ECLI:NL:RBROT:2019:3212

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
7154374 \ CV EXPL 18-35187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal derdenbeslag op huurpenningen en de gevolgen van een vernietigde huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2019, gaat het om een geschil tussen de curator van Autorecycling Spijkcity B.V. en Auto Recycling Spijkenisse B.V. (ARS) over de betaling van huurpenningen. De curator, mr. J.H. Huybens, heeft executoriaal derdenbeslag gelegd op de huurpenningen van ARS, die een huurovereenkomst had met de failliete vennootschap. De curator vorderde betaling van € 4.000,00 aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de huurpenningen van € 2.000,00 per maand vanaf september 2018. ARS betwistte de vordering en stelde dat de huur voor juli en augustus 2018 bevrijdend aan de verhuurder was betaald. De kantonrechter oordeelde dat ARS niet kon bewijzen dat de betalingen bevrijdend waren, omdat deze in weerwil van het beslag waren gedaan. De vordering van de curator werd toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, die niet toewijsbaar waren omdat de vordering niet voortvloeide uit een overeenkomst. De kantonrechter oordeelde verder dat de curator recht had op de huurpenningen tot 25 januari 2019, omdat de huurovereenkomst door ABN AMRO was vernietigd. ARS werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, met een dwangsom voor het geval van niet-betaling. De proceskosten werden ook aan ARS opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7154374 \ CV EXPL 18-35187
uitspraak: 19 april 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[naam curator], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Autorecycling Spijkcity B.V.,
kantoorhoudende te Dordrecht,
eiser,
gemachtigde: mr. J.H. Huybens te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Auto Recycling Spijkenisse B.V.,
gevestigd te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Delgado te Hoogvliet-Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “de curator” en “ARS”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 16 augustus 2018, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie namens ARS;
  • het tussenvonnis van 28 augustus 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de akte wijziging van eis van de curator;
  • het proces-verbaal van de op 26 november 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • de conclusie van antwoord namens ARS, met producties;
  • de akte uitlaten conclusie van antwoord van de curator, met producties;
  • het faxbericht namens ARS d.d. 8 januari 2019, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de op 9 januari 2019 gehouden comparitie van partijen;
  • de brief van de curator d.d. 12 februari 2019, met bijlage.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als verhuurder en ARS als huurder hebben op 1 oktober 2016 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] te [postcode] Spijkenisse (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedroeg laatstelijk € 2.000,00 per maand.
2.2
[naam 1] was bestuurder van de op 16 februari 2016 in staat van faillissement verklaarde besloten vennootschap Autorecycling Spijkcity B.V.
2.3
De curator heeft ingevolge een vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 april 2018 een vordering op [naam 1] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid.
2.4
De curator heeft bij exploot van gerechtsdeurwaarderskantoor Van Houwelingen & Partners te Vlaardingen d.d. 22 juni 2018 ter zake van de hierboven vermelde vordering onder ARS executoriaal derdenbeslag doen leggen.
2.5
Op 3 augustus 2018 is namens ARS verklaring derdenbeslag gedaan.

3.Het geschil

3.1
De curator heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. ARS te veroordelen aan de beslagleggende deurwaarder te betalen € 4.000,00 aan hoofdsom, € 10,03 aan wettelijke rente berekend tot en met 14 augustus 2018 en € 525,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2018 (over, naar de kantonrechter begrijpt, de hoofdsom);
b. ARS te veroordelen aan de beslagleggende deurwaarder te betalen de op grond van de huurovereenkomst tussen [naam 1] en ARS telkens bij vooruitbetaling (op de laatste dag van de voorgaande maand) verschuldigd te worden huurpenningen van € 2.000,00 per maand vanaf de maand september 2018;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag dat ARS hiermee
in gebreke mocht blijven en met veroordeling van ARS in de proceskosten.
