In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een burenrechtelijk geschil tussen eiser en gedaagde. Eiser, eigenaar van meerdere panden, vorderde dat gedaagde de doorzichtige en opengaande ramen in de zijgevel van zijn pand zou vervangen door ondoorzichtige en vaststaande ramen, omdat deze ramen inbreuk zouden maken op zijn visuele privacy. Gedaagde had de ramen in juli 2017 zonder toestemming van eiser vervangen, wat volgens eiser onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de afstand tussen de ramen en de erfgrens minder dan twee meter bedroeg, waardoor de plaatsing van de ramen in strijd was met artikel 5:50 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank verwierp het verweer van gedaagde dat er geen sprake was van inbreuk op de visuele privacy, en oordeelde dat de aanwezigheid van de doorzichtige en opengaande ramen onrechtmatig was. De rechtbank wees de vordering van eiser tot vervanging van de ramen toe, maar stond ook een dwangsom toe van € 250,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00 voor het geval gedaagde niet aan de veroordeling voldeed. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.750,39 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.