ECLI:NL:RBROT:2019:3092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
10/680345-18 vordering TUL VV: 10/127637-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten in vereniging met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 15 juni 2018 te Dordrecht opzettelijk brand heeft gesticht in een woning. De verdachte handelde in vereniging met een ander en heeft brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, wat resulteerde in een grote brand die niet alleen de woning van de medeverdachte, maar ook de aangrenzende woningen in gevaar bracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van dertig maanden, die korter is dan door de officier van justitie was gevorderd. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, omdat eerdere maatregelen niet tot blijvende gedragsverandering hebben geleid. De rechtbank heeft de ernst van het feit en het recidivegevaar in overweging genomen en heeft besloten dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de brand.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680345-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/127637-17
Datum uitspraak: 5 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen, ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest alsmede ter beschikkingstelling (hierna: TBS) van de verdachte met voorwaarden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat de op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 15 juni 2018 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen op/aan [adres delict] ), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met lampenolie en
spiritus en/een zich in voornoemde woning bevindende bed en gordijnen en goederen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en genoemde woning en bed en gordijnen en goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd bed en gordijnen en goederen en belendende woningen en zich in die woningen bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die belendende woningen bevindende personen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Uit het onderzoek op de terechtzitting zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft rond half 12 twaalf in de avond in opdracht van zijn medeverdachte brand gesticht in de woning van die medeverdachte. Dit was van tevoren zorgvuldig gepland. De verdachte had met dit doel van de medeverdachte een sleutel van de poort naar de brandgang gekregen, zodat hij via de achterkant de woning kon binnenkomen en deze weer kon verlaten. In de woning had de medeverdachte flessen met brand versnellende middelen klaargezet, die de verdachte door de hele woning heeft gesprenkeld. De verdachte heeft dit daarna met een aansteker aangestoken, wat resulteerde in een grote en zich snel ontwikkelende brand. Hij heeft hiervan, wederom in opdracht, een foto gemaakt en die via WhatsApp als bewijs naar zijn medeverdachte verzonden. Hij is vervolgens zelf vertrokken. Het handelen van de verdachte heeft ervoor gezorgd dat de woning grotendeels is uitgebrand en dat de aangrenzende woningen veel water- en rookschade hebben opgelopen. Verder heeft het handelen van de verdachte voor veel leed en angst bij de buren gezorgd. Zij moesten die nacht halsoverkop hun woningen verlaten – het gezin van [adres] zelfs twee keer – omdat de brand dreigde over te slaan naar hun woning. Het is door alert optreden van de buren en de hulpdiensten dat erger is voorkomen.
De verdachte heeft met zijn handelen anderen in levensgevaar gebracht. Een brand kan zich snel en onbeheerst ontwikkelen, zoals in dit geval ook is gebeurd. Alleen al de rookontwikkeling kan tot levensbedreigende situaties leiden. De verdachte heeft zich tot de brandstichting laten overhalen doordat zijn medeverdachte hem beloofde een flink geldbedrag te zullen betalen. Dat de verdachte - zoals hij op de zitting heeft verklaard - ervan schrok dat de brand zich zo snel ontwikkelde, heeft hem er niet toe gebracht de buren te waarschuwen of de alarmdiensten te bellen. In plaats daarvan heeft hij de woning snel weer verlaten, zonder zich nog om anderen te bekommeren. De rechtbank rekent het de verdachte ook nog aan dat hij ten tijde van de brandstichting onder invloed was van alcohol en/of drugs.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld in verband met diefstallen en dat hij nog in een proeftijd liep. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is op
4 januari 2019 gerapporteerd door psychiater drs. J. van der Meer en op 17 januari 2019 door forensisch psycholoog drs. P.E. Geurkink. De bevindingen van beide deskundigen komen grotendeels overeen. Volgens de deskundigen lijdt de verdachte aan een ziekelijke stoornis in de vorm van problematisch gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Het is aannemelijk dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. Deze stoornissen hebben ook zijn gedragskeuzes en gedragingen op dat moment beïnvloed. Geadviseerd wordt de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over. Het bewezen verklaarde strafbare feit dient slechts in verminderde mate aan de verdachte te worden toegerekend.