3.2
Aan zijn vordering heeft de curator naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten
- zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Op 27 juni 2018 hebben de curator en de heer [naam 2] , middellijk bestuurder van ARS (hierna: [naam 2] ), elkaar telefonisch gesproken. In dat telefoongesprek heeft [naam 2] aan de curator medegedeeld dat ten tijde van de beslaglegging op 22 juni 2018 de huur voor de maand juli 2018 nog niet aan [naam 1] was voldaan. Bij email van 6 augustus 2018 heeft de curator [naam 2] verzocht om de huurpenningen over juli en augustus 2018 binnen drie dagen over te maken naar de faillissementsrekening en tevens om de toekomstige huurpenningen telkens maandelijks bij vooruitbetaling aan de curator te voldoen. Ondanks herhaald verzoek, sommatie en betalingstoezeggingen door [naam 2] , heeft ARS verzuimd de huur voor de maanden juli en augustus 2018 naar de faillissementsrekening over te maken. De curator heeft daarom op grond van artikel 477a lid 4 Rv een vordering op ARS van € 4.000.00. Op dezelfde grondslag is ARS gehouden tot betaling aan de curator van de uit hoofde van de huurovereenkomst tussen ARS en [naam 1] nog te verschijnen huurpenningen vanaf september 2018. Door het betalingsverzuim van ARS heeft de curator buitengerechtelijke kosten moeten maken, die voor rekening van ARS komen.
3.3
ARS heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
3.3.1
De huur voor de maand juli 2018 heeft ARS op 3 juli 2018 per bankoverschrijving aan [naam 1] betaald. Op of omstreeks 2 augustus 2018 heeft [naam 2] de huur voor de maand augustus 2018 contant aan [naam 1] betaald. De curator heeft ARS pas bij brief van 3 augustus 2018 bericht over het gelegde derdenbeslag. De huurpenningen van juli en augustus 2018 zijn aldus bevrijdend aan [naam 1] betaald.
3.3.2
ARS heeft een tegenvordering op [naam 1] ten aanzien waarvan zij zich op verrekening beroept. [naam 2] is in de eerste maanden na aanvang van de huurovereenkomst door [naam 1] en zijn zoon bedreigd en enige tijd de toegang tot het gehuurde ontzegd. Op 12 januari 2017 heeft [naam 2] terzake bij de politie aangifte gedaan van bedreiging. Na verloop van tijd is het weer rustig geworden, tot de curator onder ARS derdenbeslag heeft laten leggen. Uit vrees voor zijn leven en dat van zijn familie wegens door [naam 1] geuite bedreigingen, heeft [naam 2] de huurtermijnen van juli en augustus 2018 rechtstreeks aan [naam 1] voldaan. Begin september 2018 werd ARS plotseling geconfronteerd met het feit dat de huurovereenkomst tussen [naam 1] en ARS in strijd is met een hypotheekakte tussen [naam 1] en ABN AMRO. ABN AMRO heeft ter inning van een aan [naam 1] verstrekte hypothecaire lening een veiling van het gehuurde bepaald onder inroeping van het huur-beding ex artikel 3:264 BW. ARS heeft gezien het voorgaande haar betalingsverplichtingen jegens [naam 1] vanaf september 2018 opgeschort, totdat duidelijkheid bestaat over de mogelijke gevolgen van en de schade door het handelen van [naam 1] voor de bedrijfs-voering van ARS. Bovendien heeft ARS advocaatkosten ad € 2.645,75 moeten maken om zich te verweren in de door ABN AMRO tegen haar gevoerde procedure, welke kosten ARS op [naam 1] wil verhalen.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt, indien voor de beoordeling van de vordering van belang, hierna verder ingegaan.

