ECLI:NL:RBROT:2019:3333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
C/10/567128 / KG ZA 19-83
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake afgifte van verzekeringspolis en samenloopbepaling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, Huisman Vastgoed B.V. en Huisman Equipment B.V., met als doel inzage en afgifte van de polisbescheiden van een rubriekenpolis. De eiseressen zijn verzekeraars en hebben een schadevergoeding ontvangen van € 341.447,01 na een incident waarbij schade is ontstaan aan bovenloopkranen. De eiseressen vorderen dat de gedaagden hen de polis met aanhangsels en polisvoorwaarden van de rubriekenpolis verstrekken, evenals alle relevante correspondentie en documenten met betrekking tot de schade. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat de eiseressen geen recht hebben op de gevraagde documenten, omdat zij geen partij zijn in de contractuele relatie tussen de gedaagden en de verzekeraar. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de eiseressen een rechtmatig belang hebben bij inzage in de polisbescheiden, maar dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de eiseressen niet kunnen aantonen dat zij recht hebben op de gevraagde documenten en heeft de vorderingen afgewezen. De eiseressen zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/567128 / KG ZA 19-83
Vonnis in kort geding van 11 april 2019
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Luxemburgs recht
[eiseres 1],
statutair gevestigd te Luxemburg, kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
2. de rechtspersoon naar Iers recht
[eiseres 2],
statutair gevestigd te Dublin, kantoorhoudende te Den Haag,
eiseressen,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
behandelend advocaat mr. R. de Haan te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISMAN VASTGOED B.V.,
gevestigd te Schiedam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISMAN EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagden,
advocaat mr. E.J.W.M. van Niekerk te Rotterdam,
3. de Europese naamloze vennootschap
[gedaagde],
mede handelend onder de naam
[handelsnaam],
statutair gevestigd te Londen, kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.G. Kos te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiseres 1] , [eiseres 2] , Huisman Vastgoed, Huisman Equipment en [gedaagde] genoemd. Eisers worden gezamenlijk geduid met [eiseres 1] c.s. Gedaagden Huisman Vastgoed en Huisman Equipment worden gezamenlijk geduid met Huisman c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de conceptdagvaarding met producties 1 tot en met 21;
  • de producties 1 tot en met 3 van Huisman c.s.;
  • een productie van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling op 28 maart 2019;
  • de pleitnota van [eiseres 1] c.s.;
  • de pleitnota van Huisman c.s.;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] c.s. en [gedaagde] zijn verzekeraars.
2.2.
Huisman Equipment is een onderneming die zich bezighoudt met (onder meer) het vervaardigen van hijs-, hef- en transportwerktuigen.
2.3.
Huisman Vastgoed handelt in onroerend goed. Zij verhuurt een bedrijfshal aan Huisman Equipment.
2.4.
Huisman Equipment en Huisman Vastgoed zijn dochterondernemingen van Ace Innovation Holding B.V.
2.5.
Ace Innovation Holding B.V. heeft (via verzekeringsmakelaren) bij [eiseres 1] c.s. een zogenoemde propertypolis afgesloten (hierna: de propertypolis) en bij [gedaagde] een ‘Marine Rubrieken Polis’ (hierna: de rubriekenpolis). Huisman c.s. is medeverzekerde.
2.6.
Op 8 september 2015 heeft een schadeveroorzakend incident plaatsgevonden in de door Huisman Vastgoed aan Huisman Equipment verhuurde bedrijfshal. De schade, groot € 341.447,01, is ontstaan doordat last uit een bovenloopkraan is gevallen. De schade bestond uit schade aan de last, de bovenloopkranen en de vloer, en bedrijfsschade.
2.7.
De schade aan de bovenloopkranen, groot € 206.000,-, is gedekt onder zowel de propertypolis als de rubriekenpolis.
2.8.
Huisman c.s. heeft bij [gedaagde] en bij [eiseres 1] c.s. een schademelding gedaan.
2.9.
Het bij [gedaagde] ingediende verzoek tot vergoeding van de schade aan de bovenloopkranen is op enig moment door Huisman c.s. ingetrokken. Deze intrekking en de toezegging dat zij geen aanspraak zal maken op vergoeding van die schade maken deel uit van de – in een vaststellingsovereenkomst neergelegde – afspraken die Huisman c.s. met [gedaagde] heeft gemaakt over de afwikkeling van een drietal schademeldingen.
2.10.
Op 16 augustus 2017 heeft Huisman c.s. de verzekeringsmakelaar die de propertypolis bij [eiseres 1] c.s. heeft afgesloten bericht dat de schade aan de bovenloopkranen niet bij [gedaagde] wordt ingediend / is ingetrokken.
