ECLI:NL:RBROT:2019:3610

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
7389947
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en tekortkoming in de uitvoering met schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser] en [eiseres], en gedaagde, HVO B.V., over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Eisers hebben HVO de opdracht gegeven om een badkamer te monteren en installeren, maar hebben geconstateerd dat het geleverde werk niet voldeed aan de redelijke eisen die zij mochten stellen. In een brief van 9 april 2018 hebben eisers HVO op de hoogte gesteld van diverse gebreken en tekortkomingen in de uitvoering van het werk, en HVO verzocht om deze binnen 14 dagen te herstellen. HVO heeft echter nagelaten om de gebreken op te lossen, ondanks herhaalde verzoeken van eisers.

Eisers hebben vervolgens een expert, [bouwadviesbureau], ingeschakeld die in een rapport van 22 augustus 2018 concludeerde dat er sprake was van slecht en onzorgvuldig werk. De herstelkosten werden begroot op € 8.200. In de procedure vorderden eisers schadevergoeding van HVO, inclusief kosten voor de ingeschakelde expert en buitengerechtelijke incassokosten. HVO voerde verweer, maar ging niet in op de inhoud van het expertiserapport.

De kantonrechter oordeelde dat HVO in verzuim was geraakt door de gebreken niet te herstellen en dat zij aansprakelijk was voor de schade die eisers hadden geleden. De vordering van eisers werd toegewezen, inclusief de gevorderde kosten. HVO werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 10.132,44 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat HVO onmiddellijk aan de veroordeling moest voldoen, ook als zij in hoger beroep ging tegen het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7389947 CV EXPL 18-52257
uitspraak: 26 april 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiser]en
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
gemachtigde: mr. H. Schuiling te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HVO B.V.,
gevestigd te Leidschendam,
gedaagde,
procederend zonder juridische bijstand.
Eisers worden hierna gezamenlijk ‘ [eiser] ’ genoemd, gedaagde ‘HVO’.

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 27 november 2018;
  • de schriftelijke reactie daarop van HVO met producties van 23 januari 2019;
  • de conclusie van repliek met producties van 26 februari 2019;
  • de schriftelijke reactie daarop van HVO van 19 maart 2019.

