ECLI:NL:RBROT:2019:3768

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
C/10/559225 / HA ZA 18-925
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen P. Hoenderop B.V. en een Noorse rechtspersoon

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam in een bevoegdheidsincident uitspraak gedaan in de zaak tussen P. Hoenderop B.V. en een rechtspersoon naar Noors recht. De eiseres, P. Hoenderop B.V., gevestigd te Ridderkerk, vorderde dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van de vordering van de gedaagde, die gevestigd is in Noorwegen. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M. Sinke, voerde aan dat de rechtbank bevoegd was op basis van het EVEX 2007-verdrag, dat bepaalt dat de verweerder in zijn eigen lidstaat moet worden opgeroepen. Hoenderop stelde dat de rechter in Noorwegen bevoegd was, omdat de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, daar uitgevoerd moest worden.

De rechtbank oordeelde dat het centrale punt in de hoofdzaak de vraag betreft of er sprake was van een distributierelatie of enkel koopovereenkomsten. De rechtbank besloot om deze vraag onbehandeld te laten in het bevoegdheidsincident, omdat dit vooruit zou lopen op de beoordeling van de hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat de incidentele vordering van de gedaagde moest worden afgewezen, en hield de beslissing over de proceskosten aan tot de hoofdzaak. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 19 juni 2019 voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/559225 / HA ZA 18-925
Vonnis in incident van 8 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P. HOENDEROP B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.F. Bienfait te Capelle aan den IJssel,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Noorwegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] , Noorwegen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.M. Sinke te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hoenderop en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juli 2018 van Hoenderop;
  • de akte overleggen producties tevens houdende vermindering van eis van Hoenderop;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van [gedaagde] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Hoenderop.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vordering van Hoenderop, met veroordeling van Hoenderop in de proceskosten in zowel dit incident als in de hoofdzaak bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
2.2.
Hoenderop concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten in het geding, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[eiseres] legt - kort samengevat - het volgende aan haar incidentele vordering ten grondslag. Volgens de hoofdregel van het toepasselijke Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 (verder: EVEX 2007) dient de verweerder te worden opgeroepen in zijn eigen lidstaat. Op grond van deze bepaling is de rechter in Noorwegen bevoegd om over de hoofdzaak te beslissen.
Ook op grond van artikel 5(1)(a) EVEX 2007 is de rechter in Noorwegen volgens [eiseres] bevoegd, nu dit het gerecht is van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is de koop en verkoop van roerende zaken zoals bedoeld in artikel 5(1)(b) eerste streepje EVEX 2007, nu de plaats waar deze moet worden uitgevoerd Kristiansand in Noorwegen is, zoals op de orderbevestiging is vermeld. Er is volgens [eiseres] geen sprake van een distributieovereenkomst, nu de relatie tussen [eiseres] en Hoenderop werd gekenmerkt door losse orders.
3.2.
Hoenderop heeft daartegenover aangevoerd dat de rechtbank dient uit te gaan van de door eiseres gestelde grondslag. Subsidiair heeft Hoenderop aangevoerd dat sprake is van een distributieovereenkomst tussen partijen die in Nederland dient te worden uitgevoerd, ten gevolge waarvan de Nederlandse rechter op grond van artikel 5(1)(b) tweede streepje EVEX 2007 bevoegd is.
3.3.
Noorwegen is, evenals Nederland, partij bij het EVEX 2007, dat voor Nederland en Noorwegen in werking is getreden op 1 januari 2010. Dit verdrag is materieel, formeel en temporeel van toepassing, nu sprake is van een burgerlijke zaak of handelszaak (artikel 1 EVEX 2007), [eiseres] gevestigd is in Noorwegen (zie artikelen 2, 3 en 60 lid 1 EVEX 2007) en de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt na 1 januari 2010 (artikel 63 lid 1 EVEX 2007).
3.4.
Volgens artikel 2(1) EVEX 2007 worden degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door de EVEX 2007 gebonden staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die staat. Afwijking van deze hoofdregel is slechts mogelijk overeenkomstig de in afdelingen 2 tot en met 7 van titel II EVEX 2007 gegeven regels.
3.5.
Artikel 5 EVEX 2007 bepaalt, voor zover hier van belang:

Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat, kan in een andere door dit verdrag gebonden staat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1 a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
— voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een door dit verdrag gebonden staat waar de zaken volgens de overeenkomst werden geleverd of hadden moeten worden geleverd;
— voor de verstrekking van diensten, de plaats in een door dit verdrag gebonden staat waar de diensten volgens de overeenkomst werden verstrekt of hadden moeten worden verstrekt;
c) punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is;
3.6.
Uit de voor de uitleg van het EVEX 2007 van belang zijnde rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de oorspronkelijke EEX-Verordening, de Herschikte EEX-verordening en het aan de oorspronkelijke EEX-Verordening ten grondslag liggende EEX-Verdrag volgt dat de aangezochte rechter bij de beoordeling van zijn internationale bevoegdheid niet beperkt is tot de stellingen in de dagvaarding. Uit de dagvaarding en de akte overleggen producties tevens houdende vermindering van eis van Hoenderop en uit de incidentele conclusies blijkt dat het centrale punt in de hoofdzaak de vraag betreft of sprake is geweest van een distributierelatie dan wel uitsluitend een serie achtereenvolgens gesloten koopovereenkomsten. Zou de rechtbank dit punt reeds in het onderhavige bevoegdheidsincident behandelen, dan wordt daarmee in verregaande mate vooruit gelopen op de beoordeling van het geschil in de hoofdzaak. In dat gegeven ziet de rechtbank voldoende aanleiding om deze vraag onbehandeld te laten en op dit punt uit te gaan van de stellingen van Hoenderop in de dagvaarding (zie ook: rechtbank Rotterdam, 15 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7498 r.o. 6.6).
3.7.
In haar dagvaarding voert Hoenderop aan dat er sprake is van een distributieovereenkomst tussen partijen en dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst omdat zij deze overeenkomst plotseling heeft opgezegd zonder een opzegtermijn in acht te nemen en geen regeling te treffen. Hieruit volgt dat dienstverlening de grondslag van haar vordering is.
3.8.
Blijkens de dagvaarding is de plaats waar de diensten werden verstrekt of hadden moeten worden verstrekt, Ridderkerk, nu Hoenderop haar diensten in en vanuit Ridderkerk verrichtte.
3.9.
Nu artikel 5(1)(b) tweede streepje EVEX 2007 van toepassing is, is er een uitzondering van toepassing op de hoofdregel uit artikel 2(1) EVEX 2007. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
3.10.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 juni 2019voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019.
3178/2066/1729