ECLI:NL:RBROT:2019:3334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
C/10/571764 / KG ZA 19-318
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tussen Multicard Nederland B.V. en de Ontvanger van de Belastingdienst over kwijtschelding van belastingschulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Multicard Nederland B.V. en de Ontvanger van de Belastingdienst. Het geschil betreft de vraag of de Ontvanger gehouden is tot nakoming van een verondersteld saneringsakkoord met Multicard, dat zou leiden tot kwijtschelding van belastingschulden. Multicard stelt dat er een saneringsakkoord is gesloten, terwijl de Ontvanger dit betwist en aanvoert dat er enkel een beschikking is afgegeven waarin geen verdere invorderingsmaatregelen worden getroffen, onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een saneringsakkoord, maar van een beschikking, en dat de Ontvanger terecht de vorderingen van Multicard afwijst. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de Ontvanger zwaarder wegen dan die van Multicard, en wijst de vorderingen van Multicard af. Tevens wordt Multicard veroordeeld in de proceskosten van de Ontvanger, die zijn begroot op € 639,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/571764 / KG ZA 19-318
Vonnis in kort geding van 15 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MULTICARD NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres,
advocaat mr. M.H.G. de Neef te Oud-Beijerland,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. P.J.A.A. Dingjan.
Partijen zullen hierna Multicard en de Ontvanger genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 april 2019, met producties 1 tot en met 19;
  • de aanvullende producties 20 tot en met 22;
  • de producties 1 tot en met 14 van de Ontvanger;
  • de mondelinge behandeling op 12 april 2019;
  • de pleitnota van Multicard;
  • de pleitnota van de Ontvanger.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Multicard is leverancier van onder andere kaartoplossingen voor identificatiesystemen. Zij verleent, onder de productnaam [productnaam 1] , haar diensten aan 85 procent van alle gemeenten in Nederland voor de uitvoering van WMO-vervoer en andere vervoersvormen. Zij verleent daarnaast, onder de productnaam [productnaam 2] , diensten aan scholen voor de door die scholen gehanteerde betaalsystemen en aan tankstations voor het gebruik van tankpassen.
2.2.
In september 2017 bedroeg de schuldenlast van Multicard (afgerond) € 1.244.485,-. Eén van de schuldeisers was de Ontvanger. Zijn vordering bedroeg € 636.951,-
2.3.
Namens Multicard is destijds een saneringsaanbod aan haar schuldeisers gedaan. In reactie hierop heeft de Ontvanger Multicard, bij brief van 3 september (de voorzieningenrechter leest: november) 2017, onder meer bericht:
Uw verzoek om sanering inzake Multicard Nederland B.V. (hierna: Multicard) heb ik op 7 september 2017 in goede orde ontvangen. Uw verzoek is gebaseerd op artikel 26 Invorderingswet 1990. Bij deze ontvangt u mijn beslissing op uw verzoek.
Sanering
Het beleid van de Belastingdienst is dat er alleen akkoord kan worden gegaan met een kwijtschelding, indien er een akkoord wordt bereikt met alle schuldeisers. Er moet een bedrag beschikbaar worden gesteld, waaruit alle schuldeiser deels worden voldaan tegen finale kwijting. Daarbij moet het geboden bedrag aan de Belastingdienst ten minste het dubbele percentage zijn ten opzicht van de concurrent schuldeisers. Tevens moet het geboden bedrag substantieel zijn.
(…)
Afwijzing
Uw verzoek om sanering wijs ik om de volgende redenen af:
-
Multicard houdt de lopende verplichtingen niet bij, ook na een expliciet verzoek
van mij. Ik kan daarom niet akkoord gaan met een buitengerechtelijk akkoord. Een sanering zal voor de toekomst geen oplossing bieden.
(…)
-
Het geboden bedrag acht ik niet substantieel. (…)
(…)
2.4.
Multicard heeft een beroepschrift ingediend tegen de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot sanering.
2.5.