2.11.
Op 5 september 2017 heeft [eiseres 1] c.s. het schadebedrag van € 341.447,01, minus het eigen risico van € 25.000,-, uitgekeerd aan Huisman c.s.
2.12.
[eiseres 1] c.s. heeft Huisman c.s. nadien verzocht de polisbescheiden van de rubriekenpolis aan haar te verstrekken, om te kunnen bezien of zij – met betrekking tot de schade aan de bovenloopkranen – regres kan nemen op [gedaagde] . Huisman c.s. heeft geen gehoor gegeven aan dat verzoek.
2.13.
[eiseres 1] c.s. heeft vervolgens [gedaagde] verzocht de polisbescheiden van de rubriekenpolis aan haar te verstrekken. [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan dat verzoek.
2.14.
Op 15 januari 2019 heeft de advocaat van Huisman c.s. de advocaat van [eiseres 1] c.s. een ‘evidence of insurance’ toegezonden, welk stuk is opgesteld door de verzekeringsmakelaar die namens Ace Innovation Holding B.V. de rubriekenpolis bij [gedaagde] heeft afgesloten. Hierin staat onder meer:
Sum insured
EUR 180.000
(…)
Conditions, excess etc.
CL 050-01 Landbased Equipment Insurance incl. clause 5 (as below) (…)
Art. 5 Andere verzekeringen
In afwijking van het bepaalde in artikel 7:961 BW geldt het volgende:
5.1.
Indien blijkt, dat een door de verzekering gedekte schade eveneens op (een) andere polis(sen), al dan niet van oudere datum, is gedekt of daarop zou zijn gedekt indien deze verzekering niet zou hebben bestaan, loopt deze verzekering als excedent van de andere polis(sen) respectievelijk als verschil in voorwaarden, een en ander met inachtneming van het bepaalde in art. 5.2.
5.2.
Indien in die andere polis(sen) een bepaling als in art. 5.1 of van gelijke strekking voorkomt of indien de regeling van een schade op die andere polis(sen) moeilijkheden oplevert, of indien verzekerde om andere redenen op deze polis wenst te reclameren, zullen verzekeraars de schade behandelen en een som betalen, gelijk aan het bedrag dat onder deze polis zou zijn betaald, indien die andere polis(sen) niet zou(den) hebben bestaan, waartegenover verzekerde zijn vordering op de verzekeraars van die andere polis(sen) tot het beloop van het aldus betaalde zal cederen, zulks met inachtneming van het bepaalde in art. 5.3.
5.3.
De in art. 5.2 bedoelde cessie zal plaatsvinden voor dat gedeelte van het door verzekeraars betaalde bedrag dat zij betaald hebben boven hetgeen zij verschuldigd zouden zijn indien art. 5.2. niet zou zijn opgenomen, welk gedeelte zal gelden als koopprijs voor de gecedeerde vordering.
(…)
2.15.
In de op de propertypolis van [eiseres 1] c.s. van toepassing zijnde polisvoorwaarden staat onder meer:
6.2.
CO-OPERATION
6.2.2.
The insured shall, at the insurers’ request, declare any other relevant policies, of which they are aware, that relate to the insured property respectively interest and which were in force immediately prior to the occurrence.
(…)

8.OTHER INSURANCES

Contrary to the provisions in Section 961 of Book 7 of the Dutch Civil Code the following applies:

8.1.
In the event that a claim covered by the insurance is also covered by one or more other policies, of earlier date or otherwise or would have been covered thereby had this insurance not existed, this insurance covers loss or damage in excess of that covered by the other policy or policies and/or any difference in conditions, taking into account the provisions of article 8.2.
8.2.
If a provision of the same or similar purport as article 8.1 occurs in the other policy or policies or if the settlement of a claim on the other policy or policies presents difficulties, or if the insured wishes to claim on the present policy for other reasons, the insurers shall pay him a sum equal to the sum that would have been paid under this policy had the other policy or policies not existed, in consideration of which the insured shall assign his claim against the insurers of the other policy or policies up to the amount thus paid, taking into account the provisions of article 8.3.
8.3.
