In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser] en [eiseres], en gedaagde, HVO B.V., over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Eisers hebben HVO de opdracht gegeven om een badkamer te monteren en installeren, maar hebben geconstateerd dat het geleverde werk niet voldeed aan de redelijke eisen die zij mochten stellen. In een brief van 9 april 2018 hebben eisers HVO op de hoogte gesteld van diverse gebreken en tekortkomingen in de uitvoering van het werk, en HVO verzocht om deze binnen 14 dagen te herstellen. HVO heeft echter nagelaten om de gebreken op te lossen, ondanks herhaalde verzoeken van eisers.
Eisers hebben vervolgens een expert, [bouwadviesbureau], ingeschakeld die in een rapport van 22 augustus 2018 concludeerde dat er sprake was van slecht en onzorgvuldig werk. De herstelkosten werden begroot op € 8.200. In de procedure vorderden eisers schadevergoeding van HVO, inclusief kosten voor de ingeschakelde expert en buitengerechtelijke incassokosten. HVO voerde verweer, maar ging niet in op de inhoud van het expertiserapport.
De kantonrechter oordeelde dat HVO in verzuim was geraakt door de gebreken niet te herstellen en dat zij aansprakelijk was voor de schade die eisers hadden geleden. De vordering van eisers werd toegewezen, inclusief de gevorderde kosten. HVO werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 10.132,44 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat HVO onmiddellijk aan de veroordeling moest voldoen, ook als zij in hoger beroep ging tegen het vonnis.