2.De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[eiser] heeft HVO kort gezegd de opdracht gegeven, en HVO heeft deze opdracht aanvaard, een badkamer voor hem te monteren en installeren.
2.2
[eiser] schrijft in een brief aan HVO van 9 april 2018, voor zover nu van belang:
Het door u geleverde werk voldoet niet aan de eisen die wij daaraan redelijkerwijs mogen stellen. Het gaat om het installeren en opleveren van de badkamer op woensdag 28 maart 2018. Wij hebben de volgende bezwaren:
- diverse beschadigingen aan wandtegels
- diverse hoogteverschillen wand- en vloertegels
- voegwerk nog niet afgerond
- hoogteverschil tussen tegel en verlaagd plafond in douchehoek
- bedieningsplaat toilet scheef/tegel verkeerd gesneden
- tegelbeschadiging rondom badkraan
- ventilatieroosters ontbreken in verlaagd plafond
- douchekraan scheef gemonteerd
Ten opzichte van technische tekening Van [aannemer] d.d. 7-2-2018
- onjuiste positie wastafelkranen
- onjuiste positie toilet
- onjuiste positie nis boven toilet
- 1 elektrapunt niet conform tekening aangelegd
- 1 elektrapunt ontbreekt
Daarom verzoeken en voor zover nodig sommeren wij u om binnen 14 dagen de gebreken te herstellen. Als u dit niet doet bent u in verzuim en houden wij ons het recht voor verdere rechtsmaatregelen te nemen. Bovendien stellen wij u nu al aansprakelijk voor de door ons geleden en nog te lijden schade.
2.3
[eiser] schrijft in een e-mail aan HVO van 20 juni 2018, voor zover nu van belang:
Na onze brief van 9 april jl., waarin we je helaas hebben moeten aangeven dat er verschillende werkzaamheden niet (of niet goed) zijn uitgevoerd in onze badkamer, hebben wij sinds eind mei weer contact en geprobeerd telefonisch met elkaar in gesprek te komen. Jij gaf aan met ons om de tafel te willen.
Uiteraard zijn wij bereid om met jou in overleg te treden, maar graag zien we eerst per e-mail jouw reactie op onze klachten tegemoet.
Daarbij willen we graag benadrukken dat wij de laatste factuurbetaling aan jou hebben voldaan, omdat wij er vanuit gingen dat de punten door jou zouden worden opgelost. Zoals je weet heeft er geen formele oplevering plaatsgevonden.
De nog af te ronden en herstelwerkzaamheden zijn:
(…)
Wij vernemen graag binnen een week na heden jouw reactie op deze punten en op welke wijze je deze punten zult gaan oplossen (herstelplan). Aan de hand van dit herstelplan en jouw visie op de punten kunnen wij op korte termijn een afspraak inplannen.
2.4
[eiser] appt HVO op 12 juli 2018:
Wij willen de door ons benoemde punten laten beoordelen door een expert, [bouwadviesbureau] . Wij nodigen je uit om hierbij aanwezig te zijn. Dit kan plaatsvinden op dinsdag 24 juli, woensdag 25 juli of vrijdag 27 juli. Graag horen wij wanneer jij kunt. Mocht jij hierbij niet aanwezig willen zijn, vernemen wij graag de reden daarvoor.
2.5
[bouwadviesbureau] schrijft in een expertiserapportage van 22 augustus 2018, voor zover nu van belang:
Conclusie
De omvang van het voorgaande is dermate dat ik niet kan zeggen dat er sprake is van goed, zorgvuldig en deugdelijk werk door een vakman uitgevoerd. De betreffende laatste tekening van de badkamer is door de aannemer domweg niet gevolgd en dat zie je dan ook terug in het resultaat. Naar mijn oordeel is er sprake van slechte communicatie, slordigheden en stommiteiten. Onbekend is of er nog voldoende tegels van gelijke code beschikbaar zijn voor herstel.
De totale herstelkosten als hiervoor is omschreven worden begroot op ca. € 8200.

3.Het geschil

3.1
[eiser] stelt dat HVO de opdracht dat hij aan haar gegeven heeft niet goed uitgevoerd heeft. [eiser] lijdt hierdoor schade, door hem begroot op een bedrag van € 8.200,00, en hij vordert veroordeling van HVO tot betaling van dit bedrag, en € 1.147,44 aan kosten voor de door [eiser] ingeschakelde expert, € 785,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, rente en veroordeling van HVO in de kosten van de procedure.
3.2
HVO voert verweer.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiser] en HVO de vordering en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4.De beoordeling

4.1
HVO moet de opdracht die [eiser] haar gegeven heeft zoals overeengekomen en goed uitvoeren. Doet zij dit niet, dan moet HVO de schade die [eiser] daardoor lijdt vergoeden. Het recht op schadevergoeding ontstaat pas nadat [eiser] HVO een redelijke termijn heeft gegeven de opdracht alsnog goed uit te voeren maar HVO nalaat dit te doen, als HVO met andere woorden ‘in verzuim’ raakt.
4.2
[eiser] heeft HVO op 9 april 2018 meegedeeld niet tevreden te zijn over de uitvoering van het werk. Daarbij is gedetailleerd meegedeeld waarover [eiser] niet tevreden was. In de brief is HVO in de gelegenheid gesteld het werk alsnog naar behoren uit te voeren. In de e-mail van 20 juni 2018 is HVO opnieuw in de gelegenheid gesteld met een oplossing te komen. HVO is door deze brieven waarin haar een redelijke termijn is gegeven de opdracht alsnog goed uit te voeren nu zij de gestelde gebreken niet alsnog heeft opgelost, dus in ieder geval ‘in verzuim’ geraakt.
4.3
[bouwadviesbureau] komt in haar uitgebreide expertiserapportage van 22 augustus 2018 tot de conclusie dat van ‘goed, zorgvuldig en deugdelijk door een vakman uitgevoerd werk’ geen sprake is. [bouwadviesbureau] begroot de herstelkosten op € 8.200,00. HVO is in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij het onderzoek maar door haar is van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
4.4
HVO reageert in deze procedure erg summier op de vordering van [eiser] tot betaling van de begrote schade van € 8.200,00. Zij voert slechts aan dat na oplevering van de badkamer nog drie uit te voeren werkzaamheden openstonden, maar maakt niet duidelijk om welke werkzaamheden dit zou gaan of wat haar reactie dienaangaande is. Het staat wellicht in de door HVO bijgevoegde correspondentie maar de kantonrechter rekent het niet tot zijn taak om in de door HVO overgelegde brieven en e-mails te gaan zoeken naar mogelijke argumenten van HVO om de vordering van [eiser] niet toe te wijzen. HVO begrijpt uit het feit dat [eiser] betaald heeft voor het werk, dat hij tevreden was met de uitvoering daarvan maar de kantonrechter ziet geen verband tussen het een en het ander. In dit geval temeer niet omdat uit de hiervoor geciteerde brieven van [eiser] aan HVO zonneklaar is dat hij helemaal níet tevreden was over de uitvoering van het werk en [eiser] reeds bij dagvaarding heeft gesteld dat hij de facturen heeft betaald omdat HVO had aangegeven dat de problemen zouden worden opgelost.
4.5
[eiser] onderbouwt zijn stelling dat HVO geen deugdelijk werk geleverd heeft met het onder 4.3 genoemde, uitgebreide rapport van [bouwadviesbureau] . HVO had in haar reacties op de dagvaarding en conclusie van repliek op de inhoud van dit rapport in moeten gaan. Dit doet zij niet. Zij betwist welbeschouwd dus niet de conclusie die [bouwadviesbureau] trekt dat er geen goed werk geleverd is, sterker nog, door in haar reactie op de dagvaarding voor te stellen de zaak voor € 4.000,00 te schikken, erkent HVO naar het oordeel van de kantonrechter dat er dus wel het een en ander aan te merken is het door haar geleverde werk.
4.6
HVO gaat zoals gezegd niet in op de inhoud van het rapport van [bouwadviesbureau] . Wat in dat rapport staat moet daarom voor waar aangenomen worden, waaronder ook de opmerking dat herstel van de uitgevoerde werkzaamheden € 8.200,00 gaat kosten. HVO wordt, nu zij geen goed werk geleverd heeft en ‘in verzuim’ is, veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [eiser] .
4.7
Onder de schade die HVO aan [eiser] moet vergoeden vallen ook redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en redelijke kosten ter verkrijging van voldoening van de vordering buiten de rechter om. [eiser] vordert in dit verband veroordeling van HVO tot betaling van € 1.147,44 en € 785,00. HVO voert geen verweer tegen de (hoogte van deze) vordering. Ook deze onderdelen van de vordering van [eiser] worden daarom toegewezen.
4.8
[eiser] vordert rente over de toewijsbare bedragen vanaf het moment van de opeisbaarheid daarvan. [eiser] noemt echter geen concrete datum waarop de bedragen volgens hem betaald hadden moeten zijn. De rente wordt daarom toegewezen vanaf de dag waarop de dagvaarding uitgebracht is, zij het dat over de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geen rente toegewezen kan worden. Uit niets blijkt namelijk dat [eiser] wat dit betreft al een bedrag aan zijn gemachtigde heeft betaald.
4.9
HVO is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.1
Dit vonnis wordt zoals [eiser] vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat HVO aan de veroordelingen moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt HVO om € 10.132,44 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW over € 9.347,44 vanaf 27 november 2018 tot aan de dag van de algehele betaling;
veroordeelt HVO in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [eiser] vastgesteld op € 111,51 aan kosten voor de dagvaarding, € 226,00 aan griffierecht en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde, en, in het geval HVO deze bedragen niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis betaalt, begroot op € 131,00 aan nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 aan betekeningskosten als betekening van dit vonnis plaatsvindt, dit laatste bedrag indien van toepassing te vermeerderen met omzetbelasting;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686