De Ontvanger heeft vervolgens beslist dat geen verdere invorderingsmaatregelen worden getroffen. In de aan Multicard toegezonden beschikking van 7 december 2017 staat onder meer:
Betreft: beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’
(…)
Aan de hand van uw administratief beroep heb ik een nieuwe beslissing genomen. (…)
Geen kwijtschelding
Bij nadere bestudering van uw dossier en uw beroepschrift ben ik tot de conclusie gekomen dat Multicard niet in aanmerking komt voor kwijtschelding. Echter, ik zal geen verdere invorderingsmaatregelen treffen, als is voldaan aan de door mij hieronder gestelde voorwaarden.
Geen verdere invorderingsmaatregelen
Ik ben van mening dat, na betaling van het door u aangeboden bedrag, voor het restant verdere invorderingsmaatregelen niet gewenst is. Ik baseer deze beslissing op artikel 26.6 Leidraad Invordering 2008.
(…)
Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden:
(…)
-
Lopende fiscale verplichtingen, waaronder tijdige en juiste aangiften en tijdige
betalingen, dienen stipt te worden bijgehouden.
(…)
Mocht u niet aan bovenstaande voorwaarden voldoen, dan trek ik deze beschikking in.
2.6.
Multicard heeft in 2018 en 2019 (opnieuw) achterstanden laten ontstaan in de betaling van belastingaanslagen.
2.7.
Bij brief van 12 september 2018 heeft de Ontvanger Multicard bericht dat hij het voornemen heeft om de onder 2.5 bedoelde beschikking in te trekken, omdat Multicard niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat zij de lopende fiscale verplichtingen stipt moet bijhouden. De Ontvanger heeft Multicard verzocht om de nieuwe openstaande belastingschuld binnen veertien dagen te voldoen.
2.8.
Bij beschikking van 9 oktober 2018 heeft de Ontvanger de onder 2.5 bedoelde beschikking ingetrokken, omdat Multicard niet had voldaan aan de voorwaarde dat zij de lopende fiscale verplichtingen stipt moet bijhouden.
2.9.
Bij brief van 15 oktober 2018 heeft de Ontvanger Multicard bericht dat hij een betaling ter zake van de openstaande belastingschuld heeft ontvangen, dat hij daarom heeft besloten dat Multicard de intrekking van 9 oktober 2018 als niet verzonden kan beschouwen, en dat als Multicard in de toekomst nogmaals de fiscale verplichtingen niet nakomt, de beschikking alsnog wordt ingetrokken.
2.10.
Multicard heeft vervolgens weer een achterstand laten ontstaan in de betaling van belastingaanslagen.
2.11.
Bij beschikking van 15 december 2018 heeft de Ontvanger de onder 2.5 bedoelde beschikking alsnog ingetrokken, omdat Multicard wederom niet had voldaan aan de voorwaarde dat zij de lopende fiscale verplichtingen stipt moet bijhouden. De Ontvanger heeft Multicard verzocht om binnen tien dagen – onder andere – een bedrag van € 379.634,- te voldoen, ter zake van de belastingschuld waarop de onder 2.5 bedoelde beschikking ziet.
2.12.
Multicard heeft niet aan het onder 2.11 bedoelde verzoek voldaan.
2.13.
De Ontvanger heeft, met toestemming van de Staatssecretaris van Financiën, bij deze rechtbank een verzoek ingediend Multicard in staat van faillissement te verklaren. Het verzoek wordt op 16 april 2019 door de rechtbank behandeld.
3. Het geschil
3.1.
Multicard vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de Ontvanger te veroordelen om de vaststellingsovereenkomst/de in december 2017 getroffen regeling/de beschikking van 7 december 2017 na te komen, door schriftelijk en onvoorwaardelijk aan Multicard te bevestigen dat de belastingschulden die onderdeel uitmaken van het saneringsakkoord zijn kwijtgescholden, dan wel dat ten aanzien daarvan geen invorderingsmaatregelen meer zullen worden getroffen;
de Ontvanger te veroordelen om het faillissementsverzoek in te trekken, en hem te verbieden om op dezelfde gronden en ten aanzien van dezelfde belastingschulden opnieuw een faillissementsverzoek in te dienen,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Ontvanger in de proceskosten.
3.2.
De Ontvanger voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Multicard in de proceskosten.
3.3.
Op de voor de beoordeling van de vorderingen van belang zijnde stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak

4.1.
Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven. Van een spoedeisende zaak in vorenbedoelde zin is sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
4.2.
Nu de Ontvanger bij deze rechtbank een verzoek heeft ingediend om Multicard in staat van faillissement te verklaren, en dit verzoek op 16 april 2019 door de rechtbank wordt behandeld, is de spoedeisendheid van de zaak gegeven. Het spoedeisend belang van Multicard bij de gevorderde voorzieningen is ook niet door de Ontvanger betwist.
Ten aanzien van de eerste vordering
4.3.
Vooropgesteld wordt dat de voorzieningenrechter zich bij de beoordeling van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 254 Rv – bij wijze van uitgangspunt – dient te richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent in dit geval dat de vordering in beginsel alleen kan worden toegewezen als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de Ontvanger gehouden is tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken. Bovendien moeten de belangen van Multicard bij de gevorderde voorziening zwaarder wegen dan de belangen van de Ontvanger bij afwijzing van de vordering.
4.4.
Multicard legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Partijen hebben een saneringsakkoord gesloten. Het betreft een buitengerechtelijk akkoord, dat moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Daarop zijn de regels van het verbintenissenrecht van toepassing. Multicard is de voorwaarden waaronder de Ontvanger heeft ingestemd met kwijtschelding van het restant van de in 2017 bestaande belastingschuld nagekomen. Nu er – aan de kant van Multicard – geen sprake is van een tekortkoming op grond waarvan ontbinding van de vaststellingsovereenkomst mogelijk is, en evenmin sprake is van dwaling of bedrog, op grond waarvan vernietiging van de overeenkomst mogelijk is, is de Ontvanger gehouden tot nakoming van de overeenkomst. De vordering ligt daarom voor toewijzing gereed. Hier komt bij dat de Ontvanger op onterechte gronden terugkomt op de vaststellingsovereenkomst. De voorwaarde dat lopende fiscale verplichtingen stipt dienen te worden bijgehouden, ziet uitsluitend op fiscale verplichtingen die opkomen tijdens de behandeling van het verzoek om kwijtschelding, en niet op toekomstige fiscale verplichtingen. Dit volgt uit artikel 22 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders. Bovendien voldoet de intrekking niet aan het bepaalde in artikel 26.6 van de Leidraad Invordering 2008. Daarin is bepaald dat aan de intrekking een brief vooraf moet worden gegaan waarin de Ontvanger het voornemen om de beschikking in te trekken kenbaar maakt en waarin de belastingschuldige een termijn van ten minste veertien dagen wordt gesteld om alsnog aan de voorwaarden van de beschikking te voldoen. Dat is niet gebeurd. Ook daarom mocht de Ontvanger niet zomaar op de overeenkomst terugkomen.
4.5.
De Ontvanger betwist dat een saneringsakkoord is gesloten. Hij stelt dat het verzoek tot sanering bij brief van 3 november 2017 is afgewezen en dat vervolgens op de voet van artikel 26.6 Leidraad Invordering 2008 een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ is gegeven. In die beschikking is herhaald dat geen kwijtschelding wordt verleend. Die beschikking is geen overeenkomst. De Ontvanger heeft slechts gebruik gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid.
4.6.
Dat in dit geval geen sprake is van een saneringsakkoord, maar van een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’, is niet meer door Multicard weersproken. Daar komt bij dat, naar voorlopig oordeel, de afwijzing verzoek sanering van 3 november 2017 en de beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ niet los van elkaar kunnen worden gezien. Uit beide brieven van de Ontvanger volgt dat een verzoek om sanering wordt beschouwd als een verzoek om kwijtschelding. Dat verzoek is in beide brieven uitdrukkelijk afgewezen. Het wordt er daarom voor gehouden dat geen sprake is van een saneringsakkoord. Dit betekent dat de eerste vordering, die strekt tot nakoming van het pretense saneringsakkoord, in die zin dat schriftelijk en onvoorwaardelijk door de Ontvanger aan Multicard wordt bevestigd dat de belastingschulden die onderdeel uitmaken van het saneringsakkoord zijn kwijtgescholden, moet worden afgewezen.
4.7.