4.De beoordeling

de huurpenningen van juli en augustus 2018
4.1
De curator betwist bij gebrek aan wetenschap dat ARS de huur voor de maanden juli en augustus 2018 rechtstreeks aan [naam 1] heeft betaald. ARS heeft de gestelde betalingen niet met (bijvoorbeeld) stukken onderbouwd, terwijl zij van de betalingen ook geen bewijs heeft aangeboden. Daarbij komt dat ingevolge artikel 475h Rv een in weerwil van het beslag gedane betaling niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen. Dit betekent dat ARS vanaf het moment dat het derdenbeslag werd gelegd, niet meer bevrijdend aan [naam 1] kon betalen. Het beslag is gelegd bij exploot van 22 juni 2018. In het betreffende exploot is ARS bevolen hetgeen zij aan [naam 1] is verschuldigd onder zich te houden op straffe van onwaarde van elke in weerwil van het beslag gedane betaling. ARS heeft voorts onvoldoende gemotiveerd betwist dat [naam 2] op 27 juni 2018 telefonisch contact met de curator heeft gehad. Ook uit de stellingen van ARS zelf volgt dat zij (bewust) in weerwil van het gelegde beslag aan [naam 1] zou hebben betaald. ARS stelt immers dat [naam 2] (pas) weer door [naam 1] werd bedreigd toen de curator vanwege het derdenbeslag aanspraak ging maken op de huurpenningen. Als de door ARS gestelde betalingen aan [naam 1] al in rechte zouden komen vast te staan, kunnen deze betalingen op grond van het voorgaande dan ook niet als bevrijdend worden aangemerkt. De kantonrechter ziet daarom geen reden ARS tot het bewijs van de gestelde betalingen toe te laten. De vordering van de curator tot betaling aan de beslagleggende deurwaarder van € 4.000,00 ter zake van de huur voor de maanden juli en augustus 2018 wordt derhalve toegewezen.
4.2
De gevorderde rente is als onbetwist en op de wet gegrond eveneens toewijsbaar.
4.3
De curator maakt aanspraak op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incasso-kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is, omdat de onderhavige vordering niet voortvloeit uit een overeenkomst. De curator heeft, ondanks het in dit kader door ARS gevoerde verweer, niet gesteld dat sprake is geweest van verrichtingen die meer omvatten dan die ter voorbereiding van de procedure. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten is daarom op grond van artikel 241 Rv niet toewijsbaar.
de huurpenningen vanaf september 2018
4.4
In reactie op het beroep van ARS op opschorting c.q. verrekening met betrekking tot de vanaf september 2018 verschuldigde huurpenningen, heeft de curator aangevoerd dat het recht van ARS op opschorting en/of verrekening van de huurpenningen in de bij de huurovereenkomst behorende algemene bepalingen is uitgesloten. ARS heeft betwist dat op de huurovereenkomst tussen haar en [naam 1] algemene bepalingen van toepassing zijn, omdat deze niet ter hand zijn gesteld, aldus ARS. Volgens de curator zijn de algemene bepalingen bij het sluiten van de huurovereenkomst wel degelijk aan ARS ter hand gesteld. De curator verwijst hierbij, althans zo begrijpt de kantonrechter, naar artikel 2.1 van de betreffende huurovereenkomst, in welk artikel de ‘Algemene Bepalingen Huur-overeenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ op de huurovereenkomst van toepassing zijn verklaard. Tevens is in dit artikel opgenomen dat de inhoud van de algemene bepalingen partijen bekend is en dat zij beide een exemplaar van de algemene bepalingen hebben ontvangen. De pagina van de huurovereenkomst waarop artikel 2.1 is afgedrukt is door zowel [naam 1] als [naam 2] namens ARS ondertekend. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter voorshands bewezen dat de algemene bepalingen door ARS zijn ontvangen. Nu ARS geen enkel bewijsaanbod heeft gedaan, ziet de kantonrechter geen aanleiding ARS toe te laten tot het leveren van tegenbewijs. Er wordt daarom uitgegaan van de ontvangst van de algemene bepalingen door ARS. Nu ARS niet heeft betwist dat in de algemene bepalingen, die door de curator in het geding zijn gebracht, een verbod op opschorting en/of verrekening door ARS is opgenomen, staat ook dit verbod in rechte vast.
