ECLI:NL:RBROT:2019:3761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
7276225 \ CV EXPL 18-44195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding bij afbreken van onderhandelingen tussen bemiddelaar en opdrachtgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Spilberg Development B.V. en Europees Massagoed-Overslagbedrijf (EMO) B.V. Spilberg, een bemiddelaar in IT-specialisten, vorderde schadevergoeding van EMO omdat zij de onderhandelingen over een detacheringsovereenkomst met een kandidaat had afgebroken. De kantonrechter oordeelde dat EMO onrechtmatig had gehandeld door de onderhandelingen af te breken, gezien het vergaande stadium waarin deze zich bevonden. EMO had Spilberg niet duidelijk gemaakt dat zij de onderhandelingen wilde beëindigen, wat Spilberg de kans ontnam om haar positie te verduidelijken. De rechter oordeelde dat Spilberg recht had op schadevergoeding ter hoogte van de misgelopen marge van € 17.617,60, maar dat de btw niet voor schadevergoeding in aanmerking kwam. Uiteindelijk werd EMO veroordeeld tot betaling van € 14.560,- aan Spilberg, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. EMO werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7276225 \ CV EXPL 18-44195
uitspraak: 10 mei 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Spilberg Development B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.C. de Ceuster (legal counsel bij Spilberg),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Europees Massagoed-Overslagbedrijf (EMO) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A.R. van Wulfften Palthe (legal counsel bij EMO).
Partijen worden hierna aangeduid als “Spilberg” en “EMO”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 1 oktober 2018 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 10 december 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 25 januari 2019 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Spilberg verricht bemiddelings- en recruitmentwerkzaamheden voor IT Development specialisten en stelt arbeidskrachten ter beschikking.
2.2.
[naam 1] (consultant bij Spilberg, hierna: [naam 1] ) heeft in januari 2017 telefonisch contact opgenomen met [naam 2] (Projectleider IT bij EMO, hierna: [naam 2] ). [naam 2] heeft toen aan [naam 1] meegedeeld dat EMO een vacature had openstaan voor de functie van Interim Senior .NET Developer.
2.3.
Per e-mail van 25 januari 2017 heeft [naam 1] de kandidaat [naam 3] (hierna: [naam 3] ) bij EMO geïntroduceerd voor de vacature van Interim Senior .Net Developer.
2.4.
Op 31 januari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] en [naam 3] in aanwezigheid van [naam 1] . Op 3 februari 2017 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden.
2.5.
Bij e-mail van 7 februari 2017 heeft [naam 1] de modelovereenkomst van Spilberg aan [naam 2] gezonden. In deze e-mail heeft [naam 1] daarnaast het volgende aan [naam 2] bericht:
“(..)
De inzet gaat om de positie voor Senior .Net developer onder de gemaakte afspraken zoals reeds overeenkomen op 7 februari j.l., te weten:
  • Expertise: Senior .NET Developer
  • Standplaats: Maasvlakte
  • Inzet: 32 uur p/w
  • Tarief: € 77,50 per uur all in Excl. BTW.
  • Start: 6 maart 2017
  • Einddatum: 31 augustus 2017 met optie op verlenging van 1 jaar
  • Eerste maand opzegtermijn van 1 dag.
(..)”
2.6.
[naam 2] heeft op 7 februari 2017 het volgende, voor zover hier van belang, gemaild aan [naam 1] :
“(..)
Dank voor het toesturen van de modelovereenkomst. Hier wordt naar gekeken en zullen we nog op terugkomen.
(..)
Ter bevestiging van ons gesprek stuur ik een samenvatting van het besprokene.
We hebben de intentie uitgesproken om [naam 3] per 6 maart 2017 te gaan inhuren voor het project TMS.
(..)
Zoals al aangegeven schatten wij de kans minimaal in dat het project niet meer doorgaat, maar enig voorbehoud houden we totdat de overeenkomst is ondertekend.
We gaan van start met een half jaar contract en zullen na dit contract de verlenging bespreken. T.z.t. gaan we ook kijken hoe om te gaan met het concurrentiebeding.
Verder hebben we ook besproken dat we starten met een proeftijd van 1 maand met vanuit beide zijden een opzegtermijn van 1 dag, daarna zal de opzegtermijn opgetrokken worden naar ca 1 maand.
(..)”
2.7.