Het tweede deel van de eerste vordering, inhoudende dat schriftelijk en onvoorwaardelijk door de Ontvanger aan Multicard wordt bevestigd dat ten aanzien van voornoemde belastingschulden geen invorderingsmaatregelen meer zullen worden getroffen, moet ook worden afgewezen. Aan de beslissing om – ten aanzien van het na betaling van een bedrag van € 271.067,29 nog openstaande bedrag – geen verdere invorderingsmaatregelen te treffen is een aantal voorwaarden verbonden. Eén van die voorwaarden is dat lopende fiscale verplichtingen stipt dienen te worden bijgehouden. In de beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ is vermeld dat wanneer Multicard niet aan de in die beschikking opgenomen voorwaarden voldoet, de beschikking wordt ingetrokken. De Ontvanger stelt zich – anders dan Multicard – op het standpunt dat met ‘lopende fiscale verplichtingen’ ook ‘toekomstige fiscale verplichtingen’ worden bedoeld. De voorzieningenrechter onderschrijft dat. Zowel aan een besluit tot kwijtschelding als aan een besluit tot het niet meer nemen van invorderingsmaatregelen kunnen door de Ontvanger voorwaarden worden verbonden (artikelen 26.1.5 en 26.6 Leidraad Invordering 2008). Kwijtschelding wordt verleend nádat aan de gestelde voorwaarde(n) is voldaan. Kwijtschelding kan daarom niet worden herroepen. Een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ kan daarentegen wel worden herroepen. Dat kan als de belastingschuldige de gestelde voorwaarde(n) niet nakomt (artikel 26.6 Leidraad Invordering 2008). Dit betekent dat een belastingplichtige aan een voorwaarde als “lopende fiscale verplichtingen (…) dienen stipt te worden bijgehouden“ moet blijven voldoen, wil de beschikking niet worden ingetrokken. Dat Multicard een achterstand heeft laten ontstaan in de betaling van belastingaanslagen, en dus haar fiscale verplichtingen niet stipt heeft bijgehouden, is door haar erkend. Ook het tweede deel van de eerste vordering moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de tweede vordering
4.8.
Multicard vordert – kort gezegd – een verbod op het handhaven van de reeds door de Ontvanger ingediende faillissementsaanvraag, en op het opnieuw indienen van een faillissementsaanvraag door de Ontvanger.
4.9.
Uit artikel 6 EVRM vloeit voort dat een ieder bevoegd is om een gerechtelijke procedure te starten. De toegang tot de rechter kan evenwel worden belemmerd als sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW.
4.10.
Multicard legt aan haar vordering ten grondslag – kort gezegd – dat de Ontvanger misbruik van bevoegdheid maakt, en onrechtmatig handelt, door een faillissementsverzoek in te dienen met betrekking tot reeds kwijtgescholden belastingschulden. Dat sprake is van kwijtgescholden belastingschulden, acht de voorzieningenrechter – zoals uit het hiervoor ten aanzien van de eerste vordering overwogene volgt – voorshands niet aannemelijk. Het aan de vordering ten grondslag gelegde feit kan de vordering dus niet dragen. Dat betekent dat de tweede vordering ook moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de belangen van partijen
4.11.
Multicard heeft met betrekking tot haar belang bij de gevorderde voorzieningen aangevoerd dat als zij failliet wordt verklaard, de gevolgen niet te overzien zijn, terwijl een investeerder bereid is gevonden om – onder de voorwaarde dat de onderhavige kwestie met de Ontvanger in het voordeel van Multicard wordt geregeld – een bedrag van € 800.000,- in Multicard te steken. Zij heeft een en ander ook toegelicht. Omdat niet valt te verwachten dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat een saneringsakkoord is gesloten, tot nakoming waarvan de Ontvanger gehouden zou zijn, noch dat de Ontvanger met betrekking tot de belastingschuld waarop de beschikking van 3 november 2017 ziet geen invorderingsmaatregelen meer kan treffen, wegen de belangen van Multicard bij het treffen van de gevorderde voorzieningen niet op tegen de belangen van de Ontvanger bij afwijzing van de vorderingen.
Ten aanzien van de proceskosten
4.12.
Multicard wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op € 639,- aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Multicard in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 639,-,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2019.2885/2009