4.1.2.Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 7 januari 2017 werd door medeverdachte [naam medeverdachte] een overeenkomst ondertekend met betrekking tot de aankoop door [naam medeverdachte] van een Range Rover Sport met kenteken [kentekennummer] . Op 10 januari 2017 werd de overeenkomst op verzoek van [naam medeverdachte] op naam van de verdachte gezet. De verdachte heeft daartoe (een kopie van) zijn rijbewijs ter beschikking gesteld. De onderhandelingen over de aankoop werden gedaan door de dochter van de verdachte en haar partner, [naam medeverdachte] . De auto werd deels contant en deels giraal betaald. De girale geldbedragen werden overgemaakt van twee bankrekeningen van de verdachte. Vlak voor de respectievelijke overboekingen werden verschillende contante geldbedragen op de rekeningen gestort. Ook heeft de dochter van de verdachte kort voor de aankoop geldbedragen overgemaakt naar zijn rekening. De auto is op 12 januari 2017 afgeleverd aan [naam medeverdachte] en zijn partner, na contante betaling door [naam medeverdachte] van een bedrag van € 10.000,00.
Op 24 augustus 2017 werd de Range Rover aangetroffen in de garage van de woning van [naam medeverdachte] . Uit de verklaring van de verdachte en mutaties van de politie blijkt dat de auto in de maanden daarvoor steeds in gebruik is geweest bij [naam medeverdachte] dan wel diens partner.
Witwassen
De vraag die voorligt, is of de verdachte, door te handelen als hierboven vastgesteld, zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
In deze zaak kan geen brondelict worden vastgesteld, waaruit het tenlastegelegde vermogen afkomstig zou zijn. Om toch vast te stellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, moet worden beoordeeld of de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Uit de manier waarop de verdachte en [naam medeverdachte] de geldbedragen hebben rondgepompt, rijst naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een vermoeden van witwassen. De verdachte heeft een kluis geopend bij de Nederlandsche Kluis. [naam medeverdachte] was gemachtigd voor die kluis. Volgens de verdachte lag het geld voor de aankoop van de Range Rover in die kluis. Het aankoopbedrag is op verschillende manieren bij de autodealer terechtgekomen. € 10.000,00 is in contanten betaald door [naam medeverdachte] . Het resterende bedrag is eerst op de bankrekeningen van de verdachte gezet, deels door contante stortingen en deels door overboekingen vanaf de rekening van de dochter van de verdachte. Door op deze wijze met geld te schuiven, is onduidelijk wat de herkomst van het geld is. Op grond daarvan is het vermoeden gerechtvaardigd dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
Verklaring verdachte
Van de verdachte mag vervolgens verwacht worden dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van het vermogen, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De verdachte heeft verklaard dat het geld deels afkomstig was uit de erfenis van zijn ouders. Zijn deel in de erfenis zou 40.000 dollar bedragen, die hij vanaf 2009 jaarlijks in delen contant in euro’s zou hebben ontvangen. Die verklaring is verifieerbaar noch waarschijnlijk. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat deze erfenis bestaat. Aan dit oordeel werkt mede dat de verdachte van de erfenis en/of zijn aandeel in de onverdeelde boedel van zijn ouders nimmer aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan, hoewel hij daartoe wel verplicht was. Het in een laat stadium van de procedure overgelegde briefje van de zuster van de verdachte kan aan dit oordeel niet afdoen. De verdachte heeft overigens geen schriftelijke bescheiden overgelegd die deze bewering ondersteunen. De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
De verdachte heeft verklaard dat het overige deel van het geld afkomstig was van spaargeld, dat aanvankelijk op een rekening bij de DSB stond. Na het faillissement van de DSB zou hij het geld contant hebben opgenomen, omdat hij geen vertrouwen meer had in de banken. Ook deze verklaring is niet verifieerbaar. De verdachte heeft geen rekeningafschriften van deze rekening overgelegd of zelfs maar het bankrekeningnummer genoemd.
Bovendien heeft de verdachte ook het contante spaargeld nooit aangegeven bij de Belastingdienst. Ook dat is een indicatie dat zijn verklaring onjuist is.
Bij dit alles komt dat het geld waarmee de auto is aangeschaft voor zover aantoonbaar niet van de verdachte maar van zijn dochter en/of medeverdachte [naam medeverdachte] afkomstig was, reden waarom het – onaannemelijke – voorhanden zijn van geld uit de erfenis en van spaargeld het vermoeden van witwassen hoe dan ook niet kan ontzenuwen.
Nu er sprake is van een vermoeden van witwassen en de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat er sprake is van geld dat middellijk of onmiddellijk afkomstig is van enig misdrijf.
Wetenschap verdachte
De verdachte heeft kennelijk niet willen verklaren wat de werkelijke herkomst van het geld is. Over de bestemming van het contante geld heeft hij bovendien wisselend en leugenachtig verklaard. Het geld zou zijn besteed aan de aanschaf van een Audi A7. Later heeft de verdachte verklaard dat het is uitgegeven aan de verbouwing zijn woning. Weer later heeft hij verklaard dat het bestemd was voor de aanschaf van de Range Rover. Gelet op deze wisselende verklaringen concludeert de rechtbank dat de verdachte wist dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.