Volgens de deskundigen die de verdachte hebben onderzocht is de verdachte, gelet op zijn beperkingen, onvoldoende in staat de gevolgen van zijn handelen te overzien. Hij maakt bovendien gemakkelijk verkeerde keuzes en zoekt verkeerde oplossingen voor zijn problemen. Dit maakt de verdachte ook (indirect) gevaarlijk. De kans is bovendien groot dat de verdachte onder invloed van drank en/of drugs wederom strafbare feiten pleegt. Het zal hem naar verwachting mede gelet op zijn verleden niet lukken om zelfstandig, dus zonder behandeling, dit drank- en drugsgebruik te staken. Een in het verleden aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel heeft er ook niet voor gezorgd dat hij geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Om die reden hebben de deskundigen geadviseerd aan de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Binnen dat kader is het mogelijk de verdachte te motiveren om mee te blijven werken aan behandeling en is er
langdurig toezicht.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft op 12 maart 2019 gerapporteerd over de mogelijkheid van oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden. De reclassering concludeert dat de verdachte op vrijwel alle levensgebieden problemen heeft, langdurig verslaafd is en veel schulden heeft (onder meer om zijn verslaving te bekostigen). Verder heeft hij een anti-sociale persoonlijkheid en een verstandelijke beperking. De reclassering verwacht dan ook dat het gedrag van de verdachte slechts met veel moeite te veranderen zal zijn. Ondanks dat, ziet de reclassering mogelijkheden om hem in het kader van een TBS met voorwaarden te behandelen. Ook al heeft de ISD-maatregel niet blijvend tot gedragsverandering bij de verdachte geleid, hij hield zich toen wel aan zijn afspraken en hij gebruikte geen alcohol en drugs. Het is duidelijk dat dit kwam door de structuur en duidelijkheid die hem in dat kader werden geboden. De reclassering adviseert als voorwaarden onder meer de tijdelijke opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor beschermd wonen, een drugs- en alcoholverbod en medewerking aan schuldhulpverlening en dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Omdat de rechtbank ook rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zal de op te leggen duur korter zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Met oplegging van een gevangenisstraf kan echter niet worden volstaan, aangezien de rechtbank de conclusies en de adviezen van de deskundigen overneemt. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van TBS met de voorwaarden zoals vastgesteld door de reclassering in het rapport van 12 maart 2019 noodzakelijk is om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te waarborgen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling. De verdachte heeft zich bereid verklaard mee te werken aan die voorwaarden. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging daarvan is voldaan.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, wordt bevolen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • de heer [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. Hij vordert een vergoeding van € 100,- aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade;
  • de heer [naam benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. Hij vordert een vergoeding van € 161,- aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade;
  • de heer [naam benadeelde 3] ter zake van het ten laste gelegde feit. Hij vordert een vergoeding van € 300,- aan materiële schade en een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade;
  • mevrouw [naam benadeelde 4] ter zake van het ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 129.500,- aan materiële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht zullen deze vorderingen, zoals de officier van justitie ook heeft gevorderd en ten aanzien waarvan de verdediging zich heeft gerefereerd, worden toegewezen.
8.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 4]
8.1.1.
Standpunt verdediging
Primair is betoogd dat de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat die een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het is in dit stadium onduidelijk of de woning zal worden hersteld en of de bank zal overgaan tot executoriale verkoop nu de hypotheeklasten niet meer worden betaald. Bovendien heeft de benadeelde partij [naam benadeelde 4] geen verifieerbare stukken overgelegd waaruit de hoogte van de hypotheekschuld blijkt. De vordering is daarom onvoldoende onderbouwd.
