ECLI:NL:RBROT:2019:3319
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw en onrechtmatige onderverhuur
In deze zaak heeft verzoeker op 8 februari 2019 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 20 maart 2019 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een schuldenlast heeft van € 192.600,48, met onder andere een schuld aan de Belastingdienst van € 31.298,80. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, aangezien hij niet heeft gezorgd voor een juiste en volledige informatievoorziening aan de Belastingdienst. Bovendien heeft verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek nog schulden in zijn vaste lasten laten ontstaan, waaronder huurschulden. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat verzoeker zonder toestemming van zijn verhuurder twee kamers onrechtmatig onderverhuurt, wat niet bijdraagt aan een saneringsgezinde houding. Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen.