ECLI:NL:RBROT:2019:3033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
C/10/523586 / HA ZA 17-296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en bewijsopdracht in civiele procedure tussen marketingbureau en Turkse vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een incident betreffende de internationale bevoegdheid van de rechtbank in een geschil tussen de besloten vennootschappen Marketing Bureau voor Programma Aanbieders B.V. (MBPA) en Local Insert B.V. en de Turkse vennootschap Diva Medya Hizmetleri Ticaret ve Sanayi Ltd. Şti. De rechtbank heeft op 17 april 2019 vonnis gewezen in het incident. De eiseressen, MBPA en Local Insert, hebben vorderingen ingesteld tegen Diva Medya, die onder andere betrekking hebben op de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst en schadevergoeding wegens gederfde inkomsten in Australië. Diva Medya heeft de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, stellende dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft over de Australische vorderingen, omdat deze gebaseerd zijn op onrechtmatige daad en de feiten zich niet in Nederland hebben voorgedaan. De rechtbank heeft de vordering van Diva Medya afgewezen en zich bevoegd verklaard, maar heeft ook bewijsopdrachten aan beide partijen gegeven. De rechtbank oordeelt dat de internationale bevoegdheid van de rechtbank moet worden beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Brussel Ibis-Verordening. De zaak betreft complexe internationale rechtsvragen en de rechtbank heeft partijen opgedragen bewijs te leveren over de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van de internationale bevoegdheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/523586 / HA ZA 17-296
Vonnis in incident van 17 april 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARKETING BUREAU VOOR PROGRAMMA AANBIEDERS B.V.,
gevestigd te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOCAL INSERT B.V.,
gevestigd te Achthuizen (gemeente Goeree-Overflakkee),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R. Faasen te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
DIVA MEDYA HIZMETLERI TICARET VE SANAYI LTD. STI.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.P.J.L. Tjittes te Den Haag.
Partijen zullen hierna Local Insert en MBPA en Diva Medya genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 november 2016, met producties 1-40;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord, met producties 1-11;
  • de incidentele conclusie van antwoord, met producties 41-45.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Het petitum van de dagvaarding luidt als volgt – aangehaald voor zover relevant:
“Weshalve op basis van bovenstaande het Uw Rechtbank moge behagen bij
vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Ten aanzien van de vorderingen wegens beëindiging van de
samenwerking:
1.1
De opzegging door Diva Medya
a. Te verklaren voor recht in verband met de opzeggingsbrief c.q.
beëindigingsbrief d.d. 8 november 2013 dat:
i. gedaagde de samenwerking(sovereenkomst) niet rechtsgeldig heeft
beëindigd;
ii en/of gedaagde ter zake de opzegging van de samenwerking in strijd
heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid en dat dientengevolge
de opzegging nietig is, althans, voor zover gedaagde de samenwerking
wel kon opzeggen de door gedaagde gehanteerde opzegtermijn in strijd
met de redelijkheid en billijkheid is en dientengevolge nietig is;
iii en/of gedaagde ten gevolge van de niet-rechtsgeldige opzegging van de
samenwerking(sovereenkomst), althans het in strijd met de redelijkheid
en billijkheid opzeggen van deze overeenkomst, de schade van MBPA
dient te vergoeden
b. gedaagde primair te veroordelen om aan MBPA te voldoen 50% van de
vergoedingen die uitzendorganisaties betaalden ad EUR 222.000 per
kwartaal sedert Q4 2013 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente
daarover vanaf de aanvang van een kwartaal dat een deelbetaling
verschuldigd was, althans subsidiair te veroordelen om de aan MBPA
toekomende vergoeding te voldoen die Diva Medya heeft ontvangen van
uitzendorganisaties sedert 1 oktober 2013 tot en met de dag dat de
samenwerking wel rechtsgeldig wordt beëindigd;
1.2
Vorderingen in verband met agentuur
Voor zover vast zou komen te staan dat de samenwerking tussen Diva
Medya en MBPA zou kwalificeren als een agentuurovereenkomst:
i. Diva Medya te veroordelen om aan MBPA te vergoeden de
vergoedingen/provisie die MBPA toekomt over het laatste kwartaal van
2013 en eerste kwartaal van 2014, indien Diva Medya wel een
rechtsgeldige opzegtermijn in acht had genomen, zijnde EUR 444.000
(excl. BTW) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover
sedert 31 maart 2014; en
ii. Diva Medya te veroordelen aan MBPA te voldoen bij wege van goodwill
(klanten) vergoeding een bedrag ad EUR 888.000 (ex BTW) te
vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover sedert 8
november 2013.
2. Ten aanzien van de vorderingen wegens het aanzetten van de Turkse TV
Kanalen tot beëindiging van de samenwerking in Australië en het niet
nakomen van de MOU’s:
Primair:Diva Medya te veroordelen aan MBPA en Local Insert te vergoeden, alles
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de data als
hieronder vermeld, binnen 48 uur na betekening van het ten dezen te
wijzen vonnis:
2.1
de kosten die Local Insert heeft gemaakt in verband met aanpak piraterij
ter hoogte van AUS$ 50.921,20 te vermeerderen met wettelijke rente
daarover vanaf 22 mei 2013;
2.2
de kosten die Local Insert heeft moeten maken in verband met het
opzetten en weer liquideren van de activiteiten in Australië: EUR
434.330,17 minus EUR 34.068 (reeds geclaimd in 2.1 AUS$ 50.921,20)
te verminderen met haar bijdrage van EUR 100.000 en het saldo te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2013;
2.3
de schade die Local Insert en MBPA hebben geleden en lijden vanwege
het derven van de inkomsten in Australië, welke zij hebben begroot op
AUS$ 8.955.000 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
15 september 2015, dan wel de dag van het uitspreken van het ten
dezen te wijzen vonnis;
Subsidiairvoor zover Uw Rechtbank een of meerdere van de hierboven onder
2.1
tot en met 2.3 vermelde schadeposten niet tot begroting kan
overgaan, de hoogte van deze schade te laten opmaken bij staat.
3. Ten aanzien van de proceskosten:
Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.”
2.2.
Aan deze vorderingen leggen Local Insert en MPBA – voor zover relevant – de volgende stellingen ten grondslag:
  • Local Insert is samen met MBPA actief op het gebied van de distributie van buitenlandse televisiekanalen aan uitzendorganisaties, zoals kabelbedrijven en satellietexploitanten; in dat verband wordt door Local Insert ten behoeve van verscheidene buitenlandse TV-kanalen bemiddeld en onderhandeld met deze uitzendorganisaties;
  • Sinds 2004 werken Local Insert en MBPA ook samen met de Turkse vennootschap Diva Medya;
  • Op verzoek van MBPA heeft Diva Medya de vertegenwoordiging weten te verkrijgen van de belangrijkste Turkse tv-kanalen;
  • Aangezien Diva Medya niet wist hoe zij met Europese kabelmaatschappijen afspraken moest maken over de distributie (doorgifte) van de signalen van de Turkse tv-kanalen, is zij hiervoor in gesprek getreden met MBPA; deze gesprekken hebben uiteindelijk in 2004 geresulteerd in een door MBPA en Diva Medya gesloten overeenkomst; ook al was deze overeenkomst niet ondertekend, toch werkten partijen op basis van de hierin vermelde uitgangspunten samen om Turkse tv-kanalen op de Europese kabel, satelliet en digitale tv te krijgen;
  • Op basis van de afspraken tussen MBPA en Diva Medya vertegenwoordigde Diva Medya de Turkse tv-kanalen en heeft zij van deze tv-kanalen het recht verkregen om distributieovereenkomsten te (laten) sluiten op de Europese markt;
  • MBPA beschikte over een netwerk aan contacten bij alle uitzendorganisaties in Europa; MBPA benaderde haar contacten en bood voor gezamenlijke rekening met Diva Medya de Turkse tv-kanalen aan deze Europese uitzendorganisaties aan;
  • Op enig moment heeft Diva Medya haar relatie met MBPA in strijd met gemaakte afspraken eenzijdig opgezegd;
  • Door deze toerekenbare tekortkoming van Diva Medya heeft MBPA schade geleden; deze schade bestaat voornamelijk uit gederfde inkomsten die Diva Medya onder zich heeft gehouden;
  • De Turkse tv-kanalen hebben op enig moment MBPA en Ciner Medya verzocht voor hen ook actief te worden op de Australische markt, allereerst in de vorm van het ten behoeve van hen aanpakken van de piraterij op die markt; een en ander heeft uiteindelijk geleid tot het sluiten door Local Insert, een zustermaatschappij van MBPA, van
  • In overleg met Diva Media heeft Local Insert ter uitvoering van haar afspraken in Australië verscheidene investeringen in Australië gedaan, waaronder het oprichten van een lokale vennootschap, MBPA Pty., het aannemen van personeel en het starten van procedures om piraterij aan te pakken;
  • Nadat Diva Medya aan Local Insert had laten weten zich uit de investeringen in Australië terug te trekken en additionele investeringen niet te willen betalen, bleek Diva Medya achter de rug van Local Insert om met de Turkse tv-kanalen afspraken te hebben gemaakt over de vertegenwoordiging door Diva Medya van deze Turkse tv-kanalen op de Australische markt; Diva Medya zag haar kans schoon om Local Insert van haar positie te stoten en kosteloos voor haar in de plaats te treden; Local Insert, die alle kosten had gemaakt en alle risico’s had gelopen, is in feite door Diva Medya buiten spel gezet; ter besparing van verdere kosten heeft Local Insert zich uiteindelijk noodgedwongen teruggetrokken uit de Australische markt;
  • Diva Medya heeft vanwege haar genoemde gedragingen onrechtmatig gehandeld waar het de Australische markt betreft; zij heeft geen verdere maatregelen genomen om de schade van MBPA/Local Insert te beperken; daarnaast staat vast dat de Turkse tv-kanalen aansprakelijk zijn omdat zij in verzuim zijn onder de MOU’s; over laatstgenoemde aansprakelijkheid wordt een aparte procedure gevoerd;
  • De schade die Local Insert en MBPA hebben geleden vanwege dit onrechtmatig handelen van Diva Medya met betrekking tot de Australische markt bestaat enerzijds uit kosten die Local Insert tevergeefs heeft gemaakt voor het bestrijden van piraterij, het opzetten van activiteiten in Australië (inclusief het oprichten van een lokale entiteit, het huren van kantoorruimte en arbeidsbeloning van een medewerker die specifiek voor dit project was aangenomen) en liquidatiekosten en anderzijds uit gederfde inkomsten.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Diva Medya vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
bepaalt dat zij onbevoegd is kennis te nemen van de Australische vorderingen;
bepaalt dat zij de onderhavige procedure met betrekking tot de Europese Vorderingen zal aanhouden ex artikel 12 Rv, totdat een vertaling van het Turkse vonnis in de procedure voor de
Bakirköy 5th Commercialbeschikbaar is en zich onbevoegd verklaart voor zover in het Turkse vonnis reeds inhoudelijk is beslist over de onderhavige kwestie;
Local Insert en MBPA hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, met bepaling dat, indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis worden voldaan, daarover wettelijke rente in verschuldigd tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Diva Medya – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag:
- De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht om kennis te nemen van de Australische vorderingen, die alle gebaseerd lijken te zijn op onrechtmatige daad; noch het
Handlungsortnoch het
Erfolgsortis immers gelegen in Nederland;
- In Turkije zijn drie rechterlijke procedures aanhangig die verband houden met het onderhavige geschil, één strafrechtelijke en twee civiele procedures;
- De ene Turkse civiele procedure is een door Diva Medya tegen MBPA voor de
Bakirköy 5th Commercial Courtgestarte procedure waarin Diva Medya vraagt om (i) een verklaring voor recht dat de overeenkomst moet MBPA rechtsgeldig is opgezegd en om (ii) betaling van het openstaande bedrag van 3.470.885,15 Turkse lira; in deze procedure is de aard van de samenwerking tussen MBPA en Diva Medya eveneens aan de orde gekomen; het Turkse gerecht heeft geoordeeld in het voordeel van Diva Medya en MBPA veroordeeld tot betaling van een deel van het gevorderde bedrag; MBPA weigert aan het vonnis te voldoen en Diva is daarom met een tenuitvoerleggingsprocedure gestart; zoals gebruikelijk is in Turkije, hebben partijen nog geen schriftelijk gemotiveerd vonnis ontvangen; Diva Medya verzoekt de rechtbank Rotterdam dan ook, met een beroep op artikel 12 Rv, de behandeling van de onderhavige procedure aan te houden totdat het vonnis van het Turkse gerecht beschikbaar is; tevens doet Diva Medya een beroep op de onbevoegdheid van de rechtbank Rotterdam, dat eveneens is gebaseerd op artikel 12 Rv, om opnieuw te oordelen over hetgeen het Turkse gerecht reeds heeft beslist;
- De tweede Turkse civiele procedure is een door Diva tegen MBPA en de heer [naam] gestarte procedure voor de
Istanbul 18th Commercial Courtwaarin Diva Medya een vergoeding vordert van 150.000 Turkse lira voor immateriële schade als gevolg van oneerlijke mededinging; deze zaak is nog steeds aanhangig en staat voor een mondelinge behandeling op 8 november 2017.
