4.6.Zaaksdossier C15, feit 4
Het standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Daartoe is aangevoerd dat het resultaat van de eenvoudige kasopstelling een onverklaarbaar tekort laat zien van 111.170 euro. Het tekort ziet op de contante inkomsten van de gezamenlijke huishouding van de verdachte en zijn partner [naam partner verdachte] . Dit tekort gecombineerd met de vermoedelijk door de verdachte gepleegde strafbare feiten leveren een witwasvermoeden op. De verdachte heeft daar geen concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring tegenover gezet.
Het standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat geen sprake is van witwassen. Daartoe is aangevoerd dat een deel van de in eenvoudige kasopstelling opgenomen uitgaven te hoog is ingeschat. Het verschil dat daarna nog overblijft, kan worden verklaard door giften aan de verdachte van zijn neef.
Beoordeling
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat de in de tenlastelegging genoemde goederen, in dit geval diverse sommen geld, (dure) horloges, sieraden en een auto, direct of indirect afkomstig zijn uit enig misdrijf. Daarbij is niet vereist dat wordt bewezen uit welk specifiek misdrijf het afkomstig is, maar wel dat het uit enig misdrijf afkomstig is. Tevens is vereist dat verdachte dit wist.
Als, zoals in dit geval, op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de betreffende sommen geld (de rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo dat ten aanzien van de goederen ook bedoeld is de uitgaven die ten behoeve daarvan zijn gedaan) en een bepaald misdrijf, kan toch bewezen worden geacht dat een goed ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, wanneer het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat dit in de tenlastelegging genoemde goed daaruit afkomstig is.
Uit het hetgeen hiervoor ten aanzien van zaaksdossier C09 is overwogen, volgt dat de verdachte in de periode van 1 april 2011 tot en met 10 oktober 2011 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de grootschalige invoer van cocaïne en het voorbereiden ervan. Het is een feit van algemene bekendheid dat met invoer van cocaïne aanzienlijke en doorgaans contante winsten worden behaald, zodat de rechtbank - anders dan de verdediging - ervan uitgaat dat de verdachte door zijn strafbare handelen contant geld heeft verdiend.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte en zijn partner [naam partner verdachte] in de tenlastegelegde periode een gezamenlijke huishouding voerden. Dit gegeven blijkt uit de verklaring van [naam partner verdachte] en de bij de doorzoeking aangetroffen bescheiden. De totale contante uitgaven die in de bewezenverklaarde periode binnen deze gezamenlijke huishouding zijn gedaan, betreffen - ook na de door de verdediging bepleite correcties - een veel groter bedrag dan waarover de verdachte en [naam partner verdachte] volgens bekende legale bronnen contant konden beschikken.
Dit grote verschil tussen de contante inkomsten en uitgaven rechtvaardigt, zeker tegen de achtergrond van voornoemde criminele activiteiten van de verdachte, het vermoeden dat de goederen (sommen geld, horloges, sieraden en auto) genoemd in de tenlastelegging middellijk dan wel onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Onder deze omstandigheden mag volgens vaste rechtspraak van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft om tegenwicht te bieden aan dit vermoeden.
De verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij over meer contant geld kon beschikken dan uit de bewijsmiddelen blijkt, omdat hij geld van zijn vermogende, voetballende neef kreeg.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden en overweegt daartoe als volgt. Als onderbouwing van zijn verklaring heeft de verdachte een zeer algemene verklaring van zijn neef overgelegd en een stapel van diens bankafschriften. Uit die afschriften blijkt echter niets meer dan dat die neef regelmatig contante opnames deed. Uit de korte schriftelijke verklaring van diezelfde neef volgt niets meer dan dat hij de verdachte af en toe wat geld toestopte en ook wel eens sieraden en horloges heeft gegeven. De rechtbank merkt ten aanzien van de bankafschriften op dat uit de enkele omstandigheid dat de (goedverdienende) neef van de verdachte regelmatig geldopnames deed niet volgt dat dit geld bij de verdachte terecht kwam en/of om welk (totaal)bedrag het daarbij zou moeten gaan. De op het allerlaatste moment overgelegde en zeer marginale verklaring van voornoemde neef, geeft geen enkele reële onderbouwing voor (een) gestelde concrete en/of gedateerde contante betaling(en) en/of daadwerkelijke gift(en) aan de verdachte. De verklaring van de neef die in de lucht blijft hangen, onder meer omdat de neef niet is gehoord als getuige bij de rechter-commissaris of ter zitting. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de nadere verklaring van de verdachte geen aanleiding hoefde te geven tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie en dat het witwasvermoeden onverkort is blijven bestaan. Omdat ook anderszins een legale herkomst voor de bestedingen niet aannemelijk is geworden, kan het niet anders zijn dan dat het overschot aan contante uitgaven door/in verband met de gezamenlijke huishouding van de verdachte en [naam partner verdachte] , middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig was. De specificatie van hetgeen door de verdachte is witgewassen en de bespreking van de verweren met betrekking tot die individuele elementen is in het onderstaande opgenomen.
