ECLI:NL:RBROT:2019:3077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
10/165822-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming deskundige en inzage in politierapportages in verband met terroristisch oogmerk

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 4 april 2019, heeft de rechter-commissaris, mr. J.B. Smits, een verzoek van de verdediging afgewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. El Hannouche, had op 20 maart 2019 verzocht om de benoeming van een deskundige van bureau NTA, alsook om inzage in alle politierapportages betreffende de verdachte, geboren in Syrië. De officier van justitie heeft zich tegen beide verzoeken verzet, stellende dat de benoeming van een deskundige niet bijdraagt aan de waarheidsvinding en dat er geen andere rapportages beschikbaar zijn dan de reeds aanwezige processen-verbaal.

De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek om benoeming van een deskundige niet relevant is voor de bewijsvoering van het terroristisch oogmerk, zoals bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht. Het bewijs voor dit oogmerk kan immers worden afgeleid uit objectieve omstandigheden, en het gevraagde onderzoek naar de ideeën van de verdachte draagt hier niet aan bij. Evenzo is het verzoek om inzage in politierapportages afgewezen, omdat dit verzoek is gebaseerd op een onjuiste opvatting over het bewijs van terroristisch oogmerk. De rechter-commissaris concludeert dat de verdediging onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de verzoeken en dat de afwijzing van beide verzoeken gerechtvaardigd is.

De beschikking is openbaar en kan door de verdachte binnen veertien dagen worden aangevochten bij de rechtbank. De beslissing is genomen in het kader van de waarheidsvinding en de rechten van de verdediging, waarbij de rechter-commissaris de relevante wetgeving in acht heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Kabinet van de rechter-commissaris
BESCHIKKING EX ARTIKEL 182 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Parketnummer : 10/165822-18
RC-nummer : 18/2102
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam heeft een verzoek tot het verrichten van handelingen van onderzoek ontvangen van mr. J. El Hannouche, raadsman van de verdachte:

[naam verdachte]

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Syrië),
wonende aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] .
HET VERZOEK VAN DE VERDEDIGING
De raadsman van de verdachte heeft op 20 maart jl. verzocht om een deskundige van bureau NTA (Nuance door Training en Advies) dan wel een vergelijkbare deskundige te benoemen. Voorts heeft de raadsman op 22 maart jl. verzocht om inzage in alle politierapportages die zijn opgemaakt over verdachte voornoemd.
STANDPUNT OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek. De officier van justitie verzet zich tegen het benoemen van een deskundige van bureau NTA, dan wel een vergelijkbare deskundige. Tevens verzet de officier van justitie zich tegen het verzoek tot inzage in alle politierapportages die zijn opgemaakt nu haar geen andere rapportages dan de diverse processen-verbaal van bevindingen die zich reeds in het procesdossier bevinden bekend zijn.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Wat betreft het verzoek d.d. 20 maart jl.:
Het verzoek zal worden afgewezen. Opgemerkt zij dat het criterium waaraan het verzoek moet worden getoetst niet is of de uitvoering van het verzoek “
bijdraagt aan de waarheidsvinding endaarmee[onderstreping RC]
een verdedigingsbelang dient”, zoals de officier van justitie stelt. Waarheidsvinding en verdedigingsbelang hoeven immers geenszins (altijd) hand in hand te gaan. Het criterium is of het gevraagde onderzoek relevant kan zijn voor enige door de rechter ex. artikel 348 en 350 Sv. te nemen beslissing, in welk geval een verdedigingsbelang bestaat.
Het onderhavige verzoek is expliciet ingestoken op de eerste vraag van artikel 350 Sv.; namelijk de bewijsvraag. De verdediging miskent dat het terroristisch oogmerk van artikel 83a Sr. weliswaar een subjectief bestanddeel is, doch dat het bewijs daarvoor uit objectieve omstandigheden (kan) word(t)(den) afgeleid. Aan de beantwoording van de vraag of sprake was van dit geobjectiveerde subjectieve oogmerk kan het gevraagde onderzoek naar de ideeën een verdachte in redelijkheid geen bijdrage leveren, zodat verdachte door het achterwege laten van dit onderzoek redelijkerwijs niet in zijn belangen kan worden geschaad en dus geen sprake is van enig verdedigingsbelang. Enig belang van het gevraagde onderzoek (naast de reeds bestaande rapportage ban het Pieter Baan Centrum) voor een van de overige vragen van artikel 348 en 350 Sv. is gesteld noch gebleken.
Wat betreft het verzoek d.d. 22 maart jl.:
Dit verzoek zal worden afgewezen. Dit verzoek is gebaseerd op dezelfde onjuiste opvatting over het bewijs van enig terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafvordering als het verzoek van 20 maart 2019. Het verzoek ligt daarom op dezelfde gronden reeds voor afwijzing gereed. Voor het bewijs van een dergelijk oogmerk is immers niet doorslaggevend welk gedachtengoed een persoon al dan niet aanhangt. Doorslaggevend is welk oogmerk uit de objectief vaststelbare feiten en omstandigheden afgeleid kan worden, of niet.
Het verzoek is daarnaast onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft geen enkele nadere aanduiding gegeven van op welke gesprekken en met wie concreet wordt gedoeld, terwijl de officier van justitie in haar zienswijze te kennen heeft gegeven dat alle bekende contactmomenten in de zich reeds in het dossier bevindende processen-verbaal van bevindingen zijn opgenomen.
De rechter-commissaris heeft gelet op het bepaalde in artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
De rechter-commissaris:

wijst af de verzoeken voornoemd.

Aldus gedaan te Rotterdam op 4 april 2019.
mr. J.B. Smits,
rechter-commissaris
Tegen deze beschikking kan de verdachte binnen veertien dagen een bezwaarschrift kan
indienen bij de rechtbank.