Nadat [naam 1] de modelovereenkomst van Spilberg aan EMO ( [naam 2] ) had gestuurd, is er tussen Spilberg en EMO discussie over het zgn. overnamebeding ontstaan. Spilberg hanteert een overnamebeding waarbij aan Spilberg een vergoeding moet worden betaald van 13 weken beloning wanneer de klant de kandidaat rechtstreeks in dienst wil nemen of in wil zetten.
2.8.
[naam 4] (Sourcing Manager bij EMO, hierna: [naam 4] ) heeft [naam 1] bij e-mail van 24 februari 2017 als volgt bericht:
“(..)
Tijdens ons telefoongesprek van vandaag heb ik je toegezegd te proberen je uitsluitsel te geven ten aanzien van ons definitieve standpunt betreffende de te betalen afkoopsom in geval van continuering van inzet na de periode van een jaar en buiten Spilberg om. Helaas is het me niet gelukt hierover in overleg te treden met de relevante collega’s.
Ik houd je op de hoogte.
(..)”
2.9.
Op 3 maart 2017 heeft [naam 4] het volgende per e-mail aan [naam 1] geschreven:
“(..)
Helaas moet ik je informeren dat we definitief afzien van een mogelijke opdracht aan Spilberg betreffende de inzet van [naam 3] . Hoewel er van beide kanten de afgelopen weken behoorlijke toenaderingen zijn gedaan, kunnen wij ons niet vinden in het eindvoorstel. Wij verwachten een mogelijk langdurig project en een verplichte inzet van [naam 3] in haar hoedanigheid als zzp’er exclusief via Spilberg blijft voor ons onoverkomelijk.
We vinden het jammer dat een overeenkomst niet mogelijk is gebleken en bedanken je voor alle moeite die je hebt gedaan om de partijen tot elkaar te brengen.
(..)”
2.10.
In reactie hierop heeft [naam 1] op 3 maart 2017, voor zover hier van belang, het volgende per e-mail aan [naam 4] bericht:
“(..)
Ik schrik eigenlijk een beetje van deze mail. Ik dacht dat we bijna alles hadden afgetikt en dat we bijna alles rond hadden m.b.t. de terms & conditions.
(..)
Zoals eerder besproken willen wij niet dat [naam 3] hier de dupe van wordt en willen wij bij deze akkoord geven dat wij er na een jaar helemaal tussenuit gaan.
Kunnen jullie dit voorstel nog in overweging nemen zodat [naam 3] nog kan starten volgende week. (..)”
2.11.
EMO heeft op de e-mail van 3 maart 2017 niet meer gereageerd. EMO heeft vervolgens [naam 3] , buiten Spilberg om, ingezet om als zzp’er voor haar te werken. Zij heeft Spilberg niets betaald.

3.Het geschil

3.1.
Spilberg heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. EMO te veroordelen om aan Spilberg tegen behoorlijke kwijting te voldoen
€ 17.617,60 (inclusief btw);
2. EMO te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente over € 17.617,60 (inclusief btw) vanaf 6 april 2017 tot de dag van algehele voldoening;
3. EMO te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Spilberg primair het volgende ten grondslag gelegd.
Voorafgaand aan het toesturen van de modelovereenkomst is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen. Afgesproken was dat [naam 3] via Spilberg voor EMO werkzaamheden zou verrichten. Spilberg wenst nakoming van de tussen partijen overeengekomen afspraken. EMO is aan Spilberg een marge verschuldigd voor de door [naam 3] bij EMO verrichte werkzaamheden. Deze marge is € 17.617,60 inclusief btw
(€ 17,50 x 32 uur x 26 weken x 21% btw). Subsidiair heeft Spilberg aan haar vordering ten grondslag gelegd dat EMO onrechtmatig ten opzichte van haar heeft gehandeld. Spilberg mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen. Spilberg heeft recht op een schadevergoeding als ware de overeenkomst wel tot stand gekomen. Deze schadevergoeding komt neer op een minimaal € 17.617,60.
3.3.