3.3.
Local Insert en MBPA voeren verweer en concluderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
de incidentele vordering van Diva Medya afwijst en zich bevoegd verklaart kennis te nemen van alle vorderingen van Local Insert en MBPA,
subsidiair
zich bevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van Local Insert en MBPA met betrekking tot de (niet rechtsgeldige) opzegging van de samenwerking(sovereenkomst) c.q. zich bevoegd verklaart kennis te nemen van het gedeelte van de vorderingen waar het bevoegdheidsincident zich niet op richt,
primair en subsidiair
Diva Medya in de proceskosten en de nakosten veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente voor het geval voldoening van de proces- en/of nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt.
3.4.
Op de argumenten die Local Insert en MBPA tot hun verweer in het incident hebben aangevoerd zal hieronder bij de beoordeling worden ingegaan, voor zover zij daarvoor van belang zijn.

4.De beoordeling in het incident

Inleiding

4.1.
Overeenkomstig de stellingen van Local Insert en MBPA zullen in dit vonnis als “de Australisch Vorderingen” worden aangemerkt de hiervoor onder 2.1 aangehaalde vorderingen die vermeld staan onder het kopje “
2. Ten aanzien van de vorderingen wegens het aanzetten van de Turkse TV Kanalen tot beëindiging van de samenwerking in Australië en het niet nakomen van de MOU’s”. Alle vorderingen die zijn vermeld onder het kopje “
1. Ten aanzien van de vorderingen wegens beëindiging van de Samenwerking” zullen worden aangemerkt als “de Europese Vorderingen”.
4.2.
Omdat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 Brussel Ibis-Vo en MBPA en Local Insert hun vorderingen hebben ingesteld na 10 januari 2015 zoals vereist in artikel 66 Brussel Ibis-Vo, is deze verordening materieel en temporeel toepasselijk (Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)).
De meeste rechtsmacht- en internationale bevoegdheidsregels van de Brussel Ibis-Vo gelden echter alleen voor gedaagden met woonplaats op het grondgebied van een Brussel Ibis-Vo-lidstaat. Diva Medya heeft woonplaats in Turkije. De enige uitzondering op deze regel die in de onderhavige zaak relevant is, is die van een forumkeuze voor de aangezochte rechter in de zin van artikel 25 Brussel Ibis-Vo. Gesteld noch gebleken is dat deze rechtbank, althans de Nederlandse rechter, bevoegd is op grond van een forumkeuze in de zin van artikel 25 Brussel Ibis-Vo. Dat betekent dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze zaak uitsluitend kan volgen uit de regels van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht, zoals de artikelen 1-13 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Internationale bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van de Europese Vorderingen
4.3.
Het mag dan misschien zo zijn dat er voor de Turkse rechter twee civiele procedures aanhangig zijn gemaakt die verband houden met het onderhavige geschil, dat neemt niet weg dat Diva Medya de onbevoegdheid van de rechtbank Rotterdam slechts op één van deze twee Turkse civiele procedures baseert, namelijk de hiervoor onder 3.2 genoemde procedure van Diva Medya tegen MBPA voor de
Bakirköy 5th Commercial Court. De andere aldaar genoemde Turkse civiele procedure die aanhangig zou zijn gemaakt voor de
Istanbul 18th Commercial Courtkan derhalve in dit bevoegdheidsincident verder buiten beschouwing blijven.
4.4.
