2NG input geleverd ten behoeve van het door de curator op te maken informatiememorandum.
4.9. 2
NG heeft echter voor de curator verzwegen dat zij ten tijde van het faillissement van [naam bedrijf] zelf reeds in gesprek was met een partij (Global) die mogelijk de merkrechten van 2NG wenste te kopen. Ter comparitie heeft [naam 1] toegelicht dat de onderhandelingen op dat moment nog heel pril waren en dat hij niet inziet waarom hij daarvan melding had moeten maken aan (de vervanger van) de curator. 2NG hield beide opties open, aldus [naam 1] . 2NG heeft dus getracht geheel buiten de curator om een voor haar gunstige deal met Global tot stand te brengen, terwijl zij gelijktijdig de curator een traject liet ingaan om te trachten een combinatiedeal tot stand te brengen met vermeende medewerking van 2NG.
4.10.
De curator heeft zich van aanvang af jegens 2NG op een standpunt gesteld dat er in de kern op neerkomt dat ook al stonden de merkrechten en de domeinnamen ten tijde van het faillissement geregistreerd op naam van 2NG, dat nog niet meebrengt dat 2NG zonder meer als enige gerechtigd zou zijn tot de waarde van de merkrechten en domeinnamen. Daarbij heeft de curator erop gewezen dat de merkrechten en domeinnamen slechts waarde hebben gekregen door inspanningen en investeringen die zijn gedaan door de gefailleerde rechtspersoon en haar rechtsvoorganger, een eenmanszaak die onder dezelfde handelsnaam, [naam bedrijf] , aan het rechtsverkeer deelnam. Voorts heeft de curator erop gewezen dat er in feite een onlosmakelijk verband bestaat tussen die handelsnaam, de merkrechten en domeinnamen en de goodwill van de gefailleerde rechtspersoon. Tegen de achtergrond van het vorenstaande lag het in de visie van de curator in de rede dat de curator en 2NG gezamenlijk naar het tot stand brengen van een combinatiedeal zouden streven. Door enerzijds de curator voor te spiegelen dat 2NG medewerking wilde verlenen aan het tot stand brengen van een combinatiedeal, maar anderzijds gelijktijdig te trachten geheel buiten de curator om een overeenkomst met een derde tot stand te brengen waardoor de belangen van de boedel zouden worden geschaad, handelde 2NG onbehoorlijk jegens de curator.
4.11.
Ook nadien heeft 2NG geen open kaart met de curator willen spelen. Zij heeft haar bereidheid tot medewerking genuanceerd in die zin dat zij aangaf onder bepaalde voorwaarden bereid te zijn tot het verlenen van haar medewerking. 2NG heeft zich op het standpunt gesteld dat zij van meet af aan (en dus reeds in het eerste kennismakingsgesprek) voorwaarden heeft gesteld aan haar medewerking, maar dat - door de curator betwiste - standpunt is niet goed te rijmen met de hiervoor onder 2.4 geciteerde e-mail van [naam 1] van 23 juli 2015, waaruit op geen enkele wijze kan worden opgemaakt dat de medewerking van 2NG voorwaardelijk zou zijn. Bovendien volgt uit de hiervoor onder 2.6 geciteerde e-mail van de curator dat hij er vóór 28 juli 2015 niet mee bekend was dat aan de medewerking voorwaarden werden gesteld. Voorts is niet gebleken dat 2NG de curator in een later stadium alsnog (expliciet) op de hoogte heeft gesteld van de onderhandelingen met Global. Volgens 2NG blijkt uit de e-mail van [naam 1] van 6 augustus 2015 (zie onder 2.11) dat 2NG bezig was met een andere partij, maar uit die e-mail kan niet worden afgeleid dat 2NG de curator concreet heeft geïnformeerd over de beoogde deal met Global. 2NG informeerde de curator dus niet over de onderhandelingen met Global, maar wenste tegelijkertijd wel dat de curator op schrift zou stellen dat het 2NG vrij stond om de merkrechten en domeinnamen zelf aan een derde te verkopen, alsmede dat de curator naar aanleiding van een dergelijke verkoop geen rechtsmaatregelen zou treffen. Gelet op deze door 2NG geuite wens is bij de curator logischerwijs het vermoeden gerezen dat 2NG mogelijk, anders dan zij steeds had medegedeeld, niet werkelijk bereid was om in gezamenlijk overleg te streven naar het tot stand komen van een combinatiedeal.