Witgewassen goederen
In de tenlastelegging zijn de navolgende voorwerpen en sommen geld opgenomen die de verdachte zou hebben witgewassen, die ten behoeve van het overzicht hier zijn genummerd:
een som geld ten bedrage van 20 .723,- euro (contante stortingen ING) en/of
een som geld ten bedrage van 600,- euro (contante stortingen ABN) en/of
een som geld ten bedrage van 16.119,84 euro (contante uitgaven) en/of
vijf, althans een of meer horloges (merk: Audemars Piquet en/of Cartier en/of Chopard) en/of een of meer sieraden (collier, hanger, drie althans een of meer ringen) met een totale dagwaarde van 42.200,- euro en/of
een som geld ten bedrage van 3.000,- euro (moneytransfers Suriname) en/of
een som geld ten bedrage van 8.041,- euro (reis en verblijfkosten) en/of
een (aandeel in de aankoopprijs van een) Volkswagen Golf voorzien van kenteken [kentekennummer 6] van 6000,- euro en/of
een som geld ten bedrage van 10.549,- euro en/of 945,36 euro zijnde contante kosten ter zake gehuurde voertuigen bij AVIS en/of Amistad en/of
een som geld ten bedrage van 3.574,- euro zijnde gemaakte contante brandstofkosten en/of
een som geld ten bedrage van 985,- euro zijnde contant betaalde bekeuringen en/of
een som geld ten bedrage van 17.635,24 euro zijnde creditcardbetalingen en/of-
een som geld ten bedrage van 204 dollar.
De uitgaven opgenomen onder de gedachtestreepjes 2, 5, 6, 7 en 10 zijn niet uitdrukkelijk (inhoudelijk) betwist zodat gelet op het hiervoor overwogene vast staat dat die bedragen door de verdachte zijn uitgegeven en ten aanzien van de auto (onder 7) dat bedrag door hem is betaald. Ten aanzien van de overige bedragen en goederen zal hieronder per post worden ingegaan.
1.
Een som geld ten bedrage van 20 .723,- euro (contante stortingen ING)
Door de verdediging is aangevoerd dat de stortingen op de rekening van [naam partner verdachte] hem zonder onderbouwing volledig worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat [naam partner verdachte] heeft verklaard dat zij geen verklaring heeft voor deze stortingen. Uit haar verklaring volgt dat zij kleine bedragen van haar moeder zou hebben kunnen ontvangen. Grote bedragen kan zij niet verklaren en er zitten bedragen bij die zij van de verdachte heeft ontvangen. Uit het onderzoek is gebleken dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat deze stortingen door [naam partner verdachte] zijn gedaan. Haar inkomsten boden in die periode geen ruimte om geld te sparen en/of over te houden. Zij verklaart daar zelf ook over dat het klopt dat zij vaak op financieel gebied niet uitkwam en haar tekorten heeft aangevuld met geld van de verdachte en van haar moeder. Haar moeder ( [naam moeder] ) heeft daarover verklaard dat zij haar dochter het hele jaar door ongeveer 100 euro per maand gaf. Zij heeft ook verklaard dat [naam partner verdachte] met het geld van de verdachte goed rond kon komen. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de stortingen die het bedrag aan stortingen van de moeder van [naam partner verdachte] overschrijden (46 maanden een bedrag van 100 euro) aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Dit betreft een bedrag van 16.123 euro ( 20 .723 minus 4.600 euro).
3.
