ECLI:NL:RBROT:2019:3957
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering op basis van onvoldoende goede trouw en onduidelijkheid over schulden
Op 27 maart 2019 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 30 april 2019 is verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J. Biesheuvel, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een schuldenlast heeft van € 505.204,61, die volgens een latere brief van zijn advocaat is gestegen naar € 666.096,42. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoeker te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest, omdat hij zijn schuld aan de Rabobank lange tijd onbetaald heeft gelaten en pas in maart 2018 is begonnen met afbetalen. Bovendien heeft verzoeker onvoldoende inzicht gegeven in de schuld aan zijn voormalige onderneming, wat het moeilijk maakt om te beoordelen of deze schuld te goeder trouw is ontstaan. De rechtbank wijst het verzoek tot schuldsanering af, omdat verzoeker niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich zal inspannen om zijn schulden af te lossen en hij zijn schuldeisers opzettelijk benadeelt door een laag salaris te ontvangen en privé gebruik te maken van een leaseauto. De rechtbank benadrukt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van het verzoek zouden rechtvaardigen.