4.5
ARS heeft aangevoerd dat bedoeld verbod voor haar onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 sub a BW en dat aan artikel 6:237 lid g BW in het onderhavige geval reflexwerking toekomt. Wat dit laatste betreft, ziet de kantonrechter in de enkele stelling van ARS dat zij een klein bedrijf is geen aanleiding bedoelde reflexwerking, die kan worden toegekend indien een partij sterk met een consument kan worden vergeleken, aan te nemen. De vraag of de betreffende uitsluiting van de bevoegdheid tot opschorting c.q. verrekening van de huurpenningen onredelijk bezwarend is, moet daarom worden beantwoord aan de hand van de open norm van artikel 6:233 sub a BW. Op grond van deze bepaling is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien het gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. De toetsing aan deze norm heeft een concreet karakter. Omstandigheden die zich na het sluiten van de overeenkomst hebben voorgedaan, zijn hierbij voorts niet relevant. Naar het oordeel van de kantonrechter bieden de algemeen geformuleerde stellingen van ARS onvoldoende aanknopingspunten om het betreffende beding aan de hand van bovenvermelde maatstaf daadwerkelijk onredelijk bezwarend te achten.
4.6
Het beroep van ARS op opschorting c.q. verrekening van haar huurbetalingsverplichting wordt gelet op het voorgaande verworpen. De hiervoor onder 3.1.b. weergegeven vordering is dan ook toewijsbaar, met inachtneming van het volgende.
4.7
ARS heeft aangevoerd dat de curator geen aanspraak meer kan maken op de ingevolge het derdenbeslag aan hem toekomende huurpenningen vanaf het moment waarop ABN AMRO de huurovereenkomst tussen ARS en [naam 1] met een beroep op het huurbeding vernietigt. Deze stelling is niet door de curator betwist. De curator heeft hiertegen slechts aangevoerd dat nog niet duidelijk is of en in hoeverre ABN AMRO de huurovereenkomst daadwerkelijk zal vernietigen. Na de op 9 januari 2019 gehouden comparitie van partijen, te weten bij brief van 12 februari 2019, heeft de curator met instemming van ARS de kantonrechter een exploot van 25 januari 2019 toegestuurd waarbij ABN AMRO onder meer de huurovereenkomst tussen ARS en [naam 1] vernietigt. Uit de standpunten van partijen volgt dan ook dat de vordering van de curator ter zake van de toekomstige huur-penningen slechts strekt tot 25 januari 2019. Voor de hierna volgende periode wordt de vordering afgewezen, nu hiervoor door de curator geen grondslag is gesteld.
dwangsom
4.8
Anders dan ARS voorstaat, is de gevorderde dwangsom naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar. Zoals door de curator terecht is aangevoerd, kan bij een veroordeling tot betaling aan een derde de eiser niet overgaan tot gewone executie door executoriaal beslag en heeft deze daarom belang bij een indirect executiemiddel, zoals oplegging van een dwangsom, om betaling af te dwingen (zie HR 9 september 1949,
NJ1950/595). De dwangsom wordt per veroordeling bepaald op € 150,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Daarbij zal aan ARS een termijn van vier weken na betekening worden gegund om aan de veroordeling te voldoen alvorens zij dwangsommen verbeurt.
proceskosten
4.9
ARS wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt ARS om aan de beslagleggende deurwaarder te betalen € 4.010,03, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 4.000,00 vanaf 15 augustus 2018 tot aan de dag van algehele voldoening, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150,00 per dag (of een gedeelte daarvan) dat ARS hiermee binnen vier weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00;
veroordeelt ARS om aan de beslagleggende deurwaarder te betalen de op grond van de huurovereenkomst tussen [naam 1] en ARS telkens bij vooruitbetaling verschuldigde huurpenningen van € 2.000,00 per maand vanaf de maand september 2018 tot 25 januari 2019, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150,00 per dag (of een gedeelte daarvan) dat ARS hiermee binnen vier weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00;
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt ARS in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator vastgesteld op € 557,00 aan verschotten en € 840,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
673