In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen Kloet Vlaardingen B.V. en de Vereniging van Eigenaren van een gebouw in Capelle aan den IJssel. Kloet Vlaardingen B.V. en Kloet Voorne-Putten B.V. zijn de eiseressen in de hoofdzaak en verweersters in het incident, terwijl de Vereniging van Eigenaren de gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident is. De procedure is gestart met een dagvaarding door Kloet, gevolgd door een incidentele conclusie van antwoord van de VvE, waarin zij een exceptie van onbevoegdheid inroept. Kloet verzet zich hiertegen en stelt dat de rechtbank bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De kern van het geschil draait om de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. De VvE stelt dat de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) van toepassing zijn, waarin is vastgelegd dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is. Kloet betwist dit en stelt dat de UAV 2012 niet van toepassing zijn, omdat de VvE deze niet uitdrukkelijk heeft afgewezen. Kloet voert aan dat de Algemene Consumentenvoorwaarden voor de schilders-, onderhouds- en glaszetbranche (AVC) prevaleren.
De rechtbank oordeelt dat de UAV 2012 en de STABU-standaard 2012 van toepassing zijn, en dat de rechtbank op grond van het arbitragebeding in de UAV 2012 niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering van de VvE wordt toegewezen, en Kloet wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 mei 2019 door mr. C. Bouwman.