ECLI:NL:RBROT:2019:3093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
10/254102-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarige zoon onder invloed van alcohol met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar minderjarige zoon heeft mishandeld. De verdachte, geboren op Aruba, was ten tijde van het incident onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 10 december 2018 in de woning van de verdachte een incident heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte haar zoon met een mes heeft gestoken. De zoon heeft verklaard dat hij door zijn moeder is achtervolgd met een mes en dat hij verwondingen aan zijn been en schouder heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verklaring van de zoon als geloofwaardig beoordeeld, mede omdat er letsel is geconstateerd door verbalisanten en anderen. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van mishandeling is wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidskenmerken, evenals haar alcoholproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft een gevangenisstraf van 150 dagen opgelegd, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank heeft benadrukt dat huiselijk geweld ernstige gevolgen kan hebben voor kinderen en dat ouders verantwoordelijk zijn voor de bescherming van hun kinderen. De verdachte is ook verplicht om mee te werken aan schuldhulpverlening en ambulante behandeling gericht op opvoedondersteuning.

De rechtbank heeft het in beslag genomen broodmes onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp is gebruikt bij de mishandeling. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de kinderen en ter voorkoming van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/254102-18
Datum uitspraak: 5 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Aruba op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering met een meldplicht, zich zal houden aan een alcohol- en drugsverbod met controles, zal meewerken aan schuldhulpverlening zoals aflossing van schulden, zal meewerken aan ambulante behandeling gericht op opvoedondersteuning en een contactverbod met haar kinderen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering voor het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Zij ontkent haar zoon met een mes te hebben gestoken. Afgezien van de verklaring van de zoon ontbreekt enig ander bewijsmiddel. Daar komt bij dat de vastgestelde verwondingen bij de zoon op een andere wijze kunnen zijn ontstaan dan door toedoen van de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat er op 10 december 2018 in de woning van de verdachte een incident is geweest waarbij de verdachte een mes heeft gepakt. De verdachte heeft haar zoon achtervolgd door de woning terwijl zij dat mes in haar hand had. Haar zoon heeft verklaard dat de verdachte dronken was, dat hij door haar met het mes in zijn been is gestoken en dat hij is geraakt bij zijn schouder. Bij de zoon is kort daarna, zowel door de verbalisanten als door de moeder van een vriend van hem, letsel in zijn onderbeen en aan de schouder richting de hals geconstateerd. Zijn broek was beschadigd ter hoogte van de verwonding aan zijn been. De verdachte verkeerde op het moment dat de verbalisanten bij haar woning kwamen onder invloed van alcohol. Dit alles ondersteunt de verklaring van de zoon.
Gelet op de korte tijdsduur tussen het incident in de ouderlijke woning en het moment dat de zoon van de verdachte door vrienden gewond, overstuur en emotioneel werd aangetroffen op straat, is niet aannemelijk geworden dat het geconstateerde letsel op een andere wijze is ontstaan dan zoals de zoon tegenover de verbalisanten heeft verklaard.
Het verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij
op 10 december 2018 te Gorinchem haar kind, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door hem met een mes in zijn been en schouder te steken en te snijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, begaan tegen haar kind.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft haar minderjarige tienerzoon thuis in de ouderlijke woning mishandeld. De zoon heeft daarbij twee steek- dan wel snijverwondingen opgelopen. Deze mishandeling vond plaats op een plek waar kinderen zich veilig moeten kunnen voelen. Deze vorm van huiselijk geweld leidt niet alleen tot maatschappelijke verontwaardiging omdat ouders hun kinderen bescherming behoren te bieden; geweld van ouders jegens hun minderjarige kinderen kan ook langdurige psychische en emotionele gevolgen met zich brengen voor die kinderen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de verdachte er slechts in geringe mate blijk van heeft gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van haar handelingen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet onlangs is veroordeeld voor een geweldsincident. Hiermee wordt niet ten nadele van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages
De verdachte is onderzocht door de psycholoog L. Stam. De deskundige heeft hierover op 20 februari 2019 gerapporteerd. Inforsa, afdeling reclassering heeft eveneens gerapporteerd, op 20 maart 2019. De verdachte heeft meegewerkt aan de onderzoeken.
Volgens de psycholoog is bij de verdachte sprake van zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidskenmerken. Voorts is sprake van een (ten minste) lichte stoornis in alcoholgebruik. Deze kenmerken hebben ook haar gedragskeuzes en gedragingen op dat moment beïnvloed. Doordat de verdachte fors alcohol had gedronken ten tijde van het tenlastegelegde, vielen remmingen weg en had zij een minder heldere kijk op wat er op dat moment aan de hand was. Het onvermogen van de verdachte om met de te hoog opgelopen frustraties in de opvoeding om te gaan is een belangrijke bijkomende factor. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen aan de verdachte.
Volgens Inforsa ziet de verdachte onvoldoende in dat haar alcoholgebruik problematisch is. Zij beschikt over onvoldoende vaardigheden om met stress om te gaan en de opvoeding van haar kinderen in goede banen te leiden. De kans dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt is daarom groot. Inforsa adviseert bijzondere voorwaarden te verbinden aan een eventueel op te leggen straf waaronder een alcoholverbod en ambulante behandeling gericht op het vergroten van haar opvoedvaardigheden.
De verdachte heeft op de zitting verklaard open te staan voor opvoedondersteuning en voor behandeling in verband met alcoholproblematiek door een psycholoog.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken betreffende huiselijk geweld gewoonlijk worden opgelegd. Tevens wordt in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Hoewel op de zitting is gebleken dat de verdachte open staat voor hulpverlening en diverse hulpverleningstrajecten reeds zijn ingezet, dient zo veel mogelijk te worden gewaarborgd dat zij blijft meewerken aan die hulpverlening, aangezien de kans dat de verdachte onder druk terugvalt in alcoholgebruik en zich dan opnieuw grensoverschrijdend jegens haar kinderen gedraagt, als hoog wordt ingeschat. De kans dat daarbij wederom letsel wordt veroorzaakt is aanzienlijk. Daarom zal aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden worden verbonden en zal worden bevolen dat die dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen broodmes zal, zoals gevorderd door de officier van justitie worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het bewezen feit met behulp van dat voorwerp is begaan en de verdediging zich hiertegen op de zitting niet heeft verzet.
Ten aanzien van de in beslag genomen kleding en schoenen van het slachtoffer [naam slachtoffer] zal een last worden gegeven tot teruggave aan hem.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36b, 36c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderd en vijftig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
73 (drie en zeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek en of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] en [naam zus slachtoffer] , met uitzondering van de bezoekregeling die plaatsvindt in het kader van de ondertoezichtstelling, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de jeugdbescherming (Stichting Jeugdbescherming West) verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij Antes te Gorinchem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit betrekking heeft op opvoedondersteuning;
de veroordeelde zal de reclasseringsinstelling inzicht geven in haar financiën en schulden en werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: het broodmes;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van: een trainingspak en schoenen van [naam slachtoffer] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij
op of omstreeks 10 december 2018 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar zoon [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2004) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [naam slachtoffer] met een mes in zijn schouder en/of zijn been heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij
op of omstreeks 10 december 2018 te Gorinchem haar kind, [naam slachtoffer] , heeft mishandeld door hem met een mes in zijn been en/of schouder te steken en/of te snijden.