Het beroep van Diva Medya op de Turkse procedure/het Turkse vonnis ziet op litispendentie, de situatie waarin tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp in Nederland en in het buitenland een procedure aanhangig is. Dit litispendentieberoep van Diva Medya moet beoordeeld worden aan de hand van het bepaalde in artikel 12 Rv, dat – aangehaald voor zover relevant – als volgt luidt:
Artikel 12 Rv
Indien een zaak voor een rechter van een vreemde staat aanhangig is gemaakt en daarin een beslissing kan worden gegeven die voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is, kan de Nederlandse rechter bij wie nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp is aangebracht, de behandeling aanhouden totdat daarin door eerstbedoelde rechter is beslist. Indien die beslissing voor erkenning, en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn, verklaart de Nederlandse rechter zich onbevoegd. […].
4.5.
Dat alleen artikel 12 Rv hier aanleiding kan zijn om de behandeling aan te houden wegens aanhangigheid van een parallelle procedure voor een vreemde rechter, is niet in geschil. De situatie bedoeld in artikel 29 Brussel Ibis-Vo, waarin sprake is van litispendentie van vorderingen voor gerechten van verschillende EU-lidstaten, doet zich hier niet voor en tussen Nederland en Turkije geldt geen internationaal verdrag over dit onderwerp in burgerlijke en handelszaken.
4.6.
Aan een beroep op litispendentie hoeft de Nederlandse rechter pas toe te komen voor zover hij, ingeval het litispendentieverweer faalt, rechtsmacht heeft. Is dat laatste niet het geval, dan maakt het voor zijn rechtsmacht immers niet uit of het litispendentieverweer doel treft. Diva Medya heeft het ontbreken van de internationale bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam uitsluitend gebaseerd op litispendentie. Voldoet het litispendentieberoep van Diva Medya niet aan de vereisten van artikel 12 Rv, dan heeft ten aanzien van de Europese Vorderingen de Nederlandse rechter derhalve rechtsmacht op grond van een stilzwijgende forumkeuze in de zin van artikel 9, aanhef en onder a, Rv en is de rechtbank Rotterdam op grond van een stilzwijgende forumkeuze in de zin van artikel 110 lid 1 Rv relatief bevoegd.
4.7.
De rechtbank zal nu beoordelen of aan de vereisten voor toepassing van artikel 12 Rv is voldaan.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de zaak voor de
Bakirköy 5th Commercial Courteerder aanhangig is gemaakt dan de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt voor deze rechtbank. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de beide zaken dezelfde partijen hebben, te weten enerzijds (in ieder geval) MBPA en anderzijds (in ieder geval) Diva Medya, en dat zij hetzelfde onderwerp betreffen in de zin van artikel 12 Rv.
4.9.
Tenslotte stelt artikel 12 Rv de voorwaarde dat in de Turkse procedure een beslissing kan worden gegeven die in Nederland voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Bij gebrek aan een verdrag dat van kracht is tussen Nederland en Turkije met betrekking tot de tenuitvoerlegging van buitenlandse uitspraken, gelden de in de rechtspraak op basis van artikel 431 Rv ontwikkelde regels. Ingevolge artikel 431 lid 2 Rv dient de zaak opnieuw bij de Nederlandse rechter te worden behandeld en afgedaan om een executoriale titel te kunnen verkrijgen. Indien bij marginale toetsing blijkt dat de buitenlandse uitspraak voldoet aan de door het commune recht gestelde eisen voor erkenning, kan een behandeling ten gronde achterwege blijven en kan worden volstaan met een veroordeling van de wederpartij tot datgene waartoe zij ook al in de buitenlandse uitspraak was veroordeeld.
Als uitgangspunt geldt dat het buitenlandse vonnis, ongeacht zijn aard en strekking, wordt erkend, indien aan een viertal vereisten is voldaan. Dit zijn de volgende vereisten: (i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, (ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging, (iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing levert geen strijdigheid op met de Nederlandse openbare orde en (iv) de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is. Zie Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838.
4.10.
Zoals volgt uit r.o. 4.6 hiervoor, is deze rechtbank in beginsel bevoegd kennis te nemen van de Europese Vorderingen. Op Diva Medya rust dan ook de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit moet volgen dat dit Turkse vonnis voldoet aan de vier hiervoor in r.o. 4.9 genoemde vereisten voor erkenning in de zin van artikel 431 lid 2 Rv met als gevolg dat deze rechtbank onbevoegd is. Vooralsnog is het vonnis van de
Bakirköy 5th Commercial Courtwaar Diva Medya zich op beroept niet in het geding gebracht. De rechtbank zal Diva Medya dit bewijs opgedragen.