The assignment referred to in article 8.2 shall be made in respect of that portion of the sum paid by the insurers that they have paid over and above that which they would have been liable to pay had article 8.2 not been included, which portion shall be the purchase price for the assigned claim.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] c.s. vordert – samengevat – Huisman c.s. en [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan hen een afschrift te verstrekken van, althans inzage te geven in:
  • de polis met aanhangsels en polisvoorwaarden van de rubriekenpolis;
  • alle, op de onderhavige schade en de ‘ingetrokken’ schademelding betrekking hebbende correspondentie, (telefoon)notities en gespreksverslagen van Huisman c.s., de verzekeringsmakelaars en [gedaagde] ;
  • de tussen Huisman c.s. en [gedaagde] gesloten (vaststellings-)overeenkomst met eventuele bijlagen en/of onderliggende stukken en alle hierop betrekking hebbende correspondentie, (telefoon)notities en gespreksverslagen,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Huisman c.s. en [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Huisman c.s. en [gedaagde] voeren verweer. Huisman c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres 1] c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres 1] c.s. in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres 1] c.s. in de proceskosten.
3.3.
Op de voor de beoordeling van de vorderingen van belang zijnde stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [eiseres 1] c.s. in haar vorderingen jegens [gedaagde]

4.1.
stelt zich primair op het standpunt dat [eiseres 1] c.s. niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, omdat zij een buitenstaander is in de contractuele relatie tussen [eiseres 1] c.s. en Huisman c.s. en het haar niet vrijstaat de verzekeringsovereenkomst die zij met Huisman c.s. heeft gesloten ter beschikking te stellen aan derden.
4.2.
Overwogen wordt dat een op de voet van artikel 843a Rv ingestelde vordering ook kan worden ingesteld tegen derden die geen partij zijn bij de rechtsbetrekking in verband waarmee inzage in of afgifte van de bescheiden wordt gevorderd (HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834, NJ 2016, 50, r.o. 3.6.5 en 3.6.6). Het verweer wordt daarom gepasseerd.
Ten aanzien van de vorderingen
4.3.
[eiseres 1] c.s. grondt de tegen Huisman c.s. ingestelde vordering die strekt tot inzage in en afgifte van de polisbescheiden primair op artikel 7:961 BW en de artikelen 6.2.2 en 8.2 van de polisvoorwaarden. Volgens [eiseres 1] c.s. is Huisman c.s. op grond hiervan gehouden tot het verstrekken van de polisbescheiden. [eiseres 1] c.s. grondt de vordering subsidiair op artikel 843a Rv. De vordering tot inzage in en afgifte van de overige bescheiden en de tegen [gedaagde] ingestelde vorderingen grondt zij eveneens op artikel 843a Rv.
4.4.
Overwogen wordt het volgende.
Artikel 7:961 lid 1 BW bepaalt dat in geval dezelfde schade door meer dan één verzekering wordt gedekt, de verzekerde elke verzekeraar kan aanspreken. Daarbij wordt met schade die door een verzekering wordt gedekt gelijkgesteld schade die door de verzekeraar onverplicht wordt vergoed, zo bepaalt het tweede lid. De verzekeraar die is aangesproken door de verzekerde is bevoegd de nakoming van zijn verplichting tot schadevergoeding op te schorten totdat de verzekerde de andere verzekeringen heeft genoemd (eerste lid). Een verzekeraar die op grond van een bij hem afgesloten verzekering een uitkering heeft gedaan kan, op grond van het derde lid, regres nemen op de andere verzekeraar(s) op wie de verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust. De verzekeraars hebben onderling verhaal opdat ieder zijn deel draagt, een en ander naar evenredigheid van de bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden aangesproken. Het betreft een zelfstandig verhaalsrecht.
4.5.
Omdat artikel 7:961 BW van regelend recht is, kan een verzekeraar in de polisvoorwaarden een van de in artikel 7:961 BW neergelegde samenloopregeling afwijkende samenloopbepaling opnemen. Bepaald kan worden dat de dekking komt te vervallen indien en voor zover de schade wordt gedekt door een andere verzekering, ook wel een ‘zachte na-u-clausule’ genoemd. Ook kan worden bepaald dat de dekking komt te vervallen indien en voor zover de schade wordt gedekt door een andere verzekering of gedekt zou zijn als de verzekering (waarop de polisvoorwaarden zien) niet bestond, ook wel een ‘harde na-u-clausule’ genoemd. In het geval de schade in beginsel wordt gedekt door twee verschillende verzekeringen met een gelijksoortige 'na-u-clausule', vallen deze clausules tegen elkaar weg en herleeft de situatie van samenloop in de zin van artikel 7:961 BW (HR 27 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2600, NJ 1998, 764, r.o. 5.1.2).
4.6.
In de (op de propertypolis van toepassing zijnde) polisvoorwaarden van [eiseres 1] c.s. en de (op de rubriekenpolis van toepassing zijnde) polisvoorwaarden van [gedaagde] is een na-u-clausule van gelijke strekking opgenomen. Dit betekent, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, zo in de literatuur ook wordt aangegeven, dat ondanks dat in de polisvoorwaarden van artikel 7:961 BW is afgeweken, daarop kan worden teruggevallen.