Subsidiair dient te worden afgezien van oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, in het geval de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] wordt toegewezen. Wegens de geringe draagkracht van de verdachte is op voorhand reeds duidelijk dat hij zijn betalingsverplichtingen niet zal kunnen voldoen. Bovendien komt het schuldhulpverleningstraject van de verdachte in gevaar als zijn schulden weer oplopen. Het gevolg hiervan is dat vervangende hechtenis zal worden opgelegd, hetgeen onacceptabel is.
8.1.2.
Beoordeling
De rechtbank acht aannemelijk dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Zij heeft echter onvoldoende met stukken onderbouwd hoe groot die schade is. Zij heeft geen stukken overgelegd waaruit de actuele hoogte van de hypotheekschuld blijkt. De benadeelde partij [naam benadeelde 4] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat nader onderzoek is vereist en dat vergt een onevenredige belasting van het strafgeding. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.1.3.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoedingen zullen worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichtingen bevrijd.
8.1.4.
Wettelijke rente en kosten
De benadeelde partijen [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat ieder te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 juni 2018.
Nu de vordering van deze benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet schadevergoedingen betalen vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van koperdiefstallen in vereniging, bedrijfsinbraken in vereniging en handel en smokkel in amfetamine veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan een gedeelte groot twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 februari 2018.
9.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal conform de eis van de officier van justitie de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 36f, 37a, 38, 38a, 47, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de ter beschikking gestelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan reclasseringstoezicht en houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een time-out voor maximaal 7 weken in een forensisch psychiatrisch Centrum of andere instelling, als de reclassering dit noodzakelijk acht, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
de ter beschikking gestelde zal zich klinisch laten opnemen in Wier Plus behandelcentrum SGLVG van Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, voor de duur van maximaal 7 weken, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, ook als dat betekent inneming van medicijnen en zal meewerken aan indicatiestelling en plaatsing in verband met een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, als de reclassering dit wenselijk vindt;
de ter beschikking gestelde zal zich aansluitend aan de klinische opname onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of soortgelijke zorgverlener, zolang de behandelinstelling in samenspraak met de reclassering dat nodig vindt, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener worden gegeven, ook als dat betekent inneming van medicijnen;
de ter beschikking gestelde verblijft aansluitend aan de klinische opname in een instelling voor beschermd wonen te bepalen door IFZ/DIZ en de reclassering zolang de begeleiding dit in samenspraak met de reclassering noodzakelijk vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
De ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek of ademanalyse (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak de controles plaatsvinden. De terbeschikkinggestelde werkt bij overtreding van het middelenverbod mee aan een door de reclassering bepaalde interventie;
De ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen en geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
De ter beschikking gestelde zet zich in teneinde een passende dagbesteding te verkrijgen, welke door de reclassering is goedgekeurd.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, inhoudende dat betaling door de een de ander zal bevrijden van betalingsverplichting, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen de navolgende bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening:
de heer [naam benadeelde 2] ,
€ 161,- materiële schade
€ 500,- immateriële schade;
de heer [naam benadeelde 1]
€ 100,- materiële schade
€ 500,- immateriële schade;
de heer [naam benadeelde 3]
€ 300,- materiële schade
€ 750,- immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] te betalen in totaal
€ 2.311,- (hoofdsom,
zegge: twee duizend driehonderd en elf euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.311,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
33 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de t
enuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
twee (2) maanden, van de bij vonnis van 22 september 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juni 2018 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen op/aan de
[adres delict] ), immers hoeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met lampenolie en/of
spiritus en/of (een) zich in voornoemde woning bevindende bed(den) en/of gordijn(en) en/of meubel(s) en/of goed(eren), althans met een of meerdere brandbare stoffen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of genoemd(e) woning en/of bed(den) en/of gordijn(en) en/of meubel(s) en/of en/of goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd(e) bed(den) en/of gordijn(en) en/of meubel(s)
en/of goed(eren) en/of (een) belendende woning(en) en/of zich in die woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) zich in die en/of (een) belendende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in, elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te duchten was.