4.12.
Dat de curator zich onder die omstandigheden niet bereidwillig jegens 2NG heeft opgesteld, is een logisch gevolg van de eigen handelwijze van 2NG. De curator was in de gegeven omstandigheden niet verplicht om een verklaring af te geven zoals door 2NG gewenst. Dat dit mogelijk tot praktisch gevolg had dat het voor 2NG niet mogelijk was om buiten de curator om een overeenkomst met een derde tot stand te brengen die voor haar financieel (veel) gunstiger had kunnen uitpakken dan een combinatiedeal die zij in samenwerking met de curator tot stand kon brengen, komt in deze context voor haar risico. Dit geldt temeer nu de curator niet kon weten dat voor 2NG de mogelijkheid bestond om een veel gunstiger deal tot stand te brengen. Die informatie heeft 2NG immers bewust niet met de curator gedeeld. Voor zover 2NG zich op het standpunt heeft gesteld dat zij rechthebbende was op de merkrechten en domeinnamen en dat zij bij verkoop daarvan niets met de curator te maken had, miskent 2NG dat zij jegens de curator wel behoorlijk diende te handelen. Indien 2NG de curator had geïnformeerd over de "miljoenendeal" die zij in haar visie tot stand zou kunnen brengen, is zeer aannemelijk dat de curator daaraan medewerking had willen verlenen. Uiteraard hadden partijen dan moeten onderhandelen over een eventuele verdeling van de baten, maar dat had zo nodig ook achteraf gekund. Door de curator niet te informeren, heeft 2NG zichzelf en de curator de mogelijkheid ontnomen om deze deal tot stand te brengen.
4.13.
Voor toewijzing van de hiervoor onder 3.1 sub a) weergegeven vordering is in zoverre dan ook geen grond.
Ad b) de verkoop aan SPS en Vista
4.14.
Wat betreft het tweede verwijt heeft 2NG aangevoerd dat de curator enkel de biedingen van SPS en Vista wenste te accepteren en de opbrengst geheel naar de boedel wilde schuiven. Volgens 2NG heeft de curator de merkrechten en domeinnamen zonder toestemming van 2NG aan SPS en Vista verkocht en zich daarmee vanaf 12 augustus 2015 in een spagaat gepositioneerd. De curator heeft 2NG onder druk gezet om (alsnog) in te stemmen met de verkoop aan SPS en Vista, waarbij hij dreigde met aansprakelijkstelling van 2NG en haar bestuurder en zelfs met gijzeling. Daarbij heeft de curator in die visie van 2NG opzettelijk en stelselmatig de advocaat van 2NG gepasseerd, om de druk op 2NG te verhogen en haar te dwingen tot een verkoop die verre van ideaal was. 2NG heeft aangevoerd dat haar advocaat bewust op een informatieachterstand werd gezet. Al in de eerste week van het faillissement wist de curator dat 2NG werd bijgestaan door haar advocaat. Vanaf 11 augustus 2015 heeft de curator de advocaat van 2NG ruim vijfenzeventig keer bewust buiten de e-mailcorrespondentie gehouden, aldus 2NG. Daarmee heeft de curator, die zich totaal niet gebonden achtte aan gedragsregels voor advocaten en praktijkregels voor curatoren, onrechtmatig gehandeld jegens 2NG. Volgens 2NG werd zij feitelijk gedwongen om de deal van de curator met SPS en Vista te accepteren, omdat anders de waarde van haar merkrechten en domeinnamen snel zou verdampen. Het akkoord voor de deal is gegeven onder voorbehoud van alle rechten en weren, aldus 2NG.
4.15.
Ook deze stellingen van 2NG zijn gemotiveerd door de curator betwist. De curator heeft aangevoerd dat van het (bewust en stelselmatig) passeren van de advocaat van 2NG geen sprake is (geweest) en dat de klachten van 2NG in dat kader door zowel de Raad van Discipline als het Hof van Discipline ongegrond zijn verklaard. Na het e-mailbericht van [naam 1] van 11 augustus 2015 (zie onder 2.13) heeft de curator direct contact gezocht met de advocaat van 2NG. De verkoop van de merkrechten en domeinnamen, de afwikkeling van de overeenkomsten met SPS en Vista en de verdeling van de opbrengsten daarvan hebben in overleg en met instemming van mr. Kruit plaatsgevonden, aldus de curator. Daarbij was volgens de curator geen sprake van een informatieachterstand bij de advocaat van 2NG. De curator heeft voorts aangevoerd dat hij bij het aanvaarden van de biedingen van SPS en Vista nadrukkelijk het voorbehoud heeft gemaakt dat 2NG aan de verkoop moest meewerken. Van de door 2NG bedoelde “spagaat” was volgens de curator dan ook geen sprake. Het stond de curator vrij om 2NG te houden aan de gedane toezegging en de in dat kader door hem gedane uitlatingen zijn niet onrechtmatig. Het was bovendien 2NG zelf die erop aandrong om de combinatiedeal te sluiten, aldus de curator. Volgens de curator is 2NG zonder voorbehoud akkoord gegaan met de verkoop en overdracht van de merkrechten en domeinnamen aan SPS en Vista.
4.16.
De rechtbank acht ook het verwijt dat de curator grotendeels buiten de advocaat van 2NG om een verkoop van de goodwill (van de boedel) en de merkrechten en domeinnamen (van 2NG) aan SPS en Vista heeft geforceerd ongegrond.
4.17.
Het stond de curator vrij om rechtstreeks contact te onderhouden met de bestuurder van de failliet. Dat de curator hiermee ook geen voor advocaten geldende gedragsregels heeft overtreden, mag worden aangenomen nu de betreffende klacht van 2NG in twee instanties is afgewezen. Dat 2NG in dit geval niet alleen als bestuurder van de failliet optrad, maar tevens zelfstandig belanghebbende was (als eigenaar van de merkrechten en domeinnamen) kan, anders dan 2NG heeft betoogd, niet de conclusie rechtvaardigen dat het Hof van Discipline is uitgegaan van een onjuist criterium. Wat er ook van zij, in ieder geval levert het geen onrechtmatig handelen jegens 2NG op dat de curator rechtstreeks contact met 2NG onderhield. 2NG heeft ter zitting nog aangevoerd dat de curator per e-mail is verzocht de advocaat van 2NG in alle berichten in te kopiëren, maar nu zij deze e-mail niet in het geding heeft gebracht gaat de rechtbank daaraan voorbij. Het ter zitting gedane aanbod van 2NG om deze e-mail alsnog over te leggen wordt als tardief gepasseerd. Daarbij verdient opmerking dat niet in geschil is dat de curator desgevraagd (na de e-mail van [naam 1] van 11 augustus 2015, zie onder 2.13) contact heeft opgenomen met de advocaat van 2NG. Uit de overgelegde producties volgt bovendien dat de onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen de curator en de advocaat van 2NG. Dat er sprake was van een relevante informatieachterstand aan de zijde van de advocaat van 2NG omdat de curator niet alle communicatie via die advocaat liet verlopen, kan uit de stellingen van 2NG niet worden afgeleid. Niet gesteld is welke relevante informatie is gewisseld in communicatie tussen de curator en 2NG, waarvan de advocaat van 2NG niet op de hoogte was, als gevolg waarvan 2NG nadeel heeft geleden. 2NG heeft haar stellingen hieromtrent onvoldoende onderbouwd.
4.18.
Uit de overgelegde producties blijkt voorts dat geen sprake was van een forceren van de combinatiedeal door de curator. 2NG heeft er zelf op aangedrongen dat de curator een dergelijke combinatiedeal tot stand zou brengen (zie haar e-mailberichten van 13 augustus 2015 onder 2.14). Wellicht was dat omdat 2NG op dat moment inzag dat zij er niet in zou slagen om geheel buiten de curator om een overeenkomst met een derde tot stand te brengen, maar dat was, zoals hiervoor is overwogen, primair te wijten aan het eigen onbehoorlijk handelen van 2NG. Van enig voorbehoud van 2NG bij het aangaan van de overeenkomst is ook niet gebleken. De curator heeft dat betwist en 2NG heeft haar stelling op dit punt op geen enkele wijze onderbouwd.
4.19.
Ook het tweede verwijt kan dus niet de conclusie rechtvaardigen dat de curator, in hoedanigheid en/of pro se, onrechtmatig heeft gehandeld jegens 2NG. Voor toewijzing van de vorderingen van 2NG is daarom geen plaats.
4.20. 2
NG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- griffierecht € 895,00
- salaris advocaat €
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.981,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt 2NG in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden vastgesteld op € 1.981,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
1977/1729