4.7.
Dat betekent echter nog niet dat – zoals [eiseres 1] c.s. betoogt – Huisman c.s. op grond van dit artikel gehouden is tot afgifte van de polisbescheiden. In artikel 7:961 BW staat immers slechts dat de verzekerde de andere verzekeringen moet
noemen, althans dat de verzekeraar bevoegd is de nakoming van zijn verplichting tot schadevergoeding op te schorten totdat de verzekerde de andere verzekeringen heeft genoemd. [eiseres 1] c.s. stelt zich op het standpunt dat als de verzekerde de verzekeringspolis niet zou hoeven te verstrekken, de aangesproken verzekeraar niet in staat is om vast te stellen of sprake is van samenloop en of regres kan worden genomen. Zij verwijst in dit verband naar hetgeen mr. dr. W.C.T. Weterings heeft geschreven in “Bespiegelingen op 10 jaar ‘nieuw’ verzekeringsrecht”. Weterings betoogt daarin echter niet dat onder ‘noemen’ in de zin van artikel 7:961 lid 1 BW mede moet worden begrepen het verstrekken van polisbescheiden. Hij spreekt uitsluitend over het
noemenvan andere verzekeringen/verzekeraars. Weterings schrijft verder dat in het geval een verzekeraar de verzekeringspolis van de andere verzekering(en) wenst te ontvangen (bijvoorbeeld omdat de verzekerde weigert de polis over te leggen met de motivering dat geen sprake is van dekking, en dus niet van samenloop), die verzekeraar met een actie op grond van artikel 843a Rv kan trachten de verzekerde te dwingen om alle beschikbare verzekeringspolissen over te leggen (R&P nr. VR4, 2015, 13.2). De opvatting van [eiseres 1] c.s. vindt dus ook hierin geen steun.
4.8.
[eiseres 1] c.s. stelt zich op het standpunt dat de medewerkingsplicht ook volgt uit de artikelen 6.2.2 en 8.2 van de polisvoorwaarden. Ook daarin wordt zij niet gevolgd. In artikel 6.2.2 staat dat de verzekerde, op verzoek van de verzekeraar, ‘shall declare any other relevant policies’. Dat ‘declare’, dat letterlijk verklaren/benoemen/bekendmaken/aangeven betekent, in een eventuele bodemprocedure zo zal worden uitgelegd dat daaronder mede moet worden verstaan het verstrekken van de andere verzekeringspolis(sen) aan de verzekeraar, acht de voorzieningenrechter, mede gelet op de betekenis van dit woord, voorshands niet erg waarschijnlijk. [eiseres 1] c.s. voert nog aan dat artikel 6.2.2 een lege huls zou zijn als de verzekerde niet op grond hiervan kan worden verplicht inzage te verstrekken in (een) andere polis(sen). Door het noemen van de andere verzekering (‘policy’) die de schade ook dekt, kan [eiseres 1] c.s. haar positie, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, echter voldoende bepalen, zeker in een geval als het onderhavige, waarin de tekst van de in de polisvoorwaarden van de andere verzekering opgenomen samenloopbepaling door de verzekerde ter beschikking is gesteld.
4.9.
Met betrekking tot artikel 8.2 van de polisvoorwaarden heeft [eiseres 1] c.s. aangevoerd dat Huisman c.s. bij een cessie van haar aanspraken onder de rubriekenpolis vanzelfsprekend ook inzage in de daarop betrekking hebbende polisbescheiden moet geven, en deze aan [eiseres 1] c.s. moet afgeven. De mogelijkheid tot het overdragen van de rechten die Huisman c.s. had doet zich, naar Huisman c.s. onweersproken stelt, echter niet voor, nu Huisman c.s. haar rechten jegens [gedaagde] heeft prijsgegeven.
4.10.
Resteert de vraag of de vordering strekkende tot inzage in en afgifte van de polisbescheiden moet worden toegewezen op grond van artikel 843a Rv. Dit artikel biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover zij niet, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, behoudens in de gevallen genoemd in het vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser geduide bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage, afschrift of uittreksel van die bescheiden.
4.11.
