ECLI:NL:RBROT:2019:4151
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- H.I. Kernkamp-Maathuis
- E. van Alebeek-Baars
- Rechtspraak.nl
Huisverbod opgelegd aan verzoeker wegens ernstig en onmiddellijk gevaar voor achterblijvers
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 25 maart 2019 een huisverbod opgelegd aan de verzoeker voor de duur van tien dagen, omdat zijn aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de achterblijvers, waaronder zijn partner en hun minderjarige kind. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 29 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die het vermoeden van gevaar onderbouwden. De verzoeker had zijn partner bedreigd en was onder invloed van alcohol tijdens een ruzie. De rechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod had kunnen opleggen en dat de belangen van de achterblijvers bij een veilige thuissituatie zwaarder wogen dan de belangen van de verzoeker om toegang te krijgen tot zijn persoonlijke spullen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat er geen aanleiding was om het huisverbod op te heffen, ook al was de partner van de verzoeker tijdelijk bij haar ouders in Eindhoven gaan wonen. De verzoeker had nog geen reële aanvang gemaakt met de hulpverlening, wat ook een reden was om het huisverbod te handhaven. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid van de achterblijvers en de noodzaak van hulpverlening voor de verzoeker.