Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 maart 2018;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties.
2.De vordering in de hoofdzaak
- Kempers heeft aan Nap opdracht gegeven voor het wegvervoer van een lading van 32 pallets “General Cargo” (hierna: de zending) vanuit Düren in Duitsland naar Rotterdam;
- Hoewel in de transportopdracht losadres “ [naam losadres] Italie” is opgenomen, zijn partijen in werkelijkheid losadres Rail Service Center Rotterdam overeengekomen;
- Vanaf dat losadres zou de zending over het spoor naar Italië worden vervoerd, bij welk spoorvervoer Nap geen betrokkenheid heeft gehad;
- De zending is op 27 maart 2018 door de chauffeur van Nap op het laadadres in ontvangst genomen. Vervolgens is deze chauffeur in de richting van het losadres te Rotterdam vertrokken. Aan het eind van die dag heeft hij geparkeerd op een parkeerplaats gelegen aan de grensovergang Duitsland-Nederland vlakbij Heerlen. De volgende ochtend is de chauffeur doorgereden naar het losadres, Rail Service Center te Rotterdam. Daar is hij tot de ontdekking gekomen dat in de wissellaadbak was ingebroken en een gedeelte van de zending was verdwenen;
- Nap is niet, althans slechts beperkt, aansprakelijk jegens Beauty and Luxury SPA c.s. voor de schade die het gevolg is van de verdwijning van de zending.
3.Het geschil in het incident
4.De beoordeling in het incident
Beauty and Luxury SPA. Uiteindelijk komt het in dit incident dus aan op de aard van de rechtsverhouding tussen Nap en Beauty and Luxury SPA; de rechtsverhouding tussen Nap en de andere gedaagden, zoals Kempers, speelt in dit incident in zoverre dus slechts een ondergeschikte rol.
(Verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg) juncto artikel 630 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is, hetgeen door Beauty and Luxury SPA is betwist. Volgens Beauty and Luxury SPA (i) is Nap met Kempers multimodaal vervoer overeengekomen, (ii) is de CMR daarom niet van toepassing op deze overeenkomst en (iii) ontbreekt een grond voor de internationale bevoegdheid van deze rechtbank, aangezien deze bevoegdheid evenmin kan volgen uit de bevoegdheidsregels van Brussel Ibis-Vo
(Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)). Dit standpunt van Beauty and Luxury SPA is vervolgens weer betwist door Nap.
a) de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst is gesloten, of
NJ1995, 659 - "Tatry" ten aanzien van artikel 57 lid 1 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verdrag), de voorloper van artikel 71 lid 1 Brussel Ibis-Vo.
forum reidus niet tot rechtsmacht van de Nederlandse rechter kan leiden). Nap erkent dat op de door de aflader Coty opgestelde CMR-vrachtbrief het uiteindelijke bestemmingsadres in Italië is vermeld en dat de schriftelijke transportopdracht van Kempers aan Nap ook dat uiteindelijke afleveradres van Logip in Italië vermeldt. Volgens Nap vormt een en ander echter geen doorslaggevend bewijs tegen de “daadwerkelijk” tussen Kempers en Nap gesloten wegvervoerovereenkomst van de zending vanaf het ontvangstadres in Düren (Duitsland) naar het afleveradres in Rotterdam. Ten bewijze van haar stelling dat ook volgens Kempers de vervoerovereenkomst tussen Kempers en Nap slechts betrekking heeft op het traject Düren-Rotterdam heeft Nap als productie 3 bij haar incidentele conclusie van antwoord een verklaring van mr. M. Koppenol, de advocaat van Kempers, in het geding gebracht.
5.De beslissing
15 mei 2019voor het nemen van een akte door Nap als hiervoor vermeld in r.o. 4.10 en voor het nemen van een antwoordakte door