EMO heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. Spilberg en EMO hebben onderhandeld over een detacheringsovereenkomst met betrekking tot het inzetten van [naam 3] als .NET Developer. Deze onderhandelingen hebben echter niet tot een overeenkomst geleid, want partijen zijn het niet eens geworden over de voorwaarden waaronder Spilberg [naam 3] aan EMO ter beschikking zou stellen. Er is met Spilberg geen overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan EMO aan Spilberg een vergoeding verschuldigd zou zijn voor elk uur dat de kandidate voor EMO werkzaamheden zou verrichten. Er is geen sprake van aanbod en aanvaarding. Nu er geen overeenkomst tot stand is gekomen is er ook geen sprake van wanprestatie aan de kant van EMO. EMO heeft voorts betwist dat zij onrechtmatig ten opzichte van Spilberg heeft gehandeld. In beginsel mogen onderhandelingen te allen tijde en om welke reden ook worden afgebroken zonder dat de afbrekende partij daardoor een schadevergoeding verschuldigd is. EMO heeft bij Spilberg niet het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat er een overeenkomst tot stand zou komen, want er was een moeizame discussie tussen partijen over de voorwaarden van de overeenkomst en ook dit moeizame karakter zelf is onderwerp van gesprek geweest. Daarnaast heeft EMO betwist dat, als er al van gerechtvaardigd vertrouwen sprake zou zijn, dit tot vergoeding van het positief contractsbelang zou moeten leiden.

4.De beoordeling

4.1.
Spilberg heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Tijdens de comparitie van partijen (zitting) heeft Spilberg toegelicht dat er volgens haar sprake is van een overeenkomst omdat partijen over de essentialia van de overeenkomst overeenstemming hebben bereikt. EMO heeft het bestaan van een overeenkomst betwist.
4.2.
Vaststaat dat partijen aan het onderhandelen waren over de voorwaarden waaronder Spilberg en EMO met elkaar in zee zouden gaan. Dat zij het op een belangrijk aantal onderdelen eens waren, opgenomen in de e-mail van Spilberg van 7 februari 2017 (zie hierboven 2.5), betekent echter nog niet dat er al een overeenkomst tot stand is gekomen. Over het overnamebeding waren partijen het namelijk niet eens. Uit de door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat dit overnamebeding voor beide partijen van serieus belang was. Omdat hierover nog geen overeenstemming bestond kan niet worden gezegd dat er sprake was van overeenstemming over alle essentiële onderwerpen van de tot stand te brengen overeenkomst. Er is derhalve geen overeenkomst tot stand gekomen.
4.3.
Subsidiair heeft Spilberg zich op het standpunt gesteld dat EMO onrechtmatig ten opzichte van haar heeft gehandeld door de onderhandelingen over een overeenkomst af te breken en [naam 3] direct daarna rechtstreeks (dus niet via Spilberg) in te zetten. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.4.
EMO heeft tegenover Spilberg de intentie uitgesproken om voor een uit te voeren project [naam 3] via Spilberg in te zetten. Zoals blijkt uit de e-mail van [naam 2] van 7 februari 2017 (zie hierboven 2.6) achtte EMO de kans klein dat het project waarvoor EMO [naam 3] nodig had niet door zou gaan. Uit dezelfde e-mail (die een reactie vormt op de e-mail van [naam 1] van 7 februari 2017) kan worden afgeleid dat partijen het toen eens waren over onderwerpen als functie, standplaats, inzet, tarief, looptijd, (eventuele) verlenging, proeftijd en opzegtermijn. Het enige (hoewel niet onbelangrijke) discussiepunt was nog het overnamebeding, te weten de al dan niet aan financiële voorwaarden gekoppelde vrijheid van EMO om [naam 3] na verloop van tijd rechtstreeks in dienst te nemen of in te zetten. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat partijen in een vergaand stadium van onderhandelen waren.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de fase waarin de onderhandelingen zich bevonden, de ongeschreven regels die in het maatschappelijk verkeer betamen meebrengen dat EMO Spilberg duidelijk had moeten laten weten dat zij met de door Spilberg voorgelegde overeenkomst akkoord zou gaan wanneer Spilberg de aan het overnamebeding gekoppelde vergoeding eruit zou halen en dat, wanneer Spilberg dat niet zou doen, zij (EMO) uit de onderhandelingen zou terugtreden. Spilberg had dan geweten waar zij aan toe was en aan de wens van EMO al dan niet tegemoet kunnen komen. Die mogelijkheid heeft zij niet gekregen. Integendeel, [naam 4] vermeldt in zijn e-mail van 24 februari 2017 (zie hierboven 2.8) “Helaas is het me niet gelukt hierover in overleg te treden met de relevante collega’s. Ik houd je op de hoogte” waarna hij in zijn e-mail van 3 maart 2017 (zie hierboven 2.9) schrijft “We vinden het jammer dat een overeenkomst niet mogelijk is gebleken en bedanken je voor alle moeite …”. Hierdoor heeft EMO Spilberg een beslissing ontnomen wat niet past bij het vergaande stadium van onderhandelen waarin partijen zich bevonden. Hierbij speelt mee dat EMO, zo blijkt uit de loop van de gebeurtenissen, op het moment dat zij de onderhandeling met Spilberg afbrak al had besloten rechtstreeks met [naam 3] in zee te gaan en Spilberg met lege handen te laten.