Een som geld ten bedrage van 16.119,84 euro (contante uitgaven)
De verdediging erkent dat het zeer wel mogelijk is dat de verdachte een deel van deze uitgaven heeft gedaan maar dat het totaalbedrag hem niet helemaal kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt ook ten aanzien van deze uitgaven dat zij in het kader van de gezamenlijke huishouding zijn gedaan. Ook hier geldt dat, gelet op de financiële positie van [naam partner verdachte] , volstrekt niet aannemelijk is dat die uitgaven door haar zijn gedaan uit haar legale inkomsten. [naam partner verdachte] verklaart in dit verband, kort gezegd, dat zij er geen verklaring voor heeft waar dit geld vandaan is gekomen. Verder heeft zij verklaard dat de verdachte haar wel eens geld gaf. Mede gelet op hetgeen onder 1 reeds is overwogen houdt de rechtbank het ervoor dat de contante geldbedragen waarvan deze uitgaven zijn gedaan van de verdachte afkomstig waren. Eventuele bijdragen van de moeder van [naam partner verdachte] in de kosten van de gezamenlijke huishouding van [naam partner verdachte] en verdachte zijn reeds in het voordeel van verdachte betrokken bij de contante stortingen ten behoeve van [naam partner verdachte] .
4.
Horloges en/of een of meer sieraden met een totale dagwaarde van 42.200,- euro
Met betrekking tot de horloges en sieraden is door en/of namens de verdachte aangevoerd dat hij het Audemars Piquet horloge met beslagnummer [nummer 3] (pagina BB4 13 348) van zijn neef heeft gekregen en de sieraden onder [nummer 4] (pagina BB4 13 349) van zijn moeder heeft gekregen. Het Cartier horloge met beslagnummer [nummer 5] (pagina BB4 13 352) zou hij aan [naam partner verdachte] hebben gegeven, en hebben bekostigd met de contante giften van zijn neef. Ten aanzien van het Cartier horloge met beslagnummer [nummer 6] (pagina BB4 13 350), het Cartier horloge met beslagnummer [nummer 7] (pagina BB4 13 351) en het Chopard horloge met beslagnummer [nummer 8] (pagina BB4 13 353) stelt verdachte dat die niet aan hem toebehoren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het Audemars Piquet horloge dat zij de verklaring van verdachte dat hij dat horloge van zijn neef heeft gehad niet aannemelijk acht. Daarnaar gevraagd heeft verdachte immers geen enkel nader detail zoals gelegenheid of locatie over die gift kunnen verstrekken hetgeen zeer ongeloofwaardig is bij een gift met een waarde van tenminste 18.500 euro. Ook op dit punt ontbreekt een (gerichte) verklaring van de neef van verdachte, evenals stukken zoals garantiebewijzen en/of aankoopbewijzen met betrekking tot dit horloge die op een of andere manier een onderbouwing zouden kunnen opleveren voor de verklaring van verdachte. De rechtbank houdt het er derhalve voor dat dit horloge door de verdachte is aangeschaft en uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij dit horloge binnen de ten laste gelegde periode heeft verkregen. Voor de waarde zal worden aangesloten bij de getaxeerde dagwaarde, aangezien het -kort gezegd- de normale aanschafprijs moet zijn geweest bij aanschaf van dat horloge in de aangetroffen staat. Bovendien heeft de verdediging deze waarde niet betwist.
Ten aanzien van de sieraden onder [nummer 4] strookt de verklaring van de verdachte met de in 2012 door [naam partner verdachte] afgelegde verklaring. Omdat door de politie geen onderzoek is gedaan naar de juistheid van deze verklaring, houdt de rechtbank het ervoor dat deze sieraden niet door de verdachte en/of [naam partner verdachte] zijn aangeschaft. Voor deze sieraden zal derhalve partiële vrijspraak ter zake witwassen volgen.
Ten aanzien van het Cartier horloge met beslagnummer [nummer 5] heeft de verdachte verklaard dat hij ook dit horloge bekostigd heeft met de giften van zijn neef. Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat, en waarom, zij deze verklaring niet geloofwaardig acht. Gevolg is dat ook hier de rechtbank tot het oordeel komt dat de verdachte dit horloge in de ten laste gelegde periode met geld afkomstig uit criminele feiten heeft aangeschaft.
Met betrekking van het Cartier horloge met beslagnummer [nummer 6] heeft de verdachte verklaard dat dit horloge niet van hem is hetgeen in zekere zin strookt met de verklaring van [naam partner verdachte] op dit punt. Zij verklaart dat zij dit horloge bij de geboorte van haar dochter van de verdachte heeft gekregen. Omdat die geboorte, in 2007, is gelegen voor de ten laste gelegde periode en naar voornoemde verklaring door de politie geen nader onderzoek is gedaan, zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken voor wat betreft dit horloge.
Over het Cartier horloge met beslagnummer [nummer 7] strookt de verklaring van [naam partner verdachte] , inhoudende dat zij dit horloge zelf heeft gekocht, met die van verdachte dat het niet van hem is. Omdat die aanschaf volgens [naam partner verdachte] reeds in 2001 heeft plaatsgevonden en hier door de politie geen nader onderzoek naar is gedaan, houdt de rechtbank het ervoor dat ook dit horloge voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode is aangeschaft. Ook hier zal dom dezelfde reden vrijspraak volgen. Dit geldt ook voor het Chopard horloge, dat volgens [naam partner verdachte] in 2006 door haar is aangeschaft.
