ECLI:NL:RBROT:2019:3310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
10/011148-02
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde met schizofrenie en antisociale trekken

Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die lijdt aan schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk gelast ter zake van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen, en is aangevangen op 13 april 2004. De rechtbank had de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd op 3 april 2018 met één jaar. Op 15 februari 2019 ontving de rechtbank een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling, die op 26 maart 2019 werd behandeld in een openbare zitting.

Tijdens de zitting zijn de ter beschikking gestelde, zijn raadsman mr. J.Y. Taekema, en deskundige E. Haze gehoord. De inrichting adviseerde om de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, gezien het recidiverisico dat laag tot matig is bij goede begeleiding, maar hoog bij beëindiging van de maatregel. De officier van justitie concludeerde tot verlenging, en de ter beschikking gestelde en zijn raadsman verzetten zich hier niet tegen.

De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de ter beschikking gestelde vooruitgang boekt, er nog steeds begeleiding nodig is. De rechtbank beval de officier van justitie om een adviesrapport op te stellen over de terugkeer van de ter beschikking gestelde in de maatschappij, voorafgaand aan de volgende verlengingszitting. De beslissing werd genomen door mr. B.E. Dijkers, voorzitter, en mrs. J. Fransen en F.J. Koningsveld, rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/011148-02
Datum uitspraak: 26 maart 2019
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van
[naam ter beschikking gstelde], (de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats ter beschikking gestelde ] op [geboortedatum ter beschikking gestelde] ,
(formeel) verblijvende in Dr. S. van Mesdag te Groningen (de inrichting),
raadsman mr. J.Y. Taekema, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Procesverloop

Bij vonnis van deze rechtbank is de terbeschikkingstelling van [naam ter beschikking gstelde] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 13 april 2004.
Op 3 april 2018 heeft deze rechtbank de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar.
De rechtbank heeft op 15 februari 2019 van het openbaar ministerie ontvangen een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht). Bij die vordering zijn de vereiste stukken gevoegd.
De vordering is op de openbare zitting van 26 maart 2019 behandeld. Officier van justitie, mr. C.A.M. de Jong, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en deskundige E. Haze, werkzaam bij de inrichting, zijn gehoord.

2.Advies van de inrichting

Het advies gedateerd 6 februari 2019 luidt de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Bij de ter beschikking gestelde is sprake van schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken die verbleekt zijn gedurende de huidige behandeling. Het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is laag tot matig, mits sprake is van goede woonvoorziening en begeleiding. Het recidiverisico in geval van beëindiging van de maatregel is hoog. Hoewel het verblijf binnen de inrichting goed verloopt, is begeleiding nog steeds nodig.

3.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar. Desgevraagd heeft de ter beschikking gestelde laten weten geen verzoek te doen tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

4.Beoordeling

Op grond van het advies van de inrichting komt de rechtbank tot de volgende oordelen:
  • Er is nog steeds sprake van een gebrekkige ontwikkeling van en/of ziekelijke stoornis in de geestvermogens van de ter beschikking gestelde;
  • De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging gaat daarmee een periode van vier jaar te boven. Verlenging is niettemin mogelijk, omdat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen, te weten opzettelijke brandstichting met levensgevaar voor anderen.
Met het wederom verlengen van de maatregel dringt de vraag zich op of de duur en zwaarte van de verlengde maatregel wel in verhouding staan tot de aard van de stoornis en de kans op herhaling van strafbaar gedrag en of een verlenging van de maatregel gelet hierop disproportioneel is. Daarnaast is tijdens de behandeling van de vordering besproken - mede gelet op de overweging van de rechtbank in haar vorige beschikking - in hoeverre een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel thans aan de orde zou moeten/kunnen zijn.
De rechtbank is met de officier van justitie, de ter beschikking gestelde en de raadsman van oordeel dat het voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel op dit moment nog te vroeg is. Uit het advies van de inrichting volgt dat de ter beschikking gestelde duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig heeft om stabiel te functioneren. Om terugval in delictgerelateerde factoren te voorkomen, is verblijf in een woonsetting en een maatregel met dwingend karakter nog noodzakelijk. Deze woonsetting is inmiddels beschikbaar; de ter beschikking gestelde zal aankomende week worden overgeplaatst naar een RIBW te Delft. De ter beschikking gestelde moet aldaar nog stappen maken en daarbij moet nog getoetst worden of hij zich binnen deze nieuwe situatie staande kan houden. Ook de ter beschikking gestelde heeft te kennen gegeven voortzetting van de huidige maatregel noodzakelijk te vinden.
De rechtbank overweegt in dit verband wel dat het gezien de ontwikkelingen wenselijk is dat voorafgaand aan de volgende verlengingszitting gerapporteerd zal worden over de voortgang van de maatregel en omtrent de (on)mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank zal daarom de officier van justitie bevelen de reclassering opdracht te geven om ten behoeve van de volgende verlengingszitting een adviesrapport op te stellen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met
1 (één) jaar;
beveelt de officier van justitie de reclassering voorafgaand aan de volgende verlengingszitting opdracht te geven een adviesrapport op te stellen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijke verkeer zou kunnen geschieden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens griffier,
en is in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.