Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 april 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te Rotterdam, eiseres,
de burgemeester van Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Op 15 december 2017 is tegen de gevel van [naam horecagelegenheid] een op scherp staande handgranaat aangetroffen. Op 16 december 2107 is tegen de gevel van het naast [naam horecagelegenheid] gevestigde restaurant een explosief, vermoedelijk een zware vuurwerkbom, tot ontploffing gebracht. Op 19 december 2017 is op de toegangsdeur van [naam horecagelegenheid] en bij het daarnaast gelegen restaurant graffiti aangetroffen. Bij de ingang is diverse malen de woorden “war” en “oorlog” geschreven. Deze incidenten zijn voor verweerder aanleiding geweest om bij besluit van 20 december 2017 [naam horecagelegenheid] , in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, te sluiten voor de duur van twee weken. Bij besluit van 23 januari 2018 heeft verweerder de sluiting van [naam horecagelegenheid] verlengd voor de duur van drie maanden, waarbij hij tevens heeft aangegeven dat hij gedurende de sluiting zal onderzoeken of de periode van sluiting nogmaals verlengd moet worden.
De vraag is echter of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, gelet op de belangen van eiseres bij het exploiteren van [naam horecagelegenheid] .
Het beschermen van de openbare orde en veiligheid in een horecagelegenheid is uiteraard van groot gewicht, maar sluiting van een horecagelegenheid is een ver strekkend middel met grote financiële gevolgen voor de exploitant dat daarom alleen moet worden toegepast als er geen andere, minder ver strekkende maatregelen mogelijk zijn. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat verweerder zich daarvan bewust zal zijn, dient voorkomen te worden dat door dreiging met of toepassing van geweld steeds wordt bereikt dat een horecagelegenheid voor lange tijd gesloten wordt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 338,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.048,-.