Resumerend komt de rechtbank tot de aanschaf van twee horloges met een totale dagwaarde van 20 .700 euroin de bewezenverklaarde periode.
8.
10.549,- euro en/of 945,36 euro ter zake gehuurde voertuigen bij AVIS en/of Amistad
Door de verdediging is aangevoerd dat de betreffende auto’s op naam van [naam partner verdachte] zijn gehuurd en dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet op een andere naam een auto kan worden gehuurd. Voorts is door de verdediging aangevoerd dat van frequente observaties van de verdachte als bestuurder van de gehuurde auto’s geen sprake is, zodat deze post in de vorm van contante uitgaven door de verdachte niet aan hem kan worden toegerekend. Voor zover ze aan hem worden toegeschreven, kan dit niet voor wat betreft facturen op naam van [naam partner verdachte] .
De rechtbank stelt allereerst vast dat de bij Amistad contant betaalde huurpenningen van de op naam van de verdachte gehuurde auto niet zijn betwist. Ten aanzien van de bij Avis gehuurde auto’s merkt de rechtbank op dat vast staat dat die huurpenningen deels contant zijn betaald. Daarnaast blijkt niet alleen uit observaties, maar ook uit via/van het CJIB ontvangen informatie met betrekking tot in rekening gebrachte boetes/bekeuringen ten name van de verdachten [naam verdachte] en [naam partner verdachte] dat de verdachte de regelmatige bestuurder was van die gehuurde auto’s. Dat de onderliggende huurovereenkomsten bij Avis op naam van [naam partner verdachte] gesteld zijn maakt overigens ook niet dat die contante uitgaven niet binnen de gezamenlijke huishouding zijn gedaan. Omdat vast staat dat de huurkosten van de auto’s door [naam partner verdachte] dan wel de verdachte zijn betaald en [naam partner verdachte] dergelijke contante uitgaven niet kon doen uit legale inkomsten, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen contante huurkosten ad 10.549,00heeft betaald: rechtstreeks of door tussenkomst van [naam partner verdachte] .
9.
Een som geld ten bedrage van 3.574,- euro zijnde gemaakte contante brandstofkosten
De verdediging komt op grond van hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de huurauto’s tot de conclusie dat ook de brandstofkosten daarvan niet volledig voor zijn rekening kunnen komen.
Uit hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen volgt echter dat de brandstofkosten aan de verdachte moeten worden toegerekend en om die reden zal ook deze post aan hem worden toegerekend.
11.
Een som geld ten bedrage van 17.635,24 euro zijnde creditcardbetalingen
De verdediging voert aan dat niet is onderbouwd dat deze betalingen met de creditcard op naam van de moeder van verdachte door hem zijn gecompenseerd.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek blijkt dat via de creditcard die is gekoppeld aan de bankrekening van de moeder van de verdachte uitgaven zijn gedaan ten behoeve van de verdachte en/of [naam partner verdachte] . Dit betreft onder meer diverse betalingen aan Avis ter zake op naam van [naam partner verdachte] gehuurde auto’s. Voorts staat vast dat op de bankrekening van de moeder van de verdachte in de betreffende periode in totaal contante geldbedragen ter hoogte van 7.700 euro zijn gestort. De moeder van de verdachte heeft zich ter zake van die stortingen op haar verschoningsrecht beroepen. Uit de bankmutaties van haar bankrekeningen kan echter worden afgeleid dat zij van haar inkomsten, na aftrek van de vaste lasten, zo goed als niets overhoudt. Een andere, legale, bron voor deze geldbedragen heeft de moeder van verdachte niet genoemd, laat staan aannemelijk gemaakt. Door deze twee omstandigheden acht de rechtbank het bewezen dat die stortingen door de verdachte zijn gedaan. Dat iemand anders de kosten voor de door de verdachte en/of [naam partner verdachte] gehuurde auto’s zou voldoen is immers in de gegeven financiële omstandigheden van de moeder van verdachte volstrekt onaannemelijk. Wel zal de rechtbank de aanzuiveringen van de tegen(bank)rekening van de moeder van verdachte die niet via contante stortingen hebben plaatsgevonden niet aan de verdachte toerekenen. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat onduidelijk is of de verdachte bij die betalingen enige inbreng heeft gehad. Vervolgens is daar door de politie geen nader onderzoek meer naar gedaan.