Internationale bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van de Australische Vorderingen
4.11.
Ten aanzien van de Australische vorderingen is in ieder geval
geensprake van een stilzwijgende forumkeuze, aangezien Diva Medya de bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de Australische Vorderingen tijdig, want vóór alle weren, en zonder meer heeft betwist (vgl. art. 11 Rv). Anders dan Local Insert en MBPA van mening lijken te zijn, kan de omstandigheid dat deze rechtbank dus in beginsel (vgl. r.o. 4.3) bevoegd is kennis te nemen van de tegen Diva Medya ingestelde Europese vorderingen geen grond opleveren voor de bevoegdheid van de rechtbank om ook kennis te nemen van de tegen Diva Medya ingestelde Australische vorderingen (omdat laatstgenoemde vorderingen in sterke mate samenhangen met eerstgenoemde vorderingen). Het voor Nederland in deze zaak geldende commune internationale bevoegdheidsrecht kent namelijk niet een degelijke regel, nog daargelaten dat dat evenmin het geval is wat betreft de voor Nederland geldende internationale regelingen inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid. Het door Local Insert en MBPA gevoerde primaire verweer tegen de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van Diva Medya faalt derhalve.
4.12.
Diva Medya, gedaagde, heeft geen woonplaats in Nederland. Een uitdrukkelijke forumkeuze voor deze rechtbank dan wel voor een ander gerecht waar ook ter wereld is gesteld noch gebleken. Aangezien de feiten die Local Insert en MBPA ten grondslag leggen aan de Australische Vorderingen geen verband houden met een contractuele rechtsverhouding maar met een rechtsverhouding uit onrechtmatige daad, kan de Nederlandse rechter in deze zaak dus alleen maar rechtsmacht hebben om kennis te nemen van de Australische Vorderingen voor zover dit volgt uit de in artikel 6, aanhef en onder e, Rv opgenomen rechtsmachtregel:
Artikel 6 Rv
De Nederlandse rechter heeft eveneens rechtsmacht in zaken betreffende:
[…]
e. verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
Voor rechtsmacht ingevolge artikel 6 aanhef en onder e Rv is derhalve vereist dat de ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen’ in Nederland ligt.
4.13.
Voor de regeling van artikel 6 aanhef en onder e Rv hebben model gestaan artikel 5 sub 3 van de Brussel I-Vo en haar voorganger artikel 5 sub 3 van het EEX-Verdrag. De wetgever acht het voor de hand liggend dat de rechter bij toepassing van artikel 6 aanhef en onder e Rv de rechtspraak van het Hof van Justitie tot richtsnoer zal nemen (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, blz. 105). Dat doet de rechtbank dan ook.
Uit de rechtspraak van het HvJ volgt dat deze regeling ziet zowel op de plaats waar de schade is ingetreden als op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis. De eisende partij heeft de keuze of hij de verweerder oproept voor de rechter van de plaats waar de schade is ingetreden (“
Erfolgsort”) dan wel voor de rechter van de plaats van de veroorzakende gebeurtenis die aan de schade ten grondslag ligt (“
Handlungsort”); vgl. HvJ EG 30 november 1976 –
Bier/Mines de potasse d’Alsace, zaak 21/76, ECLI:EU:C:1976:166. De woorden ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ duiden niet op de plaats waar de gelaedeerde stelt vermogensschade te hebben geleden als gevolg van een door hem geleden, in een andere staat ingetreden aanvankelijke schade (vgl. HvJ EG 19 september 1995 –
Marinari/Lloyd’s Bank, C-364/93, ECLI:EU:C:1995:289), evenmin op de plaats waar de gelaedeerde woont of waar zich het centrum van zijn vermogen bevindt op de enkele grond dat hij aldaar financiële schade heeft geleden die voortvloeit uit het in een andere staat ingetreden verlies van vermogen (vgl. HvJ EG 10 juni 2004 –
Kronhofer/Maier, C-168/02, ECLI:EU:C:2004:364) en HvJ EU 16 juni 2016 –
Universal Music, C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449).