4.6.
EMO heeft aangevoerd dat na ontvangst van de modelovereenkomst partijen moeizaam hebben onderhandeld, ook telefonisch, maar dat dit ontaardde in eindeloze herhalingen van argumenten over en weer. Zij heeft hiermee willen betogen dat de finale standpunten van partijen op enig moment duidelijk waren en dat (in de woorden van EMO) partijen het dus niet eens gingen worden over dit essentiële punt (het overnamebeding) van de beoogde overeenkomst. EMO verliest echter uit het oog dat dit zich volgens haar eigen stellingen heeft afgespeeld in de periode 9 februari 2017 - 21 februari 2017, dat wil zeggen voor de hierboven geciteerde e-mail van [naam 4] van 24 februari 2017 waarin [naam 4] schrijft dat het hem nog niet is gelukt in overleg te treden met de relevante collega’s en waarin hij zegt Spilberg op de hoogte te houden. Spilberg mocht op basis daarvan veronderstellen dat zij nog in de gelegenheid zou zijn slotoverleg te voeren en de overeenkomst, met of zonder overnamebeding, aan te gaan. Zij behoefde op dat moment niet te verwachten dat EMO haar zonder nader overleg met lege handen naar huis zou sturen om zelf rechtstreeks met [naam 3] te contracteren.
4.7.
Dit betekent dat het door EMO in de eindfase van de onderhandelingen afbreken van het onderhandelingsproces en het aansluitend rechtstreeks contracteren met [naam 3] als onrechtmatig ten opzichte van Spilberg moet worden aangemerkt.
4.8.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord wat de schade van Spilberg is die voor vergoeding in aanmerking komt. Spilberg heeft zich op het standpunt gesteld dat haar schade gelijk is aan de misgelopen marge over de (initiële) detacheringstermijn van zes maanden ten bedrage van € 17.617,60 inclusief btw is. Dit bedrag zou Spilberg hebben overgehouden wanneer de overeenkomst met EMO wel tot stand was gekomen. Spilberg gaat er bij de berekening van haar schade van uit dat [naam 3] voor tenminste zes maanden voor EMO werkzaam zou zijn. Op het moment dat zou zijn gecontracteerd was dat echter niet zeker, want partijen waren het immers eens over een opzegtermijn van één dag voor de eerste maand en een opzegtermijn van een maand voor de daaropvolgende maanden. Gelet hierop was het voor EMO dus mogelijk om de inzet van [naam 3] voor het einde van de zes maanden termijn te beëindigen. Daar staat echter tegenover dat in dat geval Spilberg [naam 3] mogelijk bij een andere opdrachtgever voor een zelfde tarief had kunnen onderbrengen.
4.9.
De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding de door Spilberg becijferde schade anders te benaderen of de vergoeding daarvan te matigen. Hierbij speelt mee dat van de kant van EMO niet is gesteld, en evenmin is gebleken, dat EMO de inzet van [naam 3] voortijdig heeft beëindigd. Wel is het zo dat de in het door Spilberg gevorderde bedrag van
€ 17.617,60 begrepen btw geen schade oplevert nu Spilberg btw zal kunnen verrekenen. Aldus komt € 14.560,- voor vergoeding in aanmerking.
4.10.
De door Spilberg gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar nu over schadevergoeding geen handelsrente is verschuldigd. In plaats daarvan zal de gewone wettelijke rente (van artikel 6:119 BW) worden toegewezen en wel vanaf de dag van dagvaarding. Spilberg heeft onvoldoende toegelicht waarom EMO per een eerdere datum in verzuim zou zijn geraakt.
4.11.
EMO zal als in belangrijke mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld zoals hierna bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt EMO om aan Spilberg tegen kwijting te betalen € 14.560,-, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2018 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt EMO in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van Spilberg vastgesteld op € 1.037,44 aan verschotten (dagvaardingskosten en griffierecht) en € 720,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688