Herberekening eenvoudige kasopstelling
Wanneer de bovenstaande posten in de door politie opgestelde eenvoudige kasopstellingworden verwerkt, blijft een onverklaarbaar tekort over van 81.451,48 euro.
Contante inkomsten:
beginsaldo
€ 400,00
bankopnamen ING [naam partner verdachte]
€ 14.080,12
opname [naam verdachte] ABN
€ 600,00
moeder [naam partner verdachte]
€ 4.600,00
marktplaats
€ 3.000,00
contant aangetroffen bij de zoeking
€ 141,84
Totaal beschikbaar voor het doen van contante uitgaven
€ 22.821,96
Aandachtstreepje tenlastelegging nummer:
Contante uitgaven:
ING [naam partner verdachte] stortingen
€ 20 .723,72
1
ABN [naam verdachte] storting
€ 600,00
2
contante uitgaven 2008
€ 12.939,84
3
contante uitgaven 2010
€ 3.080,00
3
contante uitgaven 2011
€ 100,00
3
moneytransfers 2009-2010
€ 3.000,00
5
vergoeding creditcard transacties
€ 7.700,00
11
Avis bekeuringen
€ 985,00
10
uitgaven Avis
€ 15.884,52
8
Amistad huur contant voldaan
€ 945,36
8
brandstofkosten huurauto's
€ 3.574,00
9
vliegreizen/ buitenland
€ 8.041,00
6
aanschaf VW Golf
€ 6.000,00
7
sieraden dagwaarde
€ 20 .700,00
4
Totaal contante uitgaven
€ 104.273,44
onverklaarbaar tekort
€ - 81.451,48
Witwashandelingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat in totaal een bedrag van € 98.910,92door de verdachte en/of [naam partner verdachte] is omgezeten komt derhalve tot een bewezenverklaring van witwassen ten aanzien van die sommen geld, horloges en auto. Uitzondering betreft het bedrag van 204 dollar dat bij de verdachte is aangetroffen. Ten aanzien van dit bedrag zijn geen witwashandelingen aangetoond, zodat de verdachte ook voor dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Medeplegen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte in vereniging heeft witgewassen, maar dit aspect niet nader onderbouwd en/of anderszins gespecificeerd. Door de verdediging is op dit punt geen verweer gevoerd.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of kan worden vastgesteld dat [naam partner verdachte] wetenschap heeft gehad van het feit dat het aanmerkelijke overschot aan contante gelden waarover zij en de verdachte in het kader van hun gezamenlijke huishouding konden beschikken onmiddellijk of middellijk afkomstig was van enig misdrijf. Vast staat dat er, afgezet tegen de legaal beschikbare inkomsten, zeer omvangrijke contante uitgaven ten behoeve van de gezamenlijke huishouding zijn gedaan en dat er onder andere ruim 20 .000 euro op de bankrekening van [naam partner verdachte] is (bij)gestort. Ook zijn er voor hoge bedragen auto’s op haar naam gehuurd, waarvan de huur deels contant is betaald. [naam partner verdachte] heeft geen verklaring voor de herkomst van al die stortingen en contante uitgaven. Over de wijze waarop de verdachte aan het geld is gekomen heeft zij enkel en weinig concreet verklaard dat ze “dacht dat hij dit met beveiliging had verdiend”, terwijl van haar - als enige andere deelnemer aan de gezamenlijke huishouding met de verdachte - mag worden verwacht dat zij weet wat de dagelijkse werkzaamheden van de verdachte zijn. Zeker omdat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat zij jarenlang in dezelfde woning hebben gewoond en gezamenlijk een kind aan het opvoeden waren. In de woning is niets (zoals salarisspecificaties of een uniform) aangetroffen dat wijst op het bestaan van een dergelijke legale werkkring. De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat [naam partner verdachte] op z’n minst welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de overmatige bestedingen een criminele herkomst hadden. Door toch van het geld te profiteren, heeft ze die aanmerkelijke kans welbewust aanvaard en kan hierdoor medeplegen van opzettelijk witwassen bij verdachte bewezen worden verklaard.
Gewoontewitwassen
Ook acht de rechtbank het primair ten laste gelegde gewoontewitwassen bewezen, aangezien de verdachte samen met zijn partner verspreid over de gehele bewezenverklaarde periode een groot aantal bestedingen/uitgaven heeft gedaan die neerkomen op opzettelijk witwassen.
Conclusie
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder feit 4 primair ten laste gelegde.