In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert Almat B.V. (eiseres) schadevergoeding van Doosan Infraforce Europe B.V. en Doosan Bobcat EMEA S.R.O. (gedaagden) naar aanleiding van afgebroken onderhandelingen over een distributieovereenkomst. Almat stelt dat zij gerechtvaardigd vertrouwen had dat een overeenkomst tot stand zou komen, maar dat Doosan de onderhandelingen abrupt heeft beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen distributieovereenkomst tot stand is gekomen, omdat er geen wilsovereenstemming was over de hoofdpunten van de overeenkomst. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat het afbreken van de onderhandelingen door Doosan onaanvaardbaar was, gezien het gerechtvaardigd vertrouwen dat Almat had gewekt. De rechtbank heeft besloten dat Doosan verplicht is om het negatief contractsbelang van Almat te vergoeden, wat de kosten betreft die Almat heeft gemaakt ter voorbereiding van het dealerschap. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van akten over de door Almat gestelde kosten, waarna Doosan zich daarover kan uitlaten.