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat het
Handlungsortin dit geval, dat wil zeggen, de plaats waar Diva Medya de samenwerking/partnership met MBPA heeft beëindigd, niet in Nederland is gelegen, zodat die plaats niet kan leiden tot rechtsmacht van de Nederlandse rechter op grond artikel 6 aanhef en onder e Rv.
4.15.
Uit de onder 4.13 genoemde rechtspraak van het HvJ volgt dat in het onderhavige geval slechts als
Erfolgsortkan worden aangemerkt de plaats waar de initiële schade is ingetreden. Aangezien de Australische Vorderingen alle zijn gebaseerd op de onrechtmatige wijze waarop Diva Medya Local Insert zou hebben verstoten uit de Australische markt, moet het hier gaan om de schade die het meest direct in verband staat met deze beweerdelijke onrechtmatige verstoting uit de Australische markt. Voor zover MBPA en Local Insert vergoeding vorderen van kosten die achteraf bezien tevergeefs zijn gemaakt wegens het optreden van Diva Medya, is geen sprake van schade die direct in verband staat met het beweerdelijk onrechtmatig handelen van Diva Medya. Het gaat hier namelijk om kosten die Local Insert en MBPA ook hadden moeten maken wanneer Diva Medya niet onrechtmatig had gehandeld (vgl. onder 2.24-2.31 van de incidentele conclusie van antwoord). Anders ligt dit met het gestelde omzetverlies, de gederfde inkomsten (vgl. onder 2.31 van de incidentele conclusie van antwoord). Dat is namelijk
wélschade die zou zijn uitgebleven wanneer Diva Medya niet onrechtmatig had gehandeld. Vooralsnog is niet komen vast te staan dat Nederland het eerste land is waar dit omzetverlies is opgetreden, zodat nog niet duidelijk is of het
Erfolgsortin de zin van artikel 6 onder e Rv in Nederland is gelegen. Gelet op het hiervoor in r.o. 4.12 uitgangspunt dat deze rechtbank onbevoegd is voor zover de Nederlandse rechter geen rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 6 onder e Rv, rust op MBPA en Local Insert de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Nederland het eerste land is waar genoemd omzetverlies is geleden door MBPA en/of Local Insert. De rechtbank zal MBPA en Local Insert dan ook dit bewijs opgedragen. Gelet op de stelling van Diva Medya dat Local Insert in Australië een lokaal kantoor had geopend van waaruit zij de activiteiten in Australië ondernam en ook een lokale vennootschap heeft opgericht waarin deze activiteiten zouden worden ondergebracht overweegt de rechtbank dat relevante vragen in dit verband lijken te zijn (i) waaruit de inkomsten bestonden die het (beoogde) resultaat waren van de door Local Insert en MBPA gemaakte kosten, (ii) van welke partijen deze inkomsten afkomstig waren en (iii) hoe de betalingen van deze inkomsten verliepen, meer concreet: op welke rekening(en) van Local Insert en/of MBPA deze inkomsten moesten worden betaald.
4.16.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
draagt partij Diva Medya het bewijs op van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het (onder 3.2 bedoelde) vonnis van de
Bakirköy 5th Commercial Courtvoldoet aan de vier hiervoor in r.o. 4.9 genoemde vereisten voor erkenning in de zin van artikel 431 lid 2 Rv met als gevolg dat deze rechtbank onbevoegd is;
5.2.
draagt partij MBPA en Local Insert het bewijs op van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Nederland het eerste land is waar het in r.o. 4.15 bedoelde omzetverlies is geleden door MBPA en/of Local Insert;
5.3.
bepaalt dat partij Diva Medya en partij MBPA en Local Insert, indien zij getuigen willen laten horen ter uitvoering van het aan hun opgedragen bewijs, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-3610555- de te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden
juni tot en met september 2019moeten opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat partij MBPA en Local Insert en partij Diva Medya, indien zij getuigen in contra-enquête willen voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moeten houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag/dagen;
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. P.C. Santema in het gebouw van de rechtbank Rotterdam in Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100-125;
5.6.
bepaalt dat partij MBPA en Local Insert respectievelijk partij Diva Medya, indien zij het aan haar opgedragen (tegen)bewijs niet door getuigen willen leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie handel en haven, afdeling roladministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-3610554- en aan Diva Medya respectievelijk MBPA en Local Insert moeten opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.7.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank
-
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-3610555- en de wederpartij moeten toesturen;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.
901/32