[eiseres 1] c.s. stelt zich op het standpunt dat aan voornoemde vereisten is voldaan. Ten aanzien van haar belang bij inzage in en afgifte van de polisbescheiden voert zij – samengevat – het volgende aan. [eiseres 1] c.s. heeft op grond van artikel 7:961 BW een eigen regresrecht. Voor het kunnen verkennen van de mogelijkheid van regres op [gedaagde] is van belang dat zij inzage krijgt in de polisbescheiden. Ook als aangenomen moet worden dat zij, zoals Huisman c.s. betoogt, geen eigen regresrecht heeft, heeft zij belang bij inzage in en afgifte van de polisbescheiden. In dat geval wil zij de schade, die zij heeft geleden doordat Huisman c.s. de schademelding die zij bij [gedaagde] had gedaan heeft ingetrokken, op Huisman c.s. verhalen. Door die intrekking heeft Huisman c.s. de belangen van [eiseres 1] c.s. geschaad. [eiseres 1] c.s. heeft namelijk daardoor de rechten die Huisman c.s. had niet kunnen overnemen en kan zodoende (ook) niet op basis van cessie verhaal halen bij [gedaagde] .
4.12.
Dat [eiseres 1] c.s. een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de polisbescheiden wordt door Huisman c.s. bestreden. Zij voert in dit verband – samengevat – het volgende aan.
Huisman c.s. heeft de schademelding die zij bij [gedaagde] had gedaan ingetrokken. Zij heeft daardoor geen rechten meer. Cederen van haar rechten (in de zin van artikel 8 van de polisvoorwaarden van de propertypolis die bij [eiseres 1] c.s. is afgesloten) is dus niet meer mogelijk. Het nemen van regres is evenmin mogelijk. Artikel 8 geldt namelijk in plaats van artikel 7:961 BW. [eiseres 1] c.s. heeft dus geen belang bij inzage in en afgifte van de polisbescheiden. Hier komt bij dat Huisman c.s., door, al in een zeer vroeg stadium, [eiseres 1] c.s. te informeren over het bestaan van de rubriekenpolis en het feit dat [gedaagde] het risico onder die polis draagt, aan haar verplichting heeft voldaan. [eiseres 1] c.s. kan reeds op basis van de aan haar verstrekte informatie, daaronder begrepen dat de rubriekenpolis de schade aan de bovenloopkranen dekt, dat in de rubriekenpolis een samenloopbepaling is opgenomen, en hoe deze bepaling luidt, haar positie ten opzichte van [gedaagde] bepalen.
4.13.
Dat [eiseres 1] c.s. in staat moet worden geacht om op basis van de informatie die Huisman c.s. aan haar heeft verstrekt haar positie ten opzichte van [gedaagde] te kunnen bepalen, wordt – in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 4.4 tot en met 4.6 is overwogen – door de voorzieningenrechter onderschreven. Opgemerkt wordt dat niet alleen door Huisman c.s. wordt erkend dat de rubriekenpolis de schade aan de bovenloopkranen dekt, maar ook door [gedaagde] .
4.14.
Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres 1] c.s. een rechtmatig belang heeft bij inzage in en afgifte van de polisbescheiden, is de daartoe strekkende vordering niet toewijsbaar.
4.15.
Ten aanzien van de overige bescheiden stelt [eiseres 1] c.s. zich op het standpunt dat zij moet kunnen beoordelen of haar belangen zijn geschaad en of Huisman c.s. mitsdien schadeplichtig is. Uit die bescheiden zal verder blijken of, zoals [eiseres 1] c.s. vermoedt, Huisman c.s. ter zake van (een deel van) dezelfde schade tweemaal een uitkering heeft ontvangen. Dit maakt dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in en afgifte van die bescheiden, aldus [eiseres 1] c.s.
4.16.
De vordering strekkende tot inzage in en afgifte van de overige bescheiden is gebaseerd op de aanname dat – zoals Huisman c.s. meent – geen regres kan worden genomen op [gedaagde] . Nu niet vaststaat dat die mogelijkheid zich in dit geval niet voordoet, acht de voorzieningenrechter deze vordering prematuur. Daar komt nog bij dat Huisman c.s. erkent dat zij met [gedaagde] is overeengekomen dat zij geen aanspraak zal maken op vergoeding van de schade aan de bovenloopkranen. Dat staat dus vast. Niet duidelijk is wat verder uit de vaststellingsovereenkomst zou moeten blijken.
4.17.
Het voorgaande betekent dat de tegen Huisman c.s. ingestelde vorderingen moeten worden afgewezen.
4.18.
De vorderingen die tegen [gedaagde] zijn ingesteld, stranden op dezelfde gronden (zie 4.14 en 4.16). [gedaagde] heeft, in aanvulling op hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding zelf naar voren heeft gebracht, zich namelijk aangesloten bij hetgeen door Huisman c.s. naar voren is gebracht.
4.19.
[eiseres 1] c.s. wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Huisman c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.619,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Huisman c.s. alsook van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.619,00, wat betreft de kosten van Huisman